Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

02 Tongerlose hoeve

De hertog schakelt kloosters in


Om zijn nieuw verworven gebieden tot economische groei te brengen gebruikt de hertog van Brabant onder meer de kloosters in zijn hertogdom. Deze kloosters waren vaak ook belast met de zielzorg in de steden en dorpen. In 1231 schenkt Hendrik I, hertog van Brabant, aan de Abdij van Sint-Gertrudis in Leuven (toen de hoofdstad van het hertogdom Brabant) het patronaatsrecht van Oisterwijk. Voortaan zou die abdij de pastoors van de parochie Oisterwijk leveren. Later krijgt die abdij ook de tienden uit Oisterwijk. Uit deze belasting, eentiende deel van de opbrengsten van het land, betaalt de abdij het onderhoud van de parochie, de kerk en de pastoor.


Tongerlo verwerft bezit in Udenhout


De Abdij van Tongerlo ontvangt van hertog Hendrik I in 1232 het recht van houtkap in stukken van het bos van Udenhout. Welke gedeelten dat precies zijn, is niet duidelijk. Op de valreep van de 13de eeuw, in 1299 (of 1290, hier spreken de bronnen elkaar tegen), ontvangt Tongerlo van hertog Jan II ook nog eens acht hoeven land om te ontginnen. We weten niet waar die hoeven gelegen hebben, evenmin of de hoeven een aaneengesloten stuk grond vormden. Overigens, de hertog deed niet uitsluitend aan liefdewerk; de abdij moest uit deze schenking wel een jaarlijkse cijns van 12 schellingen voor elke hoeve betalen. De term 'hoeve' sloeg in dit geval niet op een volledig uitgeruste boerderij maar stond gelijk aan een oppervlaktemaat. Nieuw land dat men wilde gaan ontginnen werd ge"hoefslaagd". Een omvangrijk terrein maakte men bouwrijp door de percelen letterlijk af te palen en te verdelen in hoeven. Een hoeve noemde men in het Latijn een mansus terre, vertaald een hoeve lands. Het perceel moest groot genoeg zijn, zodat er een huishouden van kon leven. Zo'n hoeve kende verschillende soorten grondgebruik. Het akkerland was vanzelfsprekend nodig voor de graanbouw. Weilanden en beemden voor het vee en het hooi. Het vee was onmisbaar vanwege de voortdurende noodzaak om het land door bemesting vruchtbaar te houden. De mest van het vee dat in de stal stond, diende vermengd te worden met allerlei rouware of straaisel. Dat haalde men van de heivelden, onder de heggen, uit de sloten en elders van het land. Er was hout nodig voor de kachel, het bakhuis, voor het onderhoud aan huis en haard, voor de heiningen. Turf diende als brandstof, stro als dakbedekking. Het kwam dan ook maar zelden voor dat al het land van een hoeve aan elkaar lag. In Udenhout lagen de moervelden vooral in en rond den Brand. Aan geschikt weiland ontbrak het nogal eens zodat menig hoeve ook hooibeemden bezat in het poldergebied bij Waalwijk.


Tongerlo maakt zijn bezit productief


Op 4 mei 1306 maakt de Abdij van Tongerlo het bezit in Udenhout te gelde. Diederik vanden Venne koopt 24 bunder bij het bos (iuxta quoddam fossatum) en Henrick Toyte 12 bunder in Aschhout. Zij moeten die grond ontginnen en er gebouwen op plaatsen. Diederik betaalt daarvoor jaarlijks een pacht van 14 pond zwarte tournooisen en 12 kapoenen en Henrick 10 zwarte tournooisen. Op dezelfde dag krijgt Jan Lumbart van Berkel de helft van het bos van Udenhout voor een periode van 4 jaar. Daarna komt het weer in handen van de abdij. Hij verkrijgt daarmee het recht van houtkap.

Behalve de hertog schenken ook particulieren delen van hun bezit aan de Abdij van Tongerlo. Vooral in het begin van de 14de eeuw breidt Tongerlo zijn bezit uit door diverse schenkingen, vaak door getrouwen van de hertog die hem steunden in zijn plannen. Het is niet altijd duidelijk of deze giften vrijwillig waren uit religieuze motieven, bijvoorbeeld het vergoeden van een familielid dat in het klooster trad (een soort van bruidsschat) of hun oorsprong vonden in (zachte) dwang van de hertog. Zo verkoopt Jan Blonde uit Waalwijk op 30 oktober 1309 een erfpacht van 29½ mud en 4 lopense rogge uit 3½ hoeven in Udenhout aan de abt van Tongerlo. Hij had vier hoeven in het bos van Udenhout drie jaar eerder gekocht. In september 1316 verkoopt Albertus Vette grond aan Tongerlo. De 5 dochters van Johannes Back doen hetzelfde in december van dat jaar. In 1314 verkoopt de Abdij van Tongerlo weer 35 bunder uit hun groeiende bezit in Udenhout aan 12 particulieren. Deze percelen zijn belast met een erfelijke cijns die eeuwenlang te volgen is in de cijnsregisters van het archief.


De hoeven in Udenhout


De Tongerlose hoeven worden niet verkocht uit het bezit van de abdij, maar blijven in hun handen. Ze verpachten die hoeven om op die manier inkomsten te verkrijgen. Om die reden is het niet mogelijk met zekerheid te zeggen wie de oudst bekende eigenaar is. Voor dit boek is dat de Abdij van Tongerlo omdat de eerdere eigenaar, degene die de hoeven heeft geschonken, niet met zekerheid te herleiden is. Gezien het feit dat het drie hoeven zijn, waarvan er eentje zo omvangrijk blijkt dat er in de 17de eeuw twee hoeven van zijn gemaakt, ligt het voor de hand om de 3,5 hoeven die Jan Blonde aan de abdij verkoopt tegen een erfpacht als meest waarschijnlijke herkomst aan te zien. Maar dat is vooralsnog niet te bewijzen.


De eerste Tongerlose hoeve
Odenhout kaart 02 Tongerlo.jpg
Vroegste vermelding 14de eeuw
Vroegst bekende eigenaar Abdij van Tongerlo
Vroegst bekende pachter Jutta Herman Vrieze, weduwe van Berthout Groet Wouters (1401)

Zie ook 04 De Geel Hoef Zie ook 08 Tongerlose hoeve

Beschrijving van de hoeve


Van omstreeks 1559 is er een beschrijving van de landerijen die bij deze hoeve horen. Het gaat hierbij om 4,5 mudzaad land, roglant, weijlant ende heijveldekens, die bij de hoeve en de gebouwen liggen. Daarbij nog twee bunder weiland, gelegen aan de Schoerstraet en nog anderhalve bunder weiland in den cuijlen. In Tilburg ligt nog meer dan veertien bunder heiveld die bij deze hoeve hoort, aan de Tilburgse kant van de Houtsestraat. Tot slot heeft deze hoeve een perceel in de Aschot, namelijk een halve bunder hooibeemd.

In de registers van Tongerlo zijn sporen bewaard gebleven van de pachters van de Tongerlose hoeven. Het bepalen van wie op welke hoeve aan het werk was, blijft moeilijk vast te stellen. Toch heeft het er alle schijn van dat op deze hoeve in 1401/1402 de weduwe van Berthout Groet Wouters (relicta Bartoldi) de pachter is. Zij verschijnt in de volgende registers met enige regelmaat als pachter en in 1416/1417 is het haar zoon Walteri Bartoldi die als pachter staat vermeld. Die naam komen we in de daaropvolgende registers niet meer tegen. Vanaf 1430/1431 is opnieuw een Bertoldo colonus (=pachter) genoemd als pachter. Dat zou de zoon van Walter Bartoldi kunnen zijn. Zijn naam komt voor tot in het register van 1444/1445. Daarna zijn er geen gegevens meer vastgelegd. Agnes, dochter van Berthout Wouter Berthouts Groet Wouters, trouwt met Willem Nicolaes Wouter Zegers. Hij is de pachter die in 1533 wordt genoemd. Weer later is hun zoon Nicolaas de pachter. Van hem is een ongedateerd pachtcontract bewaard gebleven uit omstreeks 1540. Zijn zoon Willem tekent een pachtovereenkomst met de abt van Tongerlo op 23 mei 1548 waarbij zijn zwager Dirck Jan Roetarts een van zijn borgen is. Hij vernieuwt dat contract in 1556 en 1565. Daarna gaat de hoeve uit de familie Zegers en is Marcelis Hendrik Otten, afkomstig uit Hilvarenbeek, vanaf 1576 de nieuwe pachter. Zijn zoon Jacob is de volgende pachter en diens weduwe bestierde de hoeve als die in 1658 wordt verkocht aan Willem Vincent baron van Wittenhorst. De hoeve is dan in niet al te beste staat: Vervallen huijs ende schueren, seer weijnigh hout en tlandt meest bij malcanderen.


Het oude Weverspad


De eerste Tongerlose hoeve strekte zich qua grondgebied uit vanaf de Waalwijkseweg tot heel dicht bij de Kuil. Over de hele lengte liep nagenoeg precies in het midden een pad met de naam Weverspad. Dit pad kwam in de Kuil uit tussen de woning waar vroeger Jos Dekkers woonde en het timmerbedrijf van Pierre de Kok, waar recent nieuwe huizen zijn gebouwd. Halverwege dat pad kruiste het een karrespoor met de naam Willigsteeg richting Molenhoefstraat (dat uitkwam tussen de boerderijen van Burgmans en Van Roessel) en een pad richting de boerderij van Jan (van Betjes) Verhoeven in de Kuil. Aan deze kruising stond een drie-onder-een-kapwoning. In de tijd dat Sjef Boers en zijn vrouw Marie van Kempen en hun vier kinderen er woonden, gebruikten ze een woning om te wonen, de tweede om te slapen en de derde als stal en schuur. In 1971 woonde Kees op ’t Hoog in dat huis, dat toen het postadres Waalwijkseweg 12 had. In dat jaar verhuisde hij naar Haaren, waarna de eigenaar het huis verkocht.


Aanvullend onderzoek 2020


Het blijkt dat deze hoeve aanvankelijk in particuliere handen was. De eigenaar was in eerste instantie Wouter Peter vande Laer die de hoeve in 1388 tegen een erfpacht overdraagt aan Henrick van Mierde, zoon van Gerit van Eersel. Op 19 januari 1391 wordt deze hoeve verdeeld tussen de Eefsa, dochter van Gerrit vander Hoeven en weduwe van Henrick van Mierde en inmiddels hertrouwt met Willem Jan de Wert, en Claes van Baerle. Eefsa krijg een deel aan de noordzijde tegen het bezit van Vranck van Ghestel (hoofdstuk 3) en Claes aan de zuidzijde tegen bezit van Hessel Snabbe. Die laatste zou dan de hoeve Herlaerbosch kunnen zijn. Op 13 januari 1396 draagt Nicolaes van Baerle zijn deel over aan Willem de Wert die daarmee de hele hoeve in bezit krijgt. Na het overlijden van haar man Willem de Wert verkrijgt Eefsa de helft van de halve hoeve en dat verkoopt ze in 1403 aan Jan Peter Haermans, haar neve. In 1404 verkoopt hij dat deel van de hoeve door aan Henrick Wijten. Er is dan ook sprake van vier bunder heide in West-Tilburg tussen de straat en een hoeve van Hessel Snabbe Bij de verkoop van de hoeve van Vranck van Ghestel in 1419 is er sprake van dat aan beide zijden van die hoeve grond van Tongerlo ligt. Dat betekent dat tussen 1404 en 1414 deze 1ste hoeve van Tongerlo is verkocht aan de abdij.


Huidige bewoning


Op het grondgebied van de oude hoeve vinden we onder andere de woningen Waalwijkseweg 8 en Waalwijkseweg 10.


Bronvermeldingen


Abdijarchief Tongerlo, sectie II inv.nr. 558, f. 2 (1401-1402), F. 124V (1416/1417); inv.nr. 560 f. 12v (1430/1431), f. 154 (1444/1445); inv.nr. 283 f. 187 (1540), f. 330-333 (1548), f. 333 (1566), f. 333v (1565); inv.nr. 285 f. 113v-116 (1576); inv.nr. 169H (1533); inv.nr. 170 (1533), 293 f. 123v (1559).
Nationaal Archief, Raad van State, inv.nr. 2156-II losse stukken (1658).
Algemene bron: aantekeningen Frans van Iersel bij archiefonderzoeken.
Brouwer, De, L., (2006). Tongerlose hoeven in Udenhout, Unentse Sprokkels 3, 10-21.
- Toelichting cijnsregister