Pesjonkelen
Een traditie uit de tijd van het Rijke Roomsche Leven was het pesjonkelen. Dit is een verbastering van het Latijnse portiuncula, waarmee een kleine Mariakapel aan de rand van het Italiaanse Assisi werd aangeduid. Franciscus van Assisi, grondlegger van de kapucijnen, herstelde de kapel in 1208 en ieder bezoek aan die kapel leverde een volle Portiunciula-aflaat op. Later kon de aflaat worden verkregen door een willekeurige minderbroerderskerk te bezoeken, zij het op speciale dagen als 2 augustus en Allerzielen (2 november). Ook in Tilburg kende men die traditie op deze dagen. Met name de kapucijnenkerk was een geliefde plek om te pesjonkelen, zij het in een nogal oneigenlijke vorm. De Tilburgse gelovigen gingen de kerk in, baden wat, verlieten de kerk, gingen weer de kerk in, baden wat… Telkens als men dat herhaalde werd een volle aflaat verdiend met de intentie om die op overledenen in het vagevuur toe te passen en hen daar sneller te verlossen. De kapucijnen probeerden dit ‘aflaatjagen’ te temperen. Zo werden de gelovigen verplicht ook te biechten en ter communie te gaan. Desondanks was het zo druk dat het ritueel al op 1 augustus begon en dat de kapucijnen tot middernacht de biecht hoorden. Op 2 augustus werd van vier uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds constant de communie uitgereikt. Ook het pesjonkelen ging onophoudelijk door. Deze traditie eindigde aan het begin van de jaren zestig.
Bronnen
Regionaal Archief Tilburg
- Archief 2645 Collectie Bas Zijlmans, invnr. 2.2.11.15 Verzamelde gegevens mbt Pesjonkelen