Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Adriaan van der Willigen: verschil tussen versies

(2 tussenliggende versies door een andere gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
 
<foto><beeldonline>e99227c2-0e30-4e5f-a0ce-7138b02b066a</beeldonline></foto>De zeer vermogende '''Adriaan van der Willigen''' (Rotterdam 1766 – Haarlem 1841) kwam in 1792 naar Tilburg. Hij sloot er vriendschap met radicale patriotten als [[Pieter Vreede]] en Cornelis den Tex. Hij werd lid van het Corpus. Toen de Fransen in 1794 in Tilburg kwamen, werd hij aangesteld als adjunct-secretaris, en in 1795 werd hij tot drossaard gekozen. Hij schreef het boekje School-feest gevierd te Tilburg, den 17. January 1796, het tweede jaar der Bataafsche Vryheid, en ter gelegenheid van de aanvaarding van de Staatsregeling van 1798, Volks-feest gevierd te Tilburg, den XIX. Mei MDCCXCVIII het vierde Jaar der Bataafsche Vryheid. In zijn Tilburgse tijd schreef hij de toneelstukken Selico (1794), Claudine (1797) en De Recommandatie-brieven (1800). Na de invoering van de nieuwe Staatsregeling (1801) verliet hij in 1802 het politieke toneel. Vanaf toen kon hij het zich veroorloven zich geheel te wijden aan zijn grote liefdes reizen, kunst, wetenschap en het ‘genootschapsleven’. In 1802 vertrok hij naar Parijs en vervolgens reisde hij door Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. In 1805 keerde hij terug in Nederland (Haarlem) en schreef er vier reisboeken. Van der Willigen was bestuurslid van diverse genootschappen, zoals het Teyler’s Tweede Genootschap en het ‘dichtlievende’ genootschap Democriet in Haarlem. Hij schreef talloze gedichten, toneelstukken en met R. van Eijnden het vierdelige standaardwerk Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst, sedert de helft der XVIII eeuw (1816-1840).
 
<foto><beeldonline>e99227c2-0e30-4e5f-a0ce-7138b02b066a</beeldonline></foto>De zeer vermogende '''Adriaan van der Willigen''' (Rotterdam 1766 – Haarlem 1841) kwam in 1792 naar Tilburg. Hij sloot er vriendschap met radicale patriotten als [[Pieter Vreede]] en Cornelis den Tex. Hij werd lid van het Corpus. Toen de Fransen in 1794 in Tilburg kwamen, werd hij aangesteld als adjunct-secretaris, en in 1795 werd hij tot drossaard gekozen. Hij schreef het boekje School-feest gevierd te Tilburg, den 17. January 1796, het tweede jaar der Bataafsche Vryheid, en ter gelegenheid van de aanvaarding van de Staatsregeling van 1798, Volks-feest gevierd te Tilburg, den XIX. Mei MDCCXCVIII het vierde Jaar der Bataafsche Vryheid. In zijn Tilburgse tijd schreef hij de toneelstukken Selico (1794), Claudine (1797) en De Recommandatie-brieven (1800). Na de invoering van de nieuwe Staatsregeling (1801) verliet hij in 1802 het politieke toneel. Vanaf toen kon hij het zich veroorloven zich geheel te wijden aan zijn grote liefdes reizen, kunst, wetenschap en het ‘genootschapsleven’. In 1802 vertrok hij naar Parijs en vervolgens reisde hij door Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. In 1805 keerde hij terug in Nederland (Haarlem) en schreef er vier reisboeken. Van der Willigen was bestuurslid van diverse genootschappen, zoals het Teyler’s Tweede Genootschap en het ‘dichtlievende’ genootschap Democriet in Haarlem. Hij schreef talloze gedichten, toneelstukken en met R. van Eijnden het vierdelige standaardwerk Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst, sedert de helft der XVIII eeuw (1816-1840).
  
 +
[[Categorie:Personen_Tilburg]]
 
[[Categorie:Tilburgs_Lexicon]]
 
[[Categorie:Tilburgs_Lexicon]]

Versie van 19 feb 2021 om 15:31

De zeer vermogende Adriaan van der Willigen (Rotterdam 1766 – Haarlem 1841) kwam in 1792 naar Tilburg. Hij sloot er vriendschap met radicale patriotten als Pieter Vreede en Cornelis den Tex. Hij werd lid van het Corpus. Toen de Fransen in 1794 in Tilburg kwamen, werd hij aangesteld als adjunct-secretaris, en in 1795 werd hij tot drossaard gekozen. Hij schreef het boekje School-feest gevierd te Tilburg, den 17. January 1796, het tweede jaar der Bataafsche Vryheid, en ter gelegenheid van de aanvaarding van de Staatsregeling van 1798, Volks-feest gevierd te Tilburg, den XIX. Mei MDCCXCVIII het vierde Jaar der Bataafsche Vryheid. In zijn Tilburgse tijd schreef hij de toneelstukken Selico (1794), Claudine (1797) en De Recommandatie-brieven (1800). Na de invoering van de nieuwe Staatsregeling (1801) verliet hij in 1802 het politieke toneel. Vanaf toen kon hij het zich veroorloven zich geheel te wijden aan zijn grote liefdes reizen, kunst, wetenschap en het ‘genootschapsleven’. In 1802 vertrok hij naar Parijs en vervolgens reisde hij door Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. In 1805 keerde hij terug in Nederland (Haarlem) en schreef er vier reisboeken. Van der Willigen was bestuurslid van diverse genootschappen, zoals het Teyler’s Tweede Genootschap en het ‘dichtlievende’ genootschap Democriet in Haarlem. Hij schreef talloze gedichten, toneelstukken en met R. van Eijnden het vierdelige standaardwerk Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst, sedert de helft der XVIII eeuw (1816-1840).