Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Rentmeesters van het kasteel

Een rentmeester beheert voor een eigenaar een goed en ontvangt de renten (pacht). Van 1626 tot 1630 wordt Antony Mantello vermeld als ‘casteleijn op den huyse des Heeren van Tilborch’. In die tijd verbleef kasteelheer Antony Schetz van Grobbendonck met zijn familie buiten de heerlijkheid (heerlijkheid Tilburg en Goirle). De rentmeester woonde op het Kasteel van Tilburg en beheerde de heerlijke goederen. In 1637 wordt Eustaes Le Roulx als ‘casteleijn’ genoemd en in 1641 Gerard van Nuenen. Van 1650 tot 1678 was Johan Verassen rentmeester en woonde hij op de ‘neerhuysinge’. De opeenvolgende rentmeesters waren zijn zoon Lancelot Verrassen (1680-1691), Marinus de Wolff (1691-1706), Anthony Vereijck (1706-1710), Arnold van Loon (1710-1716), Johan Anthony Nehring (1716-1727), Christiaan de Roy (1727-1733), Jan Anthony van Spaendonck (1733-1754), Albert Baesten (1754–1772) en Simon Hendrik Weber (1773-1795). In de Franse tijd (vanaf 1795) werden de heerlijke rechten en het rentmeesterschap afgeschaft.