Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

04. Het oorlogsjaar 1941: verschil tussen versies

Regel 1: Regel 1:
 
In de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog was de Engelse luchtmacht nog niet sterk genoeg om het vliegveld van Gilze en Rijen zwaar aan te vallen. In plaats van grote bombardementen voerden de Engelsen zogenaamde Intruder-aanvallen uit op de vliegbasis. Dit hield in dat nachtjagers en lichte bommenwerpers 's nachts urenlang boven het vliegveld cirkelden en in de aanval gingen zodra Duitse vliegtuigen opstegen of landden. Hoewel de materiële schade van deze aanvallen niet groot was, bezorgden ze de Duitsers veel hinder en gaven ze de bezette bevolking moed.
 
In de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog was de Engelse luchtmacht nog niet sterk genoeg om het vliegveld van Gilze en Rijen zwaar aan te vallen. In plaats van grote bombardementen voerden de Engelsen zogenaamde Intruder-aanvallen uit op de vliegbasis. Dit hield in dat nachtjagers en lichte bommenwerpers 's nachts urenlang boven het vliegveld cirkelden en in de aanval gingen zodra Duitse vliegtuigen opstegen of landden. Hoewel de materiële schade van deze aanvallen niet groot was, bezorgden ze de Duitsers veel hinder en gaven ze de bezette bevolking moed.
[[afbeelding:03444_Spoorlijn_Prinsenbosch-Vliegveld_6-1942.jpeg|400px|thumb|left|De spoorlijn tussen Prinsenbosch en de vliegbasis]]In het voorjaar van 1941 begonnen de Duitsers in de bossen ten zuidwesten van Gilze met de bouw van een onderkomen voor piloten en ander personeel van de Luftwaffe, het villapark Langereit. Het bestond uit ongeveer zestig gebouwen in zogenaamde Duitse villa-boerderijstijl, die ogenschijnlijk willekeurig over het terrein waren verspreid. Vanuit de lucht zag het er uit als een boerengemeenschap. De geallieerden hebben het kamp dan ook niet gebombardeerd. De veiligheid kreeg alle aandacht. Met bakstenen muren van ruim zestig centimeter dik en kleine ramen, hoog in de muren en met luiken af te sluiten. Binnen onder de ramen werden speciale vensterbanken gemaakt waardoor het gemakkelijk was zandzakken voor de ramen te leggen. De plafonds waren van dik beton en alle buitendeuren van massief eikenhout. Zo waren de bewoners beschermd tegen scherfinslag en staafbrandbommen. Vanuit Gilze werden elektriciteit en waterleiding aangelegd. Voor de verbinding met de basis kwam er een telefoonlijn. Naast woon- en slaapgebouwen, kwamen er ook twee grote hoofdgebouwen, voorzien van moderne keukens en eetzalen en met film-, recreatie- en instructieruimtes. Ook legden de Duitsers een smalspoorverbinding met de vliegbasis aan. Het was de bedoeling  het smalspoor ook te gebruiken voor een verbinding tussen de haven in Dongen en de vliegbasis, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan.  Het smalspoor werd in 1944 afgebroken. Dit zeer omvangrijke bouwproject werd in de volksmond bekend onder de naam kamp Prinsenbosch. Ook na de oorlog bleef het complex in gebruik. Tot 1993 als een militair kamp, daarna nam het COA het in gebruik als asielzoekerscentrum.
+
[[afbeelding:03444_Spoorlijn_Prinsenbosch-Vliegveld_6-1942.jpeg|300px|thumb|left|De spoorlijn tussen Prinsenbosch en de vliegbasis]]In het voorjaar van 1941 begonnen de Duitsers in de bossen ten zuidwesten van Gilze met de bouw van een onderkomen voor piloten en ander personeel van de Luftwaffe, het villapark Langereit. Het bestond uit ongeveer zestig gebouwen in zogenaamde Duitse villa-boerderijstijl, die ogenschijnlijk willekeurig over het terrein waren verspreid. Vanuit de lucht zag het er uit als een boerengemeenschap. De geallieerden hebben het kamp dan ook niet gebombardeerd. De veiligheid kreeg alle aandacht. Met bakstenen muren van ruim zestig centimeter dik en kleine ramen, hoog in de muren en met luiken af te sluiten. Binnen onder de ramen werden speciale vensterbanken gemaakt waardoor het gemakkelijk was zandzakken voor de ramen te leggen. De plafonds waren van dik beton en alle buitendeuren van massief eikenhout. Zo waren de bewoners beschermd tegen scherfinslag en staafbrandbommen. Vanuit Gilze werden elektriciteit en waterleiding aangelegd. Voor de verbinding met de basis kwam er een telefoonlijn. Naast woon- en slaapgebouwen, kwamen er ook twee grote hoofdgebouwen, voorzien van moderne keukens en eetzalen en met film-, recreatie- en instructieruimtes. Ook legden de Duitsers een smalspoorverbinding met de vliegbasis aan. Het was de bedoeling  het smalspoor ook te gebruiken voor een verbinding tussen de haven in Dongen en de vliegbasis, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan.  Het smalspoor werd in 1944 afgebroken. Dit zeer omvangrijke bouwproject werd in de volksmond bekend onder de naam kamp Prinsenbosch. Ook na de oorlog bleef het complex in gebruik. Tot 1993 als een militair kamp, daarna nam het COA het in gebruik als asielzoekerscentrum.
  
 
[[afbeelding:Siedlung-Foto-1976.jpg|300px|thumb|right|Op deze foto uit 1976 waren nog enkele woningen in de Sietlon bewoond]] In de bossen in Rijen, tussen de spoorlijn en de Rijksweg, bouwden de Duitsers in 1941 een woonwijk die bekend stond als de Siedlung (in de volksmond “Sietlon”). In deze meer dan twintig huizen kwamen voornamelijk leden van het Duitse burgerpersoneel van het vliegveld en zogenaamde Luftwaffehelferinnen te wonen. Dit waren vrouwen, vaak vrijwilligsters, die de Duitse Luftwaffe (luchtmacht) in diverse functies inzette. Ze waren bijvoorbeeld actief bij de verkeers- en gevechtsleiding of dienden als verpleegster of secretaresse. Ook bedienden ze radars, afluisterapparatuur, zoeklichten en soms zelfs luchtdoelkanonnen. De Siedlung lag ter hoogte van de Kampstraat in de huidige wijk Grote Spie. De panden werden na de oorlog tot meerdere woningen verbouwd en deden nog vele jaren dienst om de woningnood te helpen lenigen. Er is nu nog maar één woning van over; alle andere werden eind jaren zeventig van de vorige eeuw gesloopt.
 
[[afbeelding:Siedlung-Foto-1976.jpg|300px|thumb|right|Op deze foto uit 1976 waren nog enkele woningen in de Sietlon bewoond]] In de bossen in Rijen, tussen de spoorlijn en de Rijksweg, bouwden de Duitsers in 1941 een woonwijk die bekend stond als de Siedlung (in de volksmond “Sietlon”). In deze meer dan twintig huizen kwamen voornamelijk leden van het Duitse burgerpersoneel van het vliegveld en zogenaamde Luftwaffehelferinnen te wonen. Dit waren vrouwen, vaak vrijwilligsters, die de Duitse Luftwaffe (luchtmacht) in diverse functies inzette. Ze waren bijvoorbeeld actief bij de verkeers- en gevechtsleiding of dienden als verpleegster of secretaresse. Ook bedienden ze radars, afluisterapparatuur, zoeklichten en soms zelfs luchtdoelkanonnen. De Siedlung lag ter hoogte van de Kampstraat in de huidige wijk Grote Spie. De panden werden na de oorlog tot meerdere woningen verbouwd en deden nog vele jaren dienst om de woningnood te helpen lenigen. Er is nu nog maar één woning van over; alle andere werden eind jaren zeventig van de vorige eeuw gesloopt.
 
Vlakbij de Siedlung, ter hoogte van Lederfabriek Noord-Brabant aan het begin van de huidige Julianastraat, trokken de Duitsers nog vier grote barakken op die ook als onderkomen dienden voor het personeel van het vliegveld.
 
Vlakbij de Siedlung, ter hoogte van Lederfabriek Noord-Brabant aan het begin van de huidige Julianastraat, trokken de Duitsers nog vier grote barakken op die ook als onderkomen dienden voor het personeel van het vliegveld.
  
[[afbeelding:Munitieopslag_bij_de_Vijf_Eikenweg.jpg|900px|thumb|right|Munitieopslag in de buurt van de Vijf Eikenweg]]Een vliegveld in oorlogstijd heeft munitie nodig. Zo ook de Fliegerhorst Gilze-Rijen. De Duitsers bewaarden niet alle munitie op het vliegveld zelf. Een groot gedeelte sloegen ze vanaf 1941 op in bospercelen aan weerszijden van de Vijf Eikenweg/Oosterhoutseweg in Rijen.  Deze munitieopslag lag ongeveer 300 meter voorbij de spoorwegovergang en was omringd door versterkte hekwerken en voorzien van zware bewaking. De opslag zelf gebeurde op eenvoudige glooiingen in het terrein.  
+
[[afbeelding:Munitieopslag_bij_de_Vijf_Eikenweg.jpg|300px|thumb|right|Munitieopslag in de buurt van de Vijf Eikenweg]]Een vliegveld in oorlogstijd heeft munitie nodig. Zo ook de Fliegerhorst Gilze-Rijen. De Duitsers bewaarden niet alle munitie op het vliegveld zelf. Een groot gedeelte sloegen ze vanaf 1941 op in bospercelen aan weerszijden van de Vijf Eikenweg/Oosterhoutseweg in Rijen.  Deze munitieopslag lag ongeveer 300 meter voorbij de spoorwegovergang en was omringd door versterkte hekwerken en voorzien van zware bewaking. De opslag zelf gebeurde op eenvoudige glooiingen in het terrein.  
  
 
De inwoners van de gemeente Gilze en Rijen kregen in het tweede oorlogsjaar steeds vaker te maken met gedwongen inkwartieringen van Duitse militairen en vorderingen van gebouwen. In Gilze werden de Villa Mol, de pastorie, het patronaatsgebouw en het woonhuis van Gebr. Hoevenaars aan het Plein gevorderd. De bewoners of eigenaren kregen vaak pas op het laatste moment via de burgemeester bericht dat zij het betreffende pand moesten ontruimen en verlaten. De gevorderde gebouwen werden gebruikt als kantoorruimte, om materiaal in op te slaan of militairen en burgerpersoneel in onder te brengen. Er verbleef een respectabel aantal van soms meer dan 3000 Duitsers binnen de gemeente.
 
De inwoners van de gemeente Gilze en Rijen kregen in het tweede oorlogsjaar steeds vaker te maken met gedwongen inkwartieringen van Duitse militairen en vorderingen van gebouwen. In Gilze werden de Villa Mol, de pastorie, het patronaatsgebouw en het woonhuis van Gebr. Hoevenaars aan het Plein gevorderd. De bewoners of eigenaren kregen vaak pas op het laatste moment via de burgemeester bericht dat zij het betreffende pand moesten ontruimen en verlaten. De gevorderde gebouwen werden gebruikt als kantoorruimte, om materiaal in op te slaan of militairen en burgerpersoneel in onder te brengen. Er verbleef een respectabel aantal van soms meer dan 3000 Duitsers binnen de gemeente.
[[afbeelding:03459_Ontruiming_woningen_voor_vliegveld_16-3-1942.jpeg|270px|thumb|left|Veel tijd om je voor te bereiden was er vaak niet]]
+
[[afbeelding:03459_Ontruiming_woningen_voor_vliegveld_16-3-1942.jpeg|300px|thumb|left|Veel tijd om je voor te bereiden was er vaak niet]]
 
Arnold Verster schetst in zijn dagboek een beeld van [https://www.heemkringmolenheide.nl/tweede-wereldoorlog-gilze-rijen/oorlogsjaren/oorlogsjaar-1941/het-jaar-1941-arnold-verster het oorlogsjaar 1941].
 
Arnold Verster schetst in zijn dagboek een beeld van [https://www.heemkringmolenheide.nl/tweede-wereldoorlog-gilze-rijen/oorlogsjaren/oorlogsjaar-1941/het-jaar-1941-arnold-verster het oorlogsjaar 1941].
  
 
[[Categorie:Tweede_Wereldoorlog_en_Gilze_en_Rijen]]
 
[[Categorie:Tweede_Wereldoorlog_en_Gilze_en_Rijen]]

Versie van 12 dec 2019 om 11:39

In de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog was de Engelse luchtmacht nog niet sterk genoeg om het vliegveld van Gilze en Rijen zwaar aan te vallen. In plaats van grote bombardementen voerden de Engelsen zogenaamde Intruder-aanvallen uit op de vliegbasis. Dit hield in dat nachtjagers en lichte bommenwerpers 's nachts urenlang boven het vliegveld cirkelden en in de aanval gingen zodra Duitse vliegtuigen opstegen of landden. Hoewel de materiële schade van deze aanvallen niet groot was, bezorgden ze de Duitsers veel hinder en gaven ze de bezette bevolking moed.

De spoorlijn tussen Prinsenbosch en de vliegbasis

In het voorjaar van 1941 begonnen de Duitsers in de bossen ten zuidwesten van Gilze met de bouw van een onderkomen voor piloten en ander personeel van de Luftwaffe, het villapark Langereit. Het bestond uit ongeveer zestig gebouwen in zogenaamde Duitse villa-boerderijstijl, die ogenschijnlijk willekeurig over het terrein waren verspreid. Vanuit de lucht zag het er uit als een boerengemeenschap. De geallieerden hebben het kamp dan ook niet gebombardeerd. De veiligheid kreeg alle aandacht. Met bakstenen muren van ruim zestig centimeter dik en kleine ramen, hoog in de muren en met luiken af te sluiten. Binnen onder de ramen werden speciale vensterbanken gemaakt waardoor het gemakkelijk was zandzakken voor de ramen te leggen. De plafonds waren van dik beton en alle buitendeuren van massief eikenhout. Zo waren de bewoners beschermd tegen scherfinslag en staafbrandbommen. Vanuit Gilze werden elektriciteit en waterleiding aangelegd. Voor de verbinding met de basis kwam er een telefoonlijn. Naast woon- en slaapgebouwen, kwamen er ook twee grote hoofdgebouwen, voorzien van moderne keukens en eetzalen en met film-, recreatie- en instructieruimtes. Ook legden de Duitsers een smalspoorverbinding met de vliegbasis aan. Het was de bedoeling het smalspoor ook te gebruiken voor een verbinding tussen de haven in Dongen en de vliegbasis, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan. Het smalspoor werd in 1944 afgebroken. Dit zeer omvangrijke bouwproject werd in de volksmond bekend onder de naam kamp Prinsenbosch. Ook na de oorlog bleef het complex in gebruik. Tot 1993 als een militair kamp, daarna nam het COA het in gebruik als asielzoekerscentrum.

Op deze foto uit 1976 waren nog enkele woningen in de Sietlon bewoond

In de bossen in Rijen, tussen de spoorlijn en de Rijksweg, bouwden de Duitsers in 1941 een woonwijk die bekend stond als de Siedlung (in de volksmond “Sietlon”). In deze meer dan twintig huizen kwamen voornamelijk leden van het Duitse burgerpersoneel van het vliegveld en zogenaamde Luftwaffehelferinnen te wonen. Dit waren vrouwen, vaak vrijwilligsters, die de Duitse Luftwaffe (luchtmacht) in diverse functies inzette. Ze waren bijvoorbeeld actief bij de verkeers- en gevechtsleiding of dienden als verpleegster of secretaresse. Ook bedienden ze radars, afluisterapparatuur, zoeklichten en soms zelfs luchtdoelkanonnen. De Siedlung lag ter hoogte van de Kampstraat in de huidige wijk Grote Spie. De panden werden na de oorlog tot meerdere woningen verbouwd en deden nog vele jaren dienst om de woningnood te helpen lenigen. Er is nu nog maar één woning van over; alle andere werden eind jaren zeventig van de vorige eeuw gesloopt.

Vlakbij de Siedlung, ter hoogte van Lederfabriek Noord-Brabant aan het begin van de huidige Julianastraat, trokken de Duitsers nog vier grote barakken op die ook als onderkomen dienden voor het personeel van het vliegveld.

Munitieopslag in de buurt van de Vijf Eikenweg

Een vliegveld in oorlogstijd heeft munitie nodig. Zo ook de Fliegerhorst Gilze-Rijen. De Duitsers bewaarden niet alle munitie op het vliegveld zelf. Een groot gedeelte sloegen ze vanaf 1941 op in bospercelen aan weerszijden van de Vijf Eikenweg/Oosterhoutseweg in Rijen. Deze munitieopslag lag ongeveer 300 meter voorbij de spoorwegovergang en was omringd door versterkte hekwerken en voorzien van zware bewaking. De opslag zelf gebeurde op eenvoudige glooiingen in het terrein.

De inwoners van de gemeente Gilze en Rijen kregen in het tweede oorlogsjaar steeds vaker te maken met gedwongen inkwartieringen van Duitse militairen en vorderingen van gebouwen. In Gilze werden de Villa Mol, de pastorie, het patronaatsgebouw en het woonhuis van Gebr. Hoevenaars aan het Plein gevorderd. De bewoners of eigenaren kregen vaak pas op het laatste moment via de burgemeester bericht dat zij het betreffende pand moesten ontruimen en verlaten. De gevorderde gebouwen werden gebruikt als kantoorruimte, om materiaal in op te slaan of militairen en burgerpersoneel in onder te brengen. Er verbleef een respectabel aantal van soms meer dan 3000 Duitsers binnen de gemeente.

Veel tijd om je voor te bereiden was er vaak niet

Arnold Verster schetst in zijn dagboek een beeld van het oorlogsjaar 1941.