Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

St.-Jozefcongregatie

Pastoor Petrus van Eijl was er van overtuigd, dat wie de jeugd had, ook de toekomst in handen had. Zijn initiatieven om de jeugd via allerlei verenigingen aan zich, en dus aan de parochie, te binden waren talrijk. Kinderen verlieten meestal op hun twaalfde de lagere school. Dan waren ze onttrokken aan het toezicht van de fraters en de zusters. Vanaf 1900 kwamen er in vele parochies patronaten, zo ook in Udenhout. Het patronaat besteedde aandacht aan de vorming en de opvoeding. De jeugd moest behouden blijven voor God, kerk en maatschappij en mocht niet zwichten voor de verlokkingen van moderne ontspanningsmogelijkheden als dansen, bioscoopbezoek of cafébezoek. Voorop stond verdieping van het godsdienstig leven.

Op 15 augustus 1905 richtte pastoor Van Eijl een congregatie* op voor jongens van 14 tot 21 jaar onder de titel Maria Hemelvaart en genaamd Sint-Jozefcongregatie*. Iedere zondag na het lof* begonnen de bijeenkomsten met een geestelijke oefening. Daarna kon de jeugd de middag verder doorbrengen met kaartspelen, biljarten (er waren 6 biljarts), boogschieten en beugelen. Aan de tapkast kostte de chocola en limonade 2 cent per consumptie. Pastoor Van Eijl was zelf de directeur en jeugdleider, geassisteerd door de fraters. Er was ook een gymnastiekclub met een gediplomeerde instructeur. Speciaal voor zijn congregatie* liet hij een patronaat bouwen met drie zalen, waaronder een grote toneelzaal. Op het buitenterrein verscheen een hertenkamp, een kiosk voor de eigen patronaatsfanfare en een sportterrein, de latere bakermat van de voetbalclub R.K.S.S.S. Toen het eerste gedeelte van het patronaat beschikbaar kwam, op 19 maart 1908, richtte hij een tweede afdeling van het patronaat op voor jongens van 11 tot 13 jaar. Het jongenspatronaat had tot doel om de weerbaarheid van de jongens te vergroten. Bij een confrontatie met andersdenkenden diende de jeugd te beschikken over voldoende tegenargumenten om daardoor standvastig te blijven in het eigen geloof. Zij leerden deugden als tevredenheid, matigheid, gezagsgetrouwheid en arbeidzaamheid. De pastoor was met name bezorgd over de ledige zondagmiddag. Daarom waren de patronaatsbijeenkomsten op zondagmiddag en was er de zondagsschool. Twee jaar later begon de bouw van het gloednieuwe patronaatsgebouw waar deze activiteiten een onderdak zouden gaan krijgen.