Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Udenhout, naam

Zo’n duizend jaar geleden heeft het water de overhand in de Brabantse natuur. Het onbedijkte land beneden de zeespiegel staat onder water. Het laaggelegen westelijk Brabant is drassig land. Er vormen zich vele kleine riviertjes zoals Aa, Dieze, Reusel, Lei, Nemer, Donge, Leibeek en -over Udenhoutse grond- de Zandlei. Er zijn keer op keer overstromingen. Meer landinwaarts, boven de zeespiegel, wordt het landschap vooral bepaald door uitgestrekte bossen. Midden-Brabant ligt op de grens van beide landschappen, nu eens droog, dan weer onder water. Het is broekland met afwisselende begroeiing. Soms moerassig met biezen begroeid land (Mortel, Biezenmortel); soms onbegaanbare moerasgebieden met moerputten en veengebieden (de Brand), soms wat hoger en droger gelegen gron-den (Hooghout, Haaren). Er kunnen zich bossen ontwikkelen. Op de natte gronden zijn dat vaak berkenbossen (Berkel). Het is aannemelijk dat de naam Udenhout een verwijzing is naar de natuurlijke gesteldheid ter plaatse. Het tweede woorddeel ‘hout’ verwijst naar bebossing. Het eerste woorddeel ‘uden’ werd in het begin van de lokale geschiedenis anders geschreven. In de schenkingsakte van de hertog van Brabant aan de abdij van Tongerlo van 1232 wordt gesproken van “Odenhout”. In de schenkingsakte van de hertog van Brabant aan de heer van Hoorne van 1269 staat geschreven “Eudenhout”. In het Duits zou je schrijven ödenhout. Een öde hout is een moeilijk toegankelijk moerassig vervaarlijk bos.