Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Jacques Urlus

Jakob (Jacques) Urlus (Hergenrath (DE) 1867 – Noordwijk 1935) verhuisde op 1-jarige leeftijd met zijn Nederlandse ouders naar Tilburg, waar hij de Fraterschool bezocht. Toen hij 16 jaar was, verhuisde hij naar Utrecht, waar hij lid werd van enkele koorverenigingen en het koor van de Augustijnenkerk. Na een kortstondig muzikaal onderricht bij Hugo Nolthenius, Anton Averkamp en Cornelie van Zanten werd hij operazanger. Hij verhuisde naar Amsterdam en debuteerde in 1894 als Beppo in Paljas van R. Leoncavallo. Urlus kreeg spoedig aanlokkelijke contracten uit België en Duitsland, maar bleef nog enige jaren bij de Nederlandse Opera. In 1900 vertrok hij naar Leipzig, waar hij tot 1914 aan de Opera verbonden was. Zijn repertoire was omvangrijk en zijn eerste plaatopnamen maakte hij in 1903. Hij werd als tenor bekend met rollen in opera’s van Wagner en hij trad op in Londen, Boston en New York. Na 1917 speelde hij alleen nog maar gastrollen, onder meer in Scandinavië. In 1920 verhuisde hij naar Noordwijk aan Zee en later naar Hilversum. In 1931 sloot de uitzonderlijk getalenteerde en vermogende Urlus zijn loopbaan als Tristan-vertolker af bij de Amsterdamse Wagnervereeniging. Over zijn leven, waaronder zijn Tilburgse jeugdjaren, schreef hij in 1929 het boek Mijn loopbaan. Bij het huis op Karrestraat 22 hangt een bordje met de vermelding dat Urlus daar van 1868 tot 1884 woonde.