Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Theo Spitters: draaier en groepschef

De verhalen van spoormannen die een groot deel zo niet heel hun werkzame leven bij d’n Atelier hebben gewerkt, kunnen met tientallen worden geschreven. Nu de werkplaats in zijn klassieke vorm verdwenen is, verdwijnt ook het type werknemer dat een grote vakkennis aan plichtsbesef en inzet paarde. Veelal waren er echte spoorgezinnen waar het werk bij d’n Atelier van vader op zoon ging. Bij Theo Spitters (1922) is het levensverhaal wat anders. Het kent een lange aanloop voor hij in Tilburg terecht komt.

‘Ik kom uit Langeweg in West-Brabant waar mijn ouders een sigarenwinkel hadden. Van 1936 tot 1938 ben ik in Breda naar de ambachtsschool gegaan. Ik heb vervolgens een jaar lang als algemeen bankwerker in Rotterdam aan de aanleg van de Maastunnel gewerkt. Ik heb ook 6 jaar in Machinefabriek Brabant in Zevenbergen gewerkt. In 1945 ben ik vrijwillig in dienst gegaan en kwam ik bij de AAT in het Franse Arras terecht. En ik heb ook nog een jaar bij de smid in Langeweg gewerkt. Na de ambachtsschool heb ik nog 3 jaar avondschool gedaan waar ik technisch tekenen heb geleerd.’

‘Ik had in 1944 al eens bij de werkplaats gesolliciteerd. Daar gingen wel meer jongens uit West-Brabant naar toe. In 1946 heb ik het, na een tip van een kennis dat ze mensen zochten, nog eens geprobeerd. Op 17 juni 1946 om 2 uur ’s middags ben ik bij de werkplaats als draaier aangenomen.’

Werken bij de spoorwegen betekende in deze jaren ook dat je in Tilburg moest wonen en liefst zo dicht mogelijk bij de werkplaats. Vandaar ook dat veel spoormannen vanaf de 19e eeuw op de Besterd en Loven woonden. Later, toen de fiets algemeen gebruikelijk was geworden, ook wat verder weg. Zeker toen de middagschaft nog lang was en men thuis warm ging eten was het handig om dichtbij te wonen. De middagschaft van 2 uren is op 5 december 1960 teruggebracht tot een schafttijd van een half uur. Daardoor werd de arbeidsdag korter. Met de in de in de jaren zestig toegenomen mobiliteit (de brommer!) kon men wat verder van de werkplaats af gaan wonen.

‘Als je naar Tilburg ging kreeg je van het kantoor een aantal adressen waar je als kostganger terechtkon, maar dat leverde aanvankelijk niets op. Ik ben toen in de kost gegaan bij een tante. Het spoor kreeg in die tijd van woningnood ook al woningen van de gemeente, maar daarvoor moest je getrouwd zijn. Ik moest daarmee wachten tot 1954. We zijn toen in de Nassaustraat in de Hasselt gaan wonen. Mijn vrouw kwam ook uit West-Brabant.’

‘Ik was zelfstandig draaier. Je moest bij het spoor alles onder de knie hebben: frezen, kotteren, boren, schaven. We maakten toen nieuwe onderdelen voor de stoomlocs. Er werden ook wisseldelen hersteld, die naar het magazijn gingen en van daar uit naar de loods als ze nodig waren. Sommige onderdelen moesten direct hersteld worden, bijvoorbeeld schuiven van de vuurkast van de stoomlocs. We maakten ook deksels voor de stoomketels op maat. Ze wogen 60 kilo. Het ging in die jaren nog op premie. Je had gereedschap voor eigen gebruik zelf in beheer. Dat ging om het kleinere gereedschap. Zeker met dat werken op premie was het zaak goed gereedschap te hebben. Daar wilde je zelf voor verantwoordelijk.’

De kennis van de onderdelen van een stoomlocomotief kwamen veel later in zijn spoorcarrière goed van pas. Spitters is een van de mensen die meegewerkt heeft aan het opknappen van de roemruchte stoomloc 3737 in 1973/74.

Spitters klom in de draaierij op tot groepschef en stapte in 1980 over naar de wieldraaierij. Daar hebben we in een ander verhaal al melding van gemaakt. Hij is naast zijn werk ook altijd actief geweest in de belangenbehartiging voor het personeel. ‘Ik was bij St. Raphael, de katholieke spoorwegvakbond en dan de afdeling van de werkplaats. Je had ook een afdeling voor de mensen die ‘op de lijn’ werkten. Via de vervoersbond NKV is dat opgegaan in de vervoersbond FNV. Ik heb 13 jaar in het Overlegorgaan (OO) gezeten. Je kreeg daar te maken met zaken als premiestelsel, taakwaardering, maar ook overplaatsingen.’ Theo Spitters maakte gebruik van de VUT-regeling bij de spoorwegen en ging er op 1 oktober 1985 uit. Maar ook daarna bleef hij nog actief in relatie tot de spoorwegen. Zo stond hij mede aan de basis van de zogeheten VOP, de vereniging van Oud-Personeelsleden, die in april 1986 is opgericht.

Henk van Doremalen