Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Slachten

In de maand november kwam de slachter aan huis om een of meer varkens te slachten en soms een kalf of een koe. Voor de Tweede Wereldoorlog was er weinig of geen controle op het slachten van het vee. In de oorlog bestond er een keuringsdienst van vee en vlees en mocht men niet aan huis slachten voordat het betreffende beest was gekeurd door een keurmeester verbonden aan het slachthuis. Nadat er geslacht was, volgde er opnieuw een keuring en dan pas mocht de huisslachter het dier afhakken en kwam het vrij voor consumptie. Bloedworst, kaantjes en zult waren de eerste lekkernijen van het varken die men gretig op at. De worst, de ham en het spek moest men bewerken om langere tijd goed te kunnen houden. Dat gebeurde door te roken in de schouw, te pekelen in een kuip in de kelder of te wecken in flessen. De pastoor en de capucijnen, vaak ook de burgemeester en de hoofdonderwijzer deelden mee in de beste delen van het varken. Dat was deels een teken van genegenheid naar degene die het kreeg, voor een deel ook een restant van een oud en noodzakelijk gebruik dat de bevolking moest voorzien in het levensonderhoud van ondermeer de pastoor en de schoolmeester.