Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Watersnoodramp - Gilze en Rijen 2

Gilze en Rijen en de watersnoodramp

In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 werd Nederland getroffen door de grootste natuurramp van de twintigste eeuw. Een zeer diepe depressie met orkaankracht en springtij zorgde dat het water in de Noordzee werd opgestuwd. Tegen dit natuurgeweld waren de dijken niet bestand. Op negentig plaatsen braken dijken door en inwoners van Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en delen van West-Brabant werden verrast door een grote overstroming. Er verdronken ruim 1.800 mensen en zo’n 100.000 inwoners werden geëvacueerd. Gilze en Rijen werd niet getroffen, maar speelde een rol bij de reddingsacties en hulpacties van de watersnoodramp.

Vooral de krijgsmacht was heel belangrijk bij de reddingswerkzaamheden. De inzet van de luchtmacht was essentieel en werd aangeduid als Operatie WANO (Watersnood). Hun verkenningsmissies en reddingsacties werden onder andere vanaf Vliegbasis Gilze-Rijen uitgevoerd. Op 1 februari rond het middaguur gingen vanaf Gilze-Rijen de eerste twee Harvards met de meest ervaren piloten de lucht in voor verkenningsvluchten boven het rampgebied. In de loop van de dag werden nog eens vijftien vluchten met Harvards en Beechcrafts uitgevoerd. De eerste waarnemingen werden per radio aan de verkeerstoren op de vliegbasis en van daaruit telefonisch aan de betrokken instanties doorgegeven. Door deze vorm van communicatie, het zeer slechte weer en de omvang van de ramp was de eerste verkenning nog onvoldoende om adequate hulp te kunnen bieden. Daarom werd een grote en centraal geleide operatie opgezet. Ook het buitenland schoot te hulp. Strijdkrachten uit vele landen boden technische ondersteuning, manschappen, voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen en hulpgoederen aan. Vliegbasis Gilze-Rijen was een centraal punt waar zowel Amerikaanse als Engelse vliegtuigen gestationeerd werden en hulpgoederen werden aangevoerd. De eerste drie dagen na de ramp maakten zestig vliegtuigen en achttien helikopters vanaf de vliegbases Gilze-Rijen en Woensdrecht gezamenlijk 121 vluchten boven het rampgebied. De Harvards vlogen hoofdzakelijk reddings- en verkenningsmissies, de Beechcrafts dropten zwemvesten, rubber vlotten, binnenbanden, radioapparatuur en medicamenten. De reddingsvlotten werden op Gilze-Rijen gereed gemaakt. Twee Avro Anson fotovliegtuigen voerden fotoverkenningsvluchten uit, waarbij onder andere de dijkdoorbraken in kaart werden gebracht.

‘Spinnen uit de hemel brachten redding’

De marineluchtvaartdienst had sinds 1951 één helikopter voor de 'Opsporings- en Reddingsdienst' in gebruik. Maar voor een ramp van deze omvang was dit ruim onvoldoende. Vanaf 2 februari kreeg men hulp van de Britse Royal Navy met vijf Dragonfly-helikopters. Vanaf 3 februari volgde een Amerikaanse bijdrage met een dertigtal Bell 47’s helikopters en personeel. Vliegbasis Gilze-Rijen stelde een parkeerplan en hangaars beschikbaar. Overdag werd vliegbasis Woensdrecht gebruikt voor de brandstofbevoorrading. De helikopters wisten binnen twee dagen niet minder dan 2200 slachtoffers van daken en andere plekken te evacueren. De Nieuwe Tilburgsche Courant deed uitgebreid verslag van het Britse hélicoptere squadron gelegerd op Gilze-Rijen.

Nieuwe Tilburgsche courant van 9-2-1953 © Delpher

Het ‘modern hefschroefvliegtuig’ of de ‘hélicoptere’ is van ‘uitzonderlijk nut gebleken’ ,schrijft de verslaggever. De Engelse piloten spreken ook van een leerzaam experiment, waarbij ze enorme ervaring hebben opgedaan die belangrijk is in de toekomstige opleiding. De helikopter is dan nog iets nieuws en de unieke eigenschappen nog onbekend. De Koninklijke Luchtmacht zou pas in 1955 meer helikopters in gebruik nemen.

De Sikorsky S-51 Dragonfly helikopter van de Royal Navy in rampgebied. © MIHN beeldbank Defensie.

De operatie WANO vanaf de vliegbasis duurde van 1 tot en met 16 februari. Daarna werd deze afgeschaald en het grootste gedeelte van de buitenlandse troepen keerde huiswaarts.

Kritiek achteraf

Er was veel waardering voor de inzet van alle ‘luchtvarenden’. Maar er sijpelde na enkele weken ook kritiek door. De eerste verkenning was slechts globaal geweest. De hulp- en reddingsoperaties kwamen langzaam op gang. De redactie van het tweemaandelijks orgaan ‘Onze Luchtmacht’ was van mening dat er sneller hulp had kunnen zijn. Het rampgebied had bij de eerste verkenning beter in beeld gebracht kunnen worden. Ook het droppen van rubber vlotten, verbindingsmiddelen en zandzakken had eerder kunnen beginnen.

Koninklijk bezoek

Koningin Juliana bracht al op dinsdag 3 februari een bezoek aan het rampgebied. Ze maakte met een militair vliegtuig een vlucht vanuit Soesterberg boven de geteisterde gebieden, waarna het toestel landde op Gilze-Rijen. De Koningin werd op de vliegbasis over de hulpverlening voorgelicht. Per auto ging ze daarna naar Breda en West-Brabant waar ze opvangcentra bezocht en met hulpverleners sprak. Prins Bernhard keerde woensdag terug vanuit New York en bezocht direct daarna vliegbasis Gilze-Rijen tijdens de helikopter reddingsvluchten.

ZKH prins Bernhard in de OPS-room op vliegbasis Gilze Rijen. © MIHN beeldbank Defensie.

Hulpcomité

In Gilze en Rijen werd een hulpcomité opgericht. De standsorganisaties van ondernemers, middenstand, boeren en arbeiders zamelden geld in bij hun leden. Daarnaast waren er collectes, onder andere in de kerken. Onder het motto ‘Mouwen omhoog ons land moet droog’, gingen de Kabouters en Gidsen langs de deuren voor ‘Een heitje voor een karweitje’. De opbrengst van de geldinzamelingen en collectes werd door de burgemeester bekend gemaakt en bedroeg eind februari in de gehele gemeente f 35.000,-. Dit bedrag werd gestort in het Nationale Rampenfonds.

Verder konden de inwoners ‘watersnoodpostzegels’ kopen met een toeslag van 10 cent. De opbrengst van de toeslag kwam ten goede aan het Nationaal Rampenfonds. Ook was er al snel een fotoboek te koop voor f 3,50 waarvan de opbrengst helemaal ten goede kwam aan het Nationale Rampenfonds. Dit boek stond bij ons en bij veel andere gezinnen in huis.

Opvang evacués

Direct na de ramp stelde de commandant van de vliegbasis een deel van het militaire kamp Prinsenbos in Gilze beschikbaar voor evacués uit het rampgebied. De gemeente Gilze en Rijen zorgde voor bedden en dekens. Al in de nacht van maandag op dinsdag werden 190 mensen vanuit Breda in het kamp ondergebracht. Veel vrijwilligers zorgden samen met het leger voor de opvang en verzorging van deze mensen. Daarnaast werd het kinderkamp van de Rotterdamse Bond voor Lichamelijke Opvoeding in Rijen in korte tijd ‘omgetoverd’ tot een crisisopvang voor 250 evacués. Ook de Rijks Luchtvaartschool op de vliegbasis werd gereed gemaakt voor het onderbrengen van honderd slachtoffers. Op donderdag arriveerden nog meer evacués in de gemeente vanuit Breda, waar toen zo’n 12.000 mensen uit de noodgebieden verbleven. De burgemeester gebruikte daarbij de term ‘stortvloed’, een merkwaardige woordspeling. Deze mensen werden verspreid over de opvanglocaties ondergebracht en bij mensen in de dorpen die zich daarvoor hadden aangemeld. In totaal werden ruim duizend evacués in onze gemeente opgevangen, waarvan ongeveer honderdvijftig bij inwoners in huis.

Opvangcentrum ingericht in kamp Prinsenbosch,© Heemkring Molenheide

Een verslaggever van het Algemeen Handelsblad bracht begin maart een bezoek aan het kamp aan de Rijksweg in Rijen waar voornamelijk Zeeuwse evacués waren ondergebracht. Het kamp had “op het oog een fleurige aanblik, met vrouwen in Zeeuws kostuum, die de was doen, met kleertjes, wapperend aan de lijnen in het dennenbos gespannen”. Maar uit de gesprekken die volgden kwam een ander beeld. Men voelde zich ‘banneling’ en het kampleven viel zwaar, velen sliepen slecht en er was weinig privacy; “het is niet prettig om je bij elkaar uit te kleden en te wassen”. Het gemis aan het huiselijk leven werd sterk gevoeld. Onder deze vreemde, maar vriendelijke daken waren de evacués dankbaar voor de opvang en tegelijkertijd bezorgd over hun toekomst. Na drie weken konden de eerste evacués al weer naar huis. Eind februari waren er nog ongeveer 700 mensen waarvan een dertiental ouden van dagen in Huize St. Franciscus. Maar veel mensen moesten langere tijd blijven, omdat hun woning was vernield of nog steeds onder water stond. Daarom werd er voor de kinderen een schooltje gevormd op het Kamp Prinsenbos. In de zomervakantie van 1953 konden er op het kinderkamp weer Rotterdamse kinderen opgevangen worden.

Grote groep vrijwilligers die hielpen bij de opvang van evacués, met legerleiding, geestelijke zorg en burgemeester. Foto is vermoedelijk genomen bij het Kinderkamp te Rijen. © Heemkring Molenheide

Zo droeg Gilze en Rijen een belangrijk steentje bij in februari 1953. Maar niet alleen getroffen landgenoten werden hier geholpen. Bij de watersnoodramp verdronken tienduizenden dieren. Ook gered vee vond onderdak in de gemeente. Daarvoor werden etensresten en schillen als veevoer bewaard. Al met al werd door de acties vanaf de vliegbasis én door de hulpvaardigheid van de inwoners hier, de naam van onze gemeente in heel Nederland bekend.


Tekst: Walter de Vet; Fotoredactie: Piet Weterings

Bronnen: Nederlands Instituut voor Militaire Historie, 100 Jaar Luchtvaart tussen Gilze en Rijen, 2010 NIMH, Nieuwe Tilburgsche courant, 9-2-1953, Weekblad Gilze-Rijen februari 1953, De Stem 24-2-1953 en Algemeen Handelsblad 14-03-1953 via Delpher.

Dit artikel is in februari 2023 in Weekblad Gilze en Rijen verschenen als themapagina van Heemkring Molenheide.