Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

45 Het Convent van Orthen

Het Convent van Orthen
Odenhout kaart 45 Orthen.jpg
Vroegste vermelding 1486
Vroegst bekende eigenaar Jan van Gorcum


Beschrijving van de hoeve


Deze hoeve lag aan de zuidzijde van de Groenstraat naast het goed van Goijaert Hoijer. De boerderij lag in een smalle strook land tussen de hoeve van Goijaert Hoijer en bezit van de zusters van Oisterwijk. Deze hoeve bestond uit meerdere percelen die niet allemaal bij en aan elkaar lagen.

In 1486 wordt Jan van Gorcum genoemd als buurman van den Langhenacker in de Mortel. Dat perceel hoorde bij zijn hoeve aan de Groenstraat. In 1520 belooft Andries, zoon van wijlen Jan van Gorcum, een erfpacht uit eenderde deel van een huis met toebehoren groot 3,5 mudzaad (circa 7 bunder) in Udenhout. In 1521 doet hij dat nogmaals maar nu alleen uit het huis met erf in de Groenstraat van tien lopense land. In 1527 beloven drie zonen van wijlen Jan van Gorcum genaamd Cornelis, Andries en Peter een pacht uit een stede waar Jan hun vader en Agnes hun moeder op woonden optie gruenstraet. Een akte uit 1540 vertelt wat meer over de gebouwen. In die akte belooft Peter Jan van Gorcum een erfpacht uit eenderde deel van een huis, hof, schuur, schaapskooi en een-derde deel van de akkers, weiden en beemden die daar bij horen.

Zes jaar later verkoopt Andries Jan van Gorcum zijn eenderde deel in die hoeve aan Jan de zoon van wijlen Claes Molengraefs. Tegelijkertijd verkoopt Peter van Gorcum zijn eenderde deel aan Claes de zoon van wijlen Jan die Jeger. Twee jaar daarna verkoopt Jan Claes Molegraefs een erfcijns aan Andries Jan van Gorcum uit eenderde deel van een stede die vijf mudzaad groot is optie gruenstraat. Uit de omschrijving blijkt dat het om dezelfde hoeve gaat die in 1520 nog 3,5 mudzaad besloeg.

Adriaen, de zoon van Jan Claes van Boextel en Marij Cornelis van Gorcum, en de overige erfgenamen van Cornelis Jan van Gorcum verkopen een huis en landerijen aan de Groenstraat aan Jan Claes Aben in 1581. Dat zijn de bezittingen die Elisabeth Cornelis Jan van Gorcum heeft nagelaten na haar overlijden. Deze Cornelis Jan van Gorcum bezat het resterende eenderde deel, dat hiervoor niet in de bronnen voorkwam, behalve in 1527 toen de drie broers gezamenlijk een pacht verkochten. Aansluitend verkoopt Jan Claes Aben drie percelen uit deze koop afzonderlijk aan de genoemde Adriaen, Jan Jan van Zon en Jan Peter van Riel, zwagers en getrouwd met dochters van Cornelis van Gorcum. Jan Claes Aben houdt het huis met de schuur en negen lopense land in bezit en nog een heiveld genaamd ‘t Busken.

In 1590 delen Jan Claes van Boxtel en Jan Adriaen Brekelmans, man van Peterken Claes van Boxtel, het bezit van hun overleden (schoon)vader. Deze goederen bevatten enkele percelen in de Mortel en een huis aan de Groenstraat, in de richting van de Kreitenmolenstraat. Of dit het deel is dat Andries van Gorcum in 1546 had verkocht is niet duidelijk.

Judoca, de dochter van Nicolaas Jan de Jegher en Adriana Cornelis Jan van Gorcum, trouwt met Joannes Claes Aben. Hun dochter Nicolasina verkoopt in 1649 dat verenigde bezit aan Cornelis Jan Adriaen Brekelmans. In 1650 oefent Jan Peter Denis Adriaens zijn recht van naderschap uit en neemt de hoeve over van Cornelis Brekelmans. Zijn moeder heet Maria Peter Cornelis van Gorchom en is waarschijnlijk dochter van Peter Cornelis van Gorchum die in 1546 zijn eenderde deel verkoopt aan Claes Jan die Jeger. Daarna komt de hoeve in handen van het convent van Orthen in 's-Hertogenbosch. Er is nog geen akte gevonden waar dat moment staat opgetekend.


Het klooster van Orthen


Aan het klooster van Orthen, dat al enkele eeuwen geleden verdwenen is, herinnert nu nog een doodlopend zijstraatje van de Hinthamerstraat: de Zusters van Orthenpoort. Eertijds stond hier de poort die toegang gaf tot het convent van de Zusters van Orthen, dat zijn ontstaan dankt aan ridder Johan van Orten, die zijn goederen bij testament van 1409 daartoe bestemd had. Met behulp daarvan hebben de “Broeders des gemeenen Levens" te Zwolle omstreeks 1424 dat klooster opgericht. Kort daarna vestigden zich de zusters in dit convent. De zusters van Orthen waren geen eigenlijke nonnen. Zij legden geen kloostergeloften af, maar beleefden een gemeenzaam leven naar de wijze van de “Broeders des gemeenen Levens” en naar de statuten van het Kapittel van Windesheim. De zusters van Orthen vonden hun bestaan in het weven van linnen. Het vrouwenconvent werd bevolkt door talrijke zusters en in het midden van de vijftiende eeuw zouden er wel 700 zusters aanwezig geweest zijn. De verenigde conventen besloegen een groot terrein, dat zich van de Hinthamerstraat uitstrekte tot de stadswal. Dit klooster werd - evenals alle andere kerkelijke goederen – in 1629 na de val van 's-Hertogenbosch door de Staat genaast. De zusters mochten in het klooster blijven wonen totdat zij uitgestorven waren.


In handen van de Republiek


De hoeve komt vervolgens in handen van de Republiek der Verenigde Nederlanden zoals met meer kloosterhoeven gebeurde. Uit die archieven is een pachter bekend. In 1691 pacht Wouter Matheus Joosten (van Iersel) deze hoeve. Hij verplicht zich om jaarlijks 25 heesters te planten. Hij betaalt een reeks cijnzen uit die hoeve die overeenkomt met de cijnzen die in de verkoopakte van 1649 staan opgesomd: twee stuivers twee oort aan domeinen van Brabant, 9,5 lopen rogge aan Jan Somers, een lopen rogge aan het altaar van St.-Lambertus in Oisterwijk, een gulden vijf stuivers aan de nonnen in het Groot Gasthuis in 's-Hertogenbosch en twee gulden twee stuivers aan de predikheren in 's-Hertogenbosch. In 1649 bedraagt de laatste cijns twee gulden vijf stuivers. De overeenkomst tussen beide lijsten met cijnzen maakt het zeker dat in beide gevallen om dezelfde hoeve gaat. In 1699 verzoekt Wouter Mateeus Joosten om reparaties uit te voeren aan zijn bakoven en varkenskooi en nog wat kleine dingen. Het jaar daarop zijn die reparaties daadwerkelijk uitgevoerd en krijgt hij de gemaakte kosten terug van de staat.

Johan Louis van Cattenburgh (1714-1787) verkoopt die de hoeve in 1760 aan Jan Jan Raijmakers. De hoeve bestaat dan uit een huis, schuur schop met bakhuis en 5 morgen land. Adriaen Peter Cruijsen is de pachter op dat moment. Jan Louis heeft de hoeve verkregen van zijn ouders Otto van Cattenburgh en Henriette Christine Godin.

Buurtschap 't Endeke


Groenstraat 94 is de eerste van drie boerderijen ten zuiden van de Groenstraat in het buurtschap ‘t Endeke.


Huidige bewoning


Op het grondgebied van de oude hoeve vinden we de woning Groenstraat 94.


Bronvermeldingen


Brabants Historisch Informatie Centrum, Ontvangers der belastingen en rentmeesters, inv.nr. 188 f. 4 (1711).
Nationaal Archief, Archief van de Raad van State, inv.nr. 1826, f 78-79 (1699) en 51-51v (1700); inv.nr. 2465 (1691).
Regionaal Archief Tilburg, archiefnummer 847, Schepenbank en eninge van Oisterwijk, 1418-1811, inv.nr. 192 f. 14 (1486); inv.nr. 224 f. 2 (1520); inv.nr. 225 f. 12 (1521); inv.nr. 231 f. 31 (1527); inv.nr. 244 f. 54 (1540); inv.nr. 250 f. 55v (1546); inv.nr. 252 f. 23v (1548); inv.nr. 282 f. 76v-78 (1581); inv.nr. 423 f. 196-198v (1760).
Bossche Encyclopedie, (z.j.) Vrouwenconvent Zusters van Orthen (1409 - circa 1670) Geraadpleegd via [1]
- Toelichting cijnsregister.