Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

50 De Slijkhoef

De Slijkhoef
Odenhout kaart 50 Slijkhoef.jpg
Vroegste vermelding 1340
Vroegst bekende eigenaar Gerit Coptiten

\ Vroegst bekende pachter = Joost Jan van de Pasch (1691)


Slijkhoef kadaster 1843
Slijkhoef Kadaster 1843.jpg
Rechts de Gijzelsestraat en links de Capucijnenstraat
50 De Slijkhoef
47.12 luchtfoto biezenmortelsestraat 14.jpg
Luchtfoto van de Slijkhoef.
50 De Slijkhoef
48.3 Slijkhoef.jpg
Boerderij de Slijkhoef, geflankeerd door het schop en een schuur. Op de foto is ook duidelijk te zien waar de naam zijn oorsprong vindt.
50 De Slijkhoef
48.6 van den bersselaar.jpg
De familie van den Bersselaar-de Jong was één van de huurders van de Slijkhoef. Achterste rij vlnr:Luus, Jan, Toon, Kees en Ties. In het midden vlnr: Harrie, vader Willem, Ria, moeder Jana en Annie. Op de voorgrond Jos en Corrie.
50 De Slijkhoef
48.5 familie huijben biezenmortelsestraat 20.jpg
De familie Huijben kwam in 1953 op de Slijkhoef wonen. In het midden Jan en Lien Huijben-Poppelaars. Linksonder en vervolgens met de klok mee: Tiny, Toos, Jan, Nelly, Jos, Diena, Piet, Annie en Louis.
50 De Slijkhoef
48.10 Slijkhoef.jpg
De Slijkhoef. Het is nog zichtbaar waar vroeger het bakhuis was aangebouwd.

Beschrijving van de hoeve


De geschiedenis van deze hoeve laat zich moeilijk reconstrueren. Pas in de 17de eeuw is een deel (waarschijnlijk de helft) van deze hoeve terug te vinden als de hoeve van het convent van Sint-Gertrudis in 's-Hertogenbosch. Voor die tijd is het niet helemaal zeker wie de eigenaren waren.

Op basis van de vermelding van de buren van de naastgelegen hoeven komt er zicht op de ligging en omvang van de hoeve. Er zijn een paar aanwijzingen wie de eigenaren van deze hoeve zijn geweest. In belending van de hoeve van Roelof Godschalk Roesmont in 1403 aan de Groenstraat (nu Biezenmortelsestraat) staan als buren genoemd: Jan Danijel van Vladeracken en Gerit Berwouts. Deze twee namen staan bij elkaar in het cijnsregister van 1380. Daar zijn het Elisabeth, de weduwe van Gerard Berwout, en Johannes, de zoon van Danielis, die beiden de helft van een cijns betalen die daarvoor door Elisabeth dochter van Gerard Coptiten werd betaald. Johannes Daniel van Vladeracken is getrouwd met Christina, dochter van Gerard Coptiten. Gerard Berwout is de zoon van Mechtildis Gerard Coptiten.

Elisabeth Gerard Coptiten betaalde vijf cijnsposten met in totaal acht oude schellingen, twee nieuwe schellingen en twee nieuwe penningen. In het cijnsregister van 1340 staat dezelfde Elisabeth vermeld met dezelfde cijnsposten. Hieruit blijkt dat de hoeve niet als eenheid is begonnen. Blijkbaar is het een samengaan van verschillende aan elkaar gelegen percelen. De acht schellingen betekent dat de hele hoeve acht bunder besloeg. Volgens het cijnsregister van 1340 komt de helft daarvan voort uit bezit van Gerit Hughen, die vier oude schellingen betaalde voor vier bunder land. Gezien de familierelaties ligt het voor de hand dat Gerard Coptiten de hoeve voor zijn kinderen in eigendom bezat. Een akte van 25 april 1352 spreekt over wijlen Gerard Coptiten.

Of deze cijnsposten betrekking hebben op hetzelfde goed dat in 1691 hoeve van Sint-Gertrudis wordt genoemd is niet zeker. Er zijn wel meerdere bronnen die aantonen dat het in ieder geval om een hoeve in Udenhout gaat. Enkele akten uit het Bosch protocol ondersteunen de hiervoor beschreven gang van zaken. Uit deze akten blijkt dat de hiervoor genoemde Gerard Coptiten vijf kinderen had die allemaal delen van dit bezit kregen na zijn overlijden. In de bronnen is steeds sprake van twee keer een halve hoeve. Dat maakt het extra moeilijk de plaatsbepaling goed te krijgen. De erfgenamen verhandelen hun deel steeds waardoor er uiteindelijk in 1448 twee delen of helften overblijven.

In een akte van 9 april 1442 geven Gerit Jan Berwout en Ghijsbrecht Hendrick vanden Broeck als man van Katherijn Jan Berwout een huis, erf, schuur en landerijen in Udenhout in erfpacht aan Roelof Claes vander Schueren. Deze hoeve grenst aan Jan Martens Beerwout (Vorselaar) en Beel Maurissen aan beide zijden en strekt zich uit van die Udenhoutse straet tot aan Ruthger van Geldrop. In 1448 draagt Roelof van der Schueren deze hoeve over aan zijn zoon Jan.

In het cijnsregister van 1448, bijna 70 jaar na het vorige register aangelegd, betalen Johannes zoon van Roelof Nicolaas van der Schueren en Rutger, zoon van Rutger van Geldrop, ieder de cijns van vier oude schellingen en dertien nieuwe penningen. Dat is samen hetzelfde bedrag dat Elisabeth Gerard Coptiten in 1340 betaalde.

Het cijnsregister van 1522 noemt als cijnsbetalers kinderen van Joannes zoon van Wouter, de natuurlijke zoon van Wouter de Hezeacker, voor het deel van Joannes van der Schueren en Mechtildis de weduwe van Gerard de Geldrop voor Geertruid de weduwe van Rutger de Geldrop. De tweedeling van de hoeve is goed terug te zien in latere bronnen en op de plattegrond. Het was geen verdeling in twee stroken maar verschillende percelen die naast en door elkaar lagen binnen het gebied van de oude hoeve. De hoeven ten zuiden van de Biezenmortelsestraat hadden bijna zonder uitzondering ook percelen ten noorden van de straat. Dat waren vaak broekvelden of heivelden waarvan sommige op den duur ontgonnen werden om ze productiever te maken. Dat geldt ook voor deze hoeve van het convent van Sint-Gertrudis.

Wouter vanden Hezeacker belooft in 1542 een cijns te betalen uit de helft van een huis, schuur met landerijen dat ligt naast bezit van de kartuizers van Vught en aan de gruenstraet. Zijn schoonzoon Geraerdt Jan vanden Pasch, weduwnaar van Anna Wouter vanden Heesacker, draagt in 1597 een huis, schuur, schop, varkenskooi en landerijen inden biesmortel over aan zijn kinderen. Deze hoeve ligt naast bezit van de kartuizers van Vught (Vorselaar). De kinderen verkopen deze hoeve aansluitend door aan Wouter Wouter Peter van Beurden. Wouter van Beurden verkoopt het op zijn beurt dezelfde dag door aan het convent van Sint-Gertrudis in 's-Hertogenbosch. Overigens zijn dan al delen van deze hoeve in bezit van het klooster. Dat is af te lezen aan de eigenaren van de aangrenzende percelen in deze akte. Waarschijnlijk heeft de familie van Geldrop ook hun bezit of een deel daarvan verkocht of geschonken aan het Sint-Gertrudisklooster.


Het St.-Gertrudisklooster


Het convent van Sint-Gertrudis in ’s-Hertogenbosch was een vrouwenklooster dat omstreeks 1449 is opgericht in Den Bosch. Enkele jaren later, in 1453 telde het klooster al dertig religieuzen. De oprichters waren Peter de Gorter, Alijt Troijaerts en Tielman de Gorter. Bij die stichting werden ook goederen aan het klooster geschonken om de inkomsten veilig te stellen. Gezien de vermeldingen in het cijnsregister van de hertog is het niet waarschijnlijk dat de hoeve in Udenhout daar toen al deel van uitmaakte. Het laat zich aanzien dat die hoeve pas in de loop van de 16de eeuw in bezit is gekomen van het Sint-Gertrudis klooster. Dit klooster stond in het centrum van Den Bosch tussen de Orthenstraat en de huidige Pastoor de Kroonstraat. Bij het klooster hoorde een kapel, een simpel zaalkerkje met nonnengalerij. In de kapel werd een beeldje van O.L. Vrouw van Sint-Geertrui vereerd. Het beeldje, dat rond 1500 is vervaardigd, bevindt zich thans in het depot van de Bouwloods van de Sint-Jan. Het beeldje werd vereerd vanwege een aantal eraan toegeschreven wonderen. Het beeldje wilde niet branden toen het tot drie keer toe in het vuur was gegooid. Daarna hoorde een zuster gedurende drie achtereenvolgende nachten stemmen in haar cel die op wonderbaarlijke wijze was verlicht. Het Mariabeeldje zou ook voorkomen hebben dat een zuster stierf aan de pest.

Omstreeks 1629, na de verovering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik zijn de meeste geestelijke goederen in handen gekomen van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Zij gaan die bezittingen dan verpachten. In 1691 wordt de hoeve verpacht aan Joost Jan van de Pasch. Het is zijn zwager Peter Jan Verhoeven die in 1704 de pachter is. Hun vrouwen waren dochters van Joannes Adriaen Jan Marten van den Abeelen die de hoeve ernaast in eigendom had. In 1711 is Adriaen Peter Verhoeven de pachter. Hij betaalt een pachtsom van 195 gulden en vier stuivers.


Verkoop van de hoeve


Op enig moment besluit de Republiek om de hoeven van de hand te doen. Dat gebeurt op verschillende tijdstippen. In 1711 verkoopt de Republiek drie hoeven in Udenhout aan Maria Minten. Zij betaalt daarvoor een erfpacht van 136 gulden per jaar. Op dat moment is Adriaen Peter Verhoeven de pachter van deze hoeve. Na het overlijden Maria Minten komt de hoeve in 1721 in handen van Arnold de Vien die er 1750 gulden voor betaalt. Arnoldus de Vien maakt in 1748 in Den Bosch zijn testament. Hij was ook eigenaar van de Kleine Strijdhoef, Schoorstraat 2. Het testament wordt op 6 oktober 1749, na zijn dood, geopend op verzoek van Jacoba van Heeswijk, huisvrouw van Johannes van Keulen. Ze is waarschijnlijk zijn nicht. Zij overlijdt kinderloos op 11 september 1762 in Den Bosch. Haar weduwnaar doet in oktober 1762 aangifte voor de collaterale successie, de belasting op nalatenschappen buiten de rechte lijn. Ze blijkt dan eigenaar van twee boerderijen in Udenhout, de Uijlenborch en de Slijkhoef in Biezenmortel, en voorts van het Giersbergs Broek. De Slijkhoef wordt omschreven als een huijs, schuur, schop, bakhuijs, varkenskooij en aangelegen erve. Het geheel wordt getaxeerd op 800 gulden. Percelen die erbij horen hebben namen als de Steegacker, Winkelacker, Slekakker en den Blauwbeemt. De boerderij vererft later aan Anna Catharina van Keulen, dochter van genoemde Johannes van Keulen en zijn tweede echtgenote Anna Dorothea Lambermont. Zij trouwt met Hendricus Josephus Kleinefeldt uit Ravenstein. Kleinefeldt was schout van Ravenstein in de Franse periode. Hij woonde daar in een groot herenhuis aan de Marktstraat 15. Koning Lodewijk Napoleon overnachtte daar in 1809 toen hij Ravenstein bezocht. In 1823 verkopen de weduwe Klijnefeld en hun kinderen in een openbare veiling hun goederen in Udenhout. Ook dan verwijzen de toponiemen weer naar de gesteldheid van de bodem: de eerste en de tweede Slijkscheweide en het Slijkakkerke. Cornelis Nicolaas van de Pas uit Biezenmortel weet de Slijkhoef voor ƒ6.490 te verwerven. Cornelis van de Pas had in Biezenmortel meerdere boerderijen in eigendom. De Slijkhoeve werd door hem verhuurd. Van 1846 tot 1854 werd die gehuurd door Peter van den Boer en zijn vrouw Maria Bergmans. Hun zoon Jan zal later bekendheid krijgen als frater Andreas. De boerderij blijft enkele generaties in bezit van de familie Van de Pas, via zoon Nicolaas komt de boerderij in handen van Petrus van de Pas, landbouwer te Berkel. In die tijd wordt de boerderij verhuurd aan Wouter Brekelmans. Latere huurders zijn de families Van de Ven en Van den Bersselaar.

Helena Maria, de dochter van Petrus van de Pas en Francijna Bertens, trouwt met Embert Veroude. Hun dochter Francisca trouwt met Petrus Rombouts uit Den Hout. Zij overlijdt in 1973. Dochter Helena Rombouts, gehuwd met Adrianus Janssen, zal de boerderij hebben geërfd en verkoopt die omstreeks 1973 aan pachter Piet Huijben. De boerderij is dan precies 150 jaar in bezit van de familie Van de Pas geweest.


Een straatnaam herinnert aan de oude hoeve


Op dit moment wordt de woning op de locatie van de oude Slijkhoef bewoond door mevrouw C. Huijben – Vermulst. De oude boerderij was van het Kempische langgeveltype uit de 18e eeuw. De boerderij had een rieten wolfsdak met overstek. Op de korte zijgevel aan de zuidkant is op een oude foto de contour te zien van voorheen aangebouwd bakhuis. De boerderij werd oorspronkelijk geflankeerd door een grote Vlaamse schuur aan de oostkant en een schop aan de westkant. Omstreeks 1984 werd de oude hoeve gesloopt en vervangen door de huidige woning. De landerijen van de Slijkhoeve zijn in gebruik als boomkwekerij die geëxploiteerd wordt door schoonzoon Peter Verhulst. De oude hoeve de Slijkhoef leeft tegenwoordig nog voort in een straatnaam in Biezenmortel.


Huidige bewoning


Op het grondgebied van de oude hoeve vinden we de woning Biezenmortelsestraat 20.


Bronvermeldingen


Brabants Historisch Informatie Centrum, Ontvangers der belastingen en rentmeesters, inv.nr. 185 f. 3v (1711).
Brabants Historisch Informatie Centrum, toegang 315 Santvoort, 1629-1803, inv.nr. 3 f. 567, 569, 570 brief dd 20 augustus 1715.
Nationaal Archief, Archief Raad van State, inv.nr. 2167 I (1704); inv.nr. 2465 f. 13 (1691).
Regionaal Archief Tilburg, archiefnummer 847, Schepenbank en eninge van Oisterwijk, 1418-1811, inv.nr. 246 f. 42v (1542); inv.nr. 292 f. 15-15v en 15v-16 (1597); inv.nr. 468 f. 90-92v (1711); inv.nr. 469 f. 267-267v (1721); inv.nr. 459 f. 37v (1762).
Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Archief van de schepenbank van 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1176 f. 130 (1379); inv.nr. 1177 f. 124v (1384); inv.nr. 1179 f. 261, f. 296 en f. 356 (1390); inv.nr. 1180 f. 669 (1397); inv.nr. 1183 f. 172 (1403); inv.nr. 1202 f. 48v (1442); inv.nr. 1218 f. 249 (1448).
Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Notarissen met standplaats 's-Hertogenbosch, (1517) 1538-1935, inv.nr. 3091 f. 410 (1749); inv.nr. 3708 (1823).
Bavel, H., Kappelhof, A.C.M., Velden, G.M., van der, en Verbeek, G., (2001). De kroniek van het St.- Geertruiklooster te ’s-Hertogenbosch. Stadsarchief ‘s-Hertogenbosch/Abdij van Berne Heeswijk. Geraadpleegd op 28-03-2017 via www.erfgoedshertogenbosch.nl/uploads/media/580f2161acfb9/kroniek.pdf.
Bossche Encyclopedie, Vrouwenconvent Sint Geertrui (1449-1629), Geraadpleegd via: www.bossche-encyclopedie.nl/Overig/Kloosters/Sint%20Geertrui.htm (Geraadpleegd op 28-03- 2017).
- Toelichting cijnsregister.