Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

18 Coudewater

Hoeve van Coudewater
Odenhout kaart 18 Coudewater.jpg
Vroegste vermelding 1380
Vroegst bekende eigenaar Wouter en Hessel Gobelens'
Vroegst bekende pachter Adrianus Thijs (1484)


18 Coudewater
17.5 oude bosschebaan 16.jpg
De wederopbouwboerderij van Pijnenburg aan de Oude Bosschebaan 15. Deze was ten tijde van de bouw vrijwel identiek aan de boerderij van de familie Brekelmans aan de Gijzelsestraat.


18 Coudewater
17.6 oude bosschebaan 17.jpg
De oude boerderij aan de Oude Bosschebaan 17 van Janus en Ciska van Balkom.


18 Coudewater
2.3 v Balkom S4 11.jpg
De familie Van Balkom van de Oude Bosschebaan 16. De eerste priesterzoon van Biezenmortel kwam uit deze familie: Harrie van Balkom, gewijd op 28 augustus 1949. Deze foto is gemaakt bij zijn eerste plechtige Heilige mis in Biezenmortel op 4 september 1949. Vlnr. Bart Robben en zijn vrouw Sjaan van Balkom, moeder Kee van Balkom- de Bakker, de neomist en zijn vader Frans.

Beschrijving van de hoeve


De vroegste vermelding van deze hoeve staat in het hertogelijk cijnsregister uit 1380 waar twee broers, Wouter en Hessel Gobelens, allebei een cijns betalen van 6,5 oude schelling. De familienaam Gobelens is een patroniem en komt van de naam Gobelinus. Een moderne variant is onder andere Gubbels. Een eerdere vermelding van Gobelinus is niet gevonden. Het cijnsregister van 1340 kent voor het deel in de cijnskring Oisterwijk geen enkele Gobelinus. Een vermelding van een cijns van 6,5 of dertien oude schellingen komt in dat register evenmin voor. Daar loopt het spoor dood. De vroegste vermelding blijft daarom vooralsnog 1380.

De hoeve grenst in het noorden aan de Oude Bossche Baan. In het westen ligt het Giersbergs Broek. In het oosten ligt een andere hoeve, maar verder naar het zuiden liggen de broekvelden en beemden van de Riedonck. De zuidgrens lag mogelijk oorspronkelijk aan de Groenstraat (Biezenmortelsestraat), maar in de bronnen een stuk daar vandaan. De hoeve raakt al vroeg versnipperd door de deling tussen beide broers Wouter en Hessel Gobelens of Gobels.

De geschreven bronnen beginnen voor deze hoeve pas in 1422/1423. In dat jaar verdelen de erfgenamen van Katharine dochter van Hessel Gobels de erfenis. Er zijn dan drie belanghebbenden: haar broers Godefridus en Hessel en haar zwager Henrik Appels die getrouwd is met haar zuster Elisabeth. Het is dan al meteen duidelijk dat het hier alleen over de goederen gaat die Hessel Gobels in 1380 in bezit had. De bezittingen van zijn broer Wouter, zo blijkt uit de deling, zijn in handen gekomen van Gerard Brievinck. Hessel en Wouter hebben het bezit in vier “stroken” verkaveld, vanaf de Oude Bosschebaan. De strook naast het Giersbergs Broek is in bezit van Hessel, dan volgt een strook van Wouter dan weer een van Hessel en tot slot bezit Wouter de laatste strook. Het zijn twee lange en twee korte stroken. Een eerlijke verdeling: ze betalen ook allebei hetzelfde bedrag aan cijns.

De verdeling van de landerijen in 1423 is geen eindpunt geweest. Het cijnsregister van 1448 laat een heel ander beeld zien. Het grootste deel van de hoeve is dan in handen van Hessel, de zoon van Henrick Appels. Hij betaalt in 1448 zes oude schellingen. Het tweede omvangrijke deel is bezit van Arnoldus en Berta, kinderen van Gerard Brievinck. Zij betalen vier oude schellingen en 7,5 penning. Henrick Willem Zegers betaalt 22,5 oude penningen. Hij kreeg in 1441 van Goijart, zoon van Gerit Brievinck een huis met landerijen in erfpacht aen die woutsijde. Peter Henrick Willen, echtgenoot van Elisabeth Hessel Hessel Gobelen betaalt zes oude penningen. Als je deze bedragen bij elkaar optelt is het totaalbedrag dertien oude schellingen.

Uiteindelijk is het Hessel Hendrik Appels die de percelen van de deling uit 1423 bijna volledig in bezit krijgt. Hij schenkt een deel daarvan in 1456 aan het klooster van Mariënwater in Rosmalen, in de volksmond Coudewater genoemd. Het tweede deel volgt in 1484 als de kinderen van Aert Hessel Appels, de kleinkinderen van Hessel Appels, een huis, hof en erf overdragen aan het klooster Coudewater. In deze akte staat de pachter van de hoeve genoemd: Adrianus Thijs. In beide akten wordt gesproken over eenderde deel. Dus uiteindelijk krijgt het klooster tweederde deel van de oude hoeve in handen. De abt van het klooster Mariënwater betaalt in het hertogelijk cijnsregister van 1522 de zes oude schellingen die Hessel Henrick Appels in 1448 betaalde aan de hertog.

Het resterende deel bestond, zoals gezegd, uit twee stroken land. De langste strook komt in handen van Gijsbert Hessels en de korte strook wordt eigendom van Jan Cornelis de Canter. Deze Jan trouwt met Bartholomea, een dochter van Gijsbert Hessels, en zo raken beide delen weer verbonden, hoewel ze in afzonderlijke handen bleven.


Klooster Coudewater


Het klooster Coudewater of Mariënwater in Rosmalen is in 1434 gesticht door Vrouwe Milla uit Kampen. In dat klooster werd geleefd volgens de regel van de heilige Brigitta van Zweden. Het ontstaan is te danken aan Peter de Gorter die er een bijenstal had. Toen hij op een goed ogenblik één van de bijenkorven controleerde zag hij dat de bijen met de zuiverste en witste bijenwas een dubbelklooster en een kapel aan het boetseren waren. De te hulp geroepen geestelijkheid van Rosmalen en Maliskamp heeft dat bevestigd. Het verhaal kwam ter ore van Vrouwe Milla de Kampen en die heeft ter plaatse de dubbelabdij gesticht. Een klooster voor de paters en broeders en een klooster voor de nonnen. Moeder abdis was de baas van het geheel. De abdij heette oorspronkelijk Maria Ad Aquas Frigidas hetgeen betekent, Maria van de Koude Wateren. Al snel kreeg het convent de naam Mariënwater. Maarten van Rossum die op een van zijn tochten danig te keer ging in 's-Hertogenbosch en Hintham kwam voorbij en keek niet naar de welvarende abdij om dankzij een sauvegarde (vrijbrief) van de Hertog van Gelre. De Beeldenstorm van 1566 is ook aan Coudewater niet voorbij gegaan. In 1572 waren de paters en zusters genoodzaakt toevlucht te zoeken in 's-Hertogenbosch. Pas in 1584 konden ze terugkeren naar Coudewater. Na de verovering van 's-Hertogenbosch in 1629 ontstond een nieuwe situatie. In 1648 moesten mannenklooster vertrekken. Vrouwenkloosters mochten wel blijven, maar geen nieuwe kloosterlingen aannemen. De zusters Birgittinessen bleven tot 1713 in het klooster. Zij verhuisden in dat jaar naar een oud kruisherenklooster in Uden en richtten daar het klooster Maria Refugie op. Daarmee kwam een einde aan de dubbelabdij op Coudewater. De Staten van Holland verkochten heel Coudewater aan de toenmalige Secretaris van Rosmalen: Herman Cremers. Na diens dood in 1723 kende het landgoed vervolgens een aantal welgestelde families als eigenaren. In 1870 werd er een psychiatrisch ziekenhuis opgericht. Tegenwoordig is het eigendom van GGZ – Oost Brabant.

Na de verovering van 's-Hertogenbosch in 1629 verandert de sfeer in het oude hertogdom Brabant. De invloed van de protestanten wordt steeds groter en zij willen de invloed van de katholieke kerk en kloosters terugdringen. Zij confisqueren het bezit van de kloosters en dat wordt eigendom van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Zo ook de goederen in Udenhout van de diverse kloosters in 's-Hertogenbosch en omgeving en van de bisschop daar. De vrede van Münster in 1648 bestendigt deze praktijk. Dat betekent dat er vanaf dat moment wat meer bekend is over het wel en wee van de hoeve aan de Oude Bosschebaan.


Pachters van de hoeve


In 1674 en 1675 is Bastiaen Willem Witlox pachter van de hoeve en hij richt zich tot de Raad van State met het verzoek om zijn hoeve te mogen repareren. In 1683 vraagt hij om de kwijtschelding van zijn pachtverplichting over de jaren 1680, 1681 en 1682 vanwege de hoge pachtsom die hij had ingezet vlak voor het uitbreken van de oorlog (in het rampjaar 1672). Hij heeft er nog steeds last van en is tot armoede vervallen en kan zijn pacht niet voldoen. De heer Van Deurne, die de zaak in onderzoek krijgt, rapporteert terug dat de kwijtschelding over die jaren niet aan de orde is. Hij krijgt hoogstens vermindering van de pacht over de jaren 1672 en 1673 toen de oorlog daadwerkelijk woedde. In 1691 is Bastiaen Willem Witlox nog steeds de pachter van de hoeve van Coudewater. Hij moet elk jaar 50 heesters poten en betaalt een pacht van 100 pond. Op 19 oktober 1710 is deze hoeve in erfpacht uitgegeven aan Maria Minten. Zij betaalt daar jaarlijks 132 gulden voor aan de Republiek.

Na verloop van tijd stoot de Republiek haar bezittingen af. Dat gaat in fasen. De voormalige hoeve van Coudewater, onderdeel van de nog oudere hoeve van Gobelinus, is in 1717 aan de beurt. De staat verkoopt de hoeve dan aan Maria Minten. Zij koopt nog meer hoeven in Udenhout. Op 20 januari 1721 wordt de nalatenschap van Maria Minten, in haar leven geestelijke dochter (zogenaamde kwezel of klopje, ongehuwde vrouw die koos voor een semi-religieus leven) binnen de stad van ’s-Hertogenbosch, door de curatoren in verkoop gebracht. De hoeve in Udenhout komt dan in handen van Johan van Kessel. In die akte staat een opsomming van de landerijen die deel uitmaken van deze hoeve. Bij het huis lag zeventien lopense land, verder nog vijf lopense land, 4,5 lopense achter de Leijkant, een weiland van elf lopense bij het huis, een weiveld en heiveld van vijf lopense bij de Leijkant, een beemd van twee lopense in de Bunder en een kamp van circa 4,5 morgen in Cromvoirt.

In 1832, bij de invoering van het kadaster, is de hoeve in bezit van de erfgenamen van Dr. Petrus Josephus van Berckel. Hij was de eerste burgemeester van 's-Hertogenbosch (van 1808 tot 1810). Daarnaast was hij president-regent van het Bossche weeshuis in de Keizerstraat. Hij was een zoon van goud- en zilversmid Theodorus Everardus van Berckel. Petrus van Berckel overleed kinderloos in 1817.


Huidige bewoning


Op het grondgebied van de oude hoeve vinden we onder andere de woningen Oude Bosschebaan 14, Oude Bosschebaan 15, Oude Bosschebaan 16 en Oude Bosschebaan 17.


Bronvermeldingen


Brabants Historisch Informatie Centrum, archief 1, Ontvangers der belastingen en rentmeesters, inv.nr. 193, f. 2v (1717).
Brabants Historisch Informatie Centrum, RANBr index 537, inv.1760, fol.132. Inschrijving hyp.register nr 103 dd. 14 maart 1920. Dagregister deel 169 no 1281 dd. 14 maart 1920.
Nationaal Archief, 1.01.19, Raad van State, Verbalen van de tienden in Brabant, inv.nr. 1821 (1670- 1680); inv.nr. 1822 (1681-1685); inv.nr. 2465 (1691).
Regionaal Archief Tilburg, Schepenbank en eninge van Oisterwijk, 1418-1811, inv.nr. 499 f. 119v- 127v (1798); inv.nr. 480 f. 1-5 (1700); inv.nr. 469 f. 267v (1721); 498 f. 19v-29 (1793).
Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Archief van de schepenbank van 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1193, f. 450-450v (1423); inv.nr. 1211 f. 312 (1441)'; inv.nr. 1226 f. 383 (1456); inv.nr. 1253 f. 223 (1484).
Bossche encyclopedie, (z.j.) Kadertekst Coudewater, Geraadpleegd via Bossche Encyclopedie (Geraadpleegd op 16- 07-2017).
- Toelichting cijnsregister.