Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Spaanse griep in Udenbout en Biezenmortel

Spaanse griep

De legendarische Spaanse griepepidemie brak uit tegen het eind van de Eerste Wereldoorlog. Het aantal slachtoffers overtrof het totaal aantal gestorven soldaten in de Eerste Wereldoorlog met afstand. De oorlog kostte ruim 9 miljoen militairen het leven, het aantal slachtoffers van de Spaanse griep schommelde wereldwijd tussen de 20 en 40 miljoen. De hele wereld was in de greep van deze razendsnelle verspreiding van de griep die grote bevolkingsgroepen ziek maakte. Daarmee was de impact van de Spaanse griep veel ernstiger dan die van de befaamde Zwarte Dood (de pest) in de 14de en volgende eeuwen. De snelheid waarmee de Spaanse griep om zich heen greep en slachtoffers eiste kende geen precedent. Sindsdien is er tot 2020 nooit meer een dergelijke epidemie uitgebroken. Toen werden we geconfronteerd met Covid-19 (Corona-virus).

Wat is de Spaanse griep?

Hoewel de epidemie wereldwijd bekend staat als de Spaanse griep is de ziekte niet in Spanje uitgebroken, maar zeer waarschijnlijk in een legerkamp in de Verenigde Staten. Vanwege de censuur met betrekking tot de oorlog en alles wat daar mee te maken had in de oorlogvoerende landen, kwamen de eerste meldingen van deze epidemie uit Spanje. Spanje nam geen deel aan de oorlog, net als Nederland, en daardoor was de berichtgeving daar niet aan censuur onderhevig.

In maart 1918 brak de epidemie uit op de militaire basis Fort Funston in Kansas en verspreidde zich over meerdere bases. Toen de troepenzendingen vanuit de Verenigde Staten op gang kwamen, verspreidde de ziekte zich in rap tempo in Azië en - wat later - in Europa. Aanvankelijk was het een gewoon griepvirus dat snel om zich heen greep. Er zijn twee golven van de epidemie zichtbaar. De eerste golf was in het voorjaar en die eiste nauwelijks slachtoffers. Toen de tweede golf in Spanje slachtoffers begon te eisen en zich sterk uitbreidde kwam de berichtgeving op gang en kreeg de ziekte zijn naam. In augustus 1918 was de helft van de Amerikaanse soldaten ziek van de griep. 43.000 van hen overleden in Europa. Bijna net zoveel als de 50.000 die aan het front stierven tijdens de oorlog. Ook de andere legerkorpsen kenden veel zieken en slachtoffers. De invloed van vier jaar oorlog op de kwaliteit en de hoeveelheid van het voedsel en het opeengepakt zitten van de soldaten in kazernes, legerkampen en aan het front, speelde zeker een rol.

De griep kon op twee manieren verlopen. In het eerste geval begon de ziekte als een gewone griep met de bekende symptomen: rillingen, hoesten, hoge koorts, keel- en spierpijn. Maar na vier of vijf dagen kregen patiënten longontsteking die onbehandelbaar was en waaraan ze vaak overleden. In het tweede geval werden de patiënten direct doodziek. De longen liepen vol met vloeistof en konden daardoor niet genoeg zuurstof opnemen. Ademhalen werd steeds moeilijker en het zuurstofgebrek kleurde het bloed, het gezicht en de lippen donkerblauw. Na een paar dagen, soms al binnen een paar uur, overleed de patiënt. Eigenlijk was het een verdrinking. Vandaar dat verschrikkelijke verhalen de ronde deden over de griep en menigeen zich afvroeg of het wel om griep ging.

De Spaanse griep in Nederland en Tilburg

Hoewel Nederland neutraal was en hier geen buitenlandse troepen kwamen, stak de griep er toch relatief snel de kop op. De Nieuwe Tilburgsche Courant berichtte in de editie van 4 juni 1918 over de ziekte in Spanje. Het artikel beschreef dat de ziekte na vier of vijf dagen voorbij was. Er was al wel sprake van slachtoffers. In juli schreef de krant over het uitbreken van de ziekte in Berlijn, Parijs en London. De eerste griepslachtoffers in Nederland waren arbeiders uit het oosten van het land die werkten in de industrie in het Duitse Ruhrgebied. De epidemie situeerde zich vooral rondom de legerkampen in Nederland. Later kwamen er steeds meer meldingen van burgerslachtoffers. Op 31 juli meldde de krant dat er nog geen militaire slachtoffers waren gevallen. Er werden langzaamaan maatregelen afgekondigd om de griepuitbraak te beperken. Er kwam een verzoek om kermissen niet door te laten gaan en scholen te sluiten. In augustus meldden de Tilburgse kranten dat het hoogtepunt van de epidemie was bereikt en het aantal militaire slachtoffers terugliep. Onder burgerbevolking nam het aantal nog toe. De eerste sterfgevallen kregen aandacht in de krant, waaronder ook een Tilburgse militair. Op 24 augustus schreef de krant dat de examens van de Rijks HBS werden uitgesteld. Daarna stopte de berichtgeving. Het bleek de spreekwoordelijke stilte voor de storm te zijn.

Op 19 september 1918 verscheen de melding van een nieuwe uitbraak van de griep in Spanje. Daarna explodeerde de epidemie ook in Nederland. Een voortdurende stroom van berichten over scholen die gesloten werden en openbare bijeenkomsten die werden verboden, kwam op gang. Er kwamen nu ook berichten over longontsteking. De Spaanse griep pleegde een grote aanslag op de ademhalingsorganen en het ontstaan van longontsteking als gevolg van de griep kwam op grote schaal voor. Veel mensen overleden aan de longontsteking die de griep opvolgde. De krant berichtte nu dagelijks over het aantal sterfgevallen in de stad als gevolg van de Spaanse griep. Er verschenen overzichten met vergelijkingen met andere jaren. In de laatste week van oktober en de eerste drie weken van november 1917 overleden zeventig Tilburgers. In dezelfde maand in 1918 waren dat er 324, bijna vijfmaal zoveel. Het gezag greep in. Op 31 oktober werden de bioscopen gesloten en mochten er geen andere bijeenkomsten meer gehouden worden. Op dezelfde dag stonden er ook adviezen in de krant om de griep te voorkomen. Vooral frisse lucht was een aanrader. Maar wat ook hielp: Vergeet uw biechtvader niet. Een gerust geweten is een goed middel ook om het lichaam te sterken. Een week later, op 8 november, moesten deken en pastoors van Tilburg ingrijpen en de kerkgangers met griepgevallen in het gezin of in hun omgeving verzoeken niet meer ter kerke te gaan. Bovendien kortten ze de kerkdiensten in. Een dag later werden op verzoek van de burgemeester alle scholen gesloten. Naast de Spaanse griep heersten ook mazelen, kink- en slijmhoest. Het was ernst. Op 2 december gingen de scholen weer open en op 14 december meldde de krant dat de griep over zijn hoogtepunt heen was. Nog steeds waren er veel mensen ziek, maar het aantal nam af. De bioscopen en andere publieke gelegenheden mochten weer open en het openbare leven nam weer langzaam zijn normale ritme aan. Uiteindelijk stierven er ongeveer 60.000 Nederlanders aan de Spaanse griep, 22.000 aan de griep zelf en 38.000 aan de longontsteking die daarvan het gevolg kon zijn.

De Spaanse griep in Udenhout

Uiteraard bleef ook Udenhout niet verschoond van de Spaanse griep. Over het verloop van de ziekte in Udenhout is het een en ander bekend. Gealarmeerd door dr. J.L. Lobach schreef burgemeester Van Heeswijk op 7 november 1918 aan de diverse bijzondere scholen in Udenhout dat hij er op aandrong de scholen voorlopig te sluiten. "De zich ter plaatse sterk uitbreidende Spaansche griep…" noodzaakte hem daartoe. Niet alleen de leerlingen waren ziek, maar ook veel leden van het onderwijzend personeel. Op 8 november schreef pastoor Van Eijl "deed de zoogenaamde Spaansche griep haar intocht in Udenhout en maakte (vooral in Biezenmortel) spoedig 10 a 12 slachtoffers, behalve nog verschillende kinderen." Vijf dagen later schreef de burgemeester naar de commissaris van de Koningin en vroeg om tijdelijk meer geneeskundige hulp vanwege "het enorme aantal ziektegevallen die zich momenteel binnen deze gemeente voordoen". Dr. Lobach stond er helemaal alleen voor in deze epidemie. Bovendien was er sprake van twee gevallen van febris typhoida (buiktyfus) waaraan één patiënt al was overleden. Die gevallen vonden plaats bij de zusters van Sint-Felix. De overledene betrof Adriana Giebels, zuster Theophile, die op 11 november 1918 het leven liet. Hoewel een begrafenis niet binnen 36 uur mocht plaatsvinden verzocht dokter Lobach vanwege de ziekte en het besmettingsgevaar het lijk wel binnen 36 uur te begraven. Burgemeester Van Heeswijk was verplicht deze ziekte te melden bij de gezondheidscommissie in Oisterwijk en bij de hoofdinspecteur van gezondheid in Noord-Brabant. In de brief naar de gezondheidscommissie schreef hij "De alhier heerschende Spaansche griep neemt in kwaadaardigheid toe, vele sterfgevallen doen zich de laatste dagen voor."

De Udenhoutse slachtoffers

In het archief van het Udenhoutse gemeentebestuur zijn de overlijdensverklaringen bewaard uit de periode van de Spaanse griep. Dat maakt het heel eenvoudig om het aantal slachtoffers te achterhalen. Verderop in dit artikel volgt een volledige lijst van slachtoffers. Op 29 oktober overlijdt Elizabeth van der Steen. Zij is dan negen jaar oud. Als overlijdensoorzaak wordt griep (influenza) op de overlijdensverklaring ingevuld door Dr. Lobach. Ondanks het feit dat er geen Spaanse griep staat ingevuld beschouw ik haar als het eerste slachtoffer van de Spaanse griep in Udenhout. Vervolgens blijft het een week rustig, maar op 6 november is het volgende slachtoffer te betreuren: Jan van Rijn. Hij is 32 jaar. Dan volgt op 7 november de eenjarige Lucia van den Bersselaar. Er volgen dan nog twaalf andere slachtoffers in november. Op 26 november overlijdt de laatste: Henrica Timmermans, zes jaar oud. In de tussenliggende periode zijn er twee gezinnen die elk twee slachtoffers te betreuren hebben. Op 11 en 13 november overlijden de zusjes Christina en Francisca van Antwerpen, een tweeling van 3 jaar oud. Het gezin was naar Udenhout gekomen op 1 februari 1918 vanuit Berkel. Op 6 februari 1919 vertrokken de ouders terug naar Berkel met hun enige nog levende kind. Op 11 november overlijdt ook Hendrikus Verhoeven, 58 jaar en zes dagen later zijn dochter Johanna, 26 jaar oud.

In Udenhout overlijden relatief veel jonge kinderen aan de Spaanse griep. Het opvallende aan de Spaanse griep was vooral dat het de adolescenten trof, een groep tussen 20 en 40 die normaliter bij griepuitbraken het minste risico liep. Dan vielen de slachtoffers onder de ouderen of de jonge kinderen. Udenhout was in dit geval een uitzondering aangezien van de vijftien slachtoffers er zeven jonger waren dan 10 jaar. Twee waren er ouder dan 45. De leeftijd van de overige zes slachtoffers varieerde van 17 tot 32 jaar. In 1917 lag het sterftecijfer in Udenhout al beduidend hoger dan de jaren daarvoor. Ik heb daar geen bijzondere reden voor kunnen vinden. Er overleden in dat jaar 86 personen, tegen 53, 60 en 56 in de drie voorafgaande oorlogsjaren. Dat is een behoorlijke stijging. De gemeenteverslagen maken geen melding van bijzondere gebeurtenissen, waardoor het sterftecijfer 50% was toegenomen. In 1918 bedraagt het aantal overledenen 88. Het is opvallend dat in 1917 de verdeling van de sterfgevallen redelijk verspreid is over het jaar, met een uitschieter in maart van 13. In 1918 zit het venijn in de staart van het jaar met 25 sterfgevallen in november en 11 in december. Na 1918 daalt het sterftecijfer naar 75 in 1919 en 73 in 1920.

Er zijn ook opvallend veel gevallen van longontsteking in dezelfde periode. Terwijl er in andere jaren twee of drie gevallen van longontsteking zijn door het jaar heen, vallen er tussen 28 oktober en 7 december 1918 vier heel jonge slachtoffers door die aandoening. Mogelijk ligt bij deze sterfgevallen ook een relatie met de Spaanse griepepidemie. Op 15 en 31 januari 1919 zijn er ook nog twee overledenen door longontsteking.

Als de wapenstilstand op 11 november 1918 wordt getekend heerst de Spaanse griep in al zijn hevigheid. Zo ging de herwonnen Europese vrede gepaard met een ongekende en dodelijke epidemie die in het neutrale Nederland ook hard toesloeg. Udenhout deelde in het leed.


Artikel van Luud de Brouwer in Unentse Sprokkels 15, 2018. Daar vindt u ook de namen van de overledenen.


Zie ook: