Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Overgeleverde dierenverhalen

Ben niet bang voor de wilde dieren

Vakantie in eigen land? Dagje dierentuin in de planning? In de geschiedenis van Gilze en Rijen hebben we ook zo onze dierenverhalen. Over hongerige wolven, ontsnapte apen en opgejaagde eekhoorntjes…


In onze streken zijn de wolven nu nog niet gesignaleerd, maar na lange afwezigheid rukken ze weer op in ons land. In de 17e en 18e eeuw kwamen ze in strenge winters nogal eens vanuit het noorden onze kant op. De hele mannelijke bevolking van een dorp werd dan opgetrommeld voor een klopjacht. Want de wolven wilden zich nog wel eens aan schapen te goed doen. Zo had in juli 1733 een wolf op Nerhoven huisgehouden in de schaapskooi van Jan Matheus Jansen: elf dode schapen, acht zwaargewonde en zes met lichte verwondingen. Geen vreedzame Bor de Wolf uit Fabeltjesland dus. De dorpsslager moest de zwaargewonde dieren afmaken en bewoners gebruikten de ingewanden en darmen als lokaas om de volgende nacht ‘eenen ouden mannekens wolff’ voor de schaapskooi te kunnen neerschieten.

Met de hooivork te lijf

Je kon goed geld verdienen met de wolvenjacht. In Gilze en Rijen streek je een premie van 25 gulden per wolf op. En dan kon je vervolgens ook nog eens met diezelfde trofee bij tientallen dorpen in de omgeving voor een premie terecht, want wolven hadden een territorium van tientallen kilometers. Sommige inwoners legden zich speciaal op de wolvenbestrijding toe. In het begin van de 18e eeuw was dat bijvoorbeeld de familie Van de Corput in Gilze. Nicolaas schoot in 1708 ‘eenen jongen Reu wolff’ in de Langerijtse bossen. En een jaar later, samen met Cornelis Bollekens, een moederwolf en een jonge reu in het ‘Cornelis Jan de Jongs bosch’ onder Molenschot. In een verslag uit 1710 staat dat Wijnand en Adriaan van de Corput op de 17e juni aan de Aalstraat aan het hooien waren, toen een koeherder, een jongen van een jaar of 9, vertelde dat hij een wolf de straat over had zien steken, een perceel rogge in. Wijnand ging hem te lijf met een hooivork, maar broer Adriaan moest er aan te pas komen om met een mes de definitieve doodsteek te geven. En dan laten we de meest bloederige details uit het overgeleverde verslag nog achterwege.

In Gilze en Rijen streek je een premie van 25 gulden per wolf op (Archief Heemkring Molenheide).

Menselijk ingrijpen was niet altijd nodig. Denk maar aan de Rijense legende uit 1794 over een troep hongerige wolven, die een veulen met een gewrichtsziekte in een wei aanviel. De merrie wist de wolven op een afstand te houden door steeds in volle vaart rond het veulen te galopperen. Vanaf die tijd noemden omwonenden het gebied ten oosten van Rijen Wolfsweide. En daarmee is dan weer de naam van de wijk en de straatnaam verklaard.

’t Vrit miraokel`

Een ander ‘wild’ dier dat nog wel eens in onze contreien verzeild raakte, is de aap. Op 18 februari 1939 meldde het Dagblad voor Noord-Brabant en Zeeland de vangst van een aap op ’t Klein Heike in Gilze. Een halfjaar eerder was het hongerige dier uit het woonwagenkamp ‘tegenover café Gillis aan den Bredaschenweg’ ontsnapt. Op een vindingrijke manier wisten de Gilzenaren Wagemans en Van der Velden het dier het bakhuis in te lokken. ‘Een dure kostganger’, concludeerden de twee apenvangers, ‘want ’t vrit miraokel’.

Café Gillis (Kampzicht) aan de Bredaseweg rond 1925 (Beeldarchief Heemkring Molenheide).

In juni 1977 was het weer raak in Gilze. Na enkele dagen voor sensatie in het dorp gezorgd te hebben, werd er een jonge baviaan gevangen. Het aapje wou eens lollig zijn en was ontsnapt uit Safaripark De Beekse Bergen. Koos en Geert van den Ouweland en Jan van Gestel wisten het bij Café De Hooikar te overmeesteren, terwijl daar een bruiloftsfeest aan de gang was. En dat viel nog niet mee, want bavianen weten hoe ze moeten krabben en bijten. Het dier werd zolang met een banaan in een kooi gezet, totdat medewerkers van de Beekse Bergen hem kwamen halen.

Gilzenaren op apenvangst: artikel uit het Dagblad voor Noord-Brabant en Zeeland van 18 februari 1939.


De vangers, de schudders en de klimmers

Weer een heel ander, en volgens de huidige normen nogal eigenaardig fenomeen, is de eekhoorntjesclub die onze gemeente in de jaren twintig en dertig ‘rijk’ was. Een club die het nu niet meer zou halen: sinds 1994 is de eekhoorn een beschermd dier. Eekhoorntjesclub ‘Onze vrije uren’ telde zo 'n vijftien tot twintig leden, meest huisvaders van veertig, vijftig jaar, die ‘hierin een aardige ontspanning zagen’. Ze waren thuis in het café van Jantje van de Westerlaken halverwege de Raadhuisstraat in Gilze; vanaf 1937 was dat het café van ‘Theeke Loon’ (Theo van Loon).

Advertentie van Café De oude Harmonie, in de volksmond het café van ‘Theeke Loon’(Archief Heemkring Molenheide).

Contributie betaalden ze niet, want er kwam genoeg geld binnen via de gevangen en verkochte eekhoorns. Binnen de vereniging had je de ‘vangers’, de ‘schudders’ en de ‘klimmers’. Op de fiets trokken ze naar ‘de Chaamse bossen, op d'n Ooievaarsnest, rond de Waterleiding, de Seterse bergen of bij d'n Schietberg in Ulvenhout’. Volgens weer een andere bron deden ze met toestemming van de boswachter ook de bossen onder Meerle, Ulicoten en Poppel aan. Eenmaal ter plekke, vormden ze onderling, met enkele meters afstand, een rij en gingen op zoek naar eekhoorns. Ze letten daarbij op vraat aan dennenappels (mastappels) om grote nesten in de bomen te vinden. Ontdekten ze die, dan sloegen ze met stokken tegen de boom, stampten ertegen of klommen er zo nodig in, totdat de eekhoorn eruit sprong. Dan riepen ze ‘joekel’ en kwamen ook de anderen erbij om het beestje op te jagen en uit een (kleinere) boom te schudden. De vangers hadden stevige leren handschoenen aan, want een eekhoorn kon venijnig bijten. Het dier moest een kistje met luchtgaatjes in. Waren de meegebrachte kistjes vol, dan ging de jas uit: in elke dichtgebonden mouw kon nog een beestje. De gevangen eekhoorntjes werden verkocht en bijvoorbeeld naar Engeland getransporteerd om daar uitgezet te worden.

Mensen keken in die tijd ook niet vreemd op als iemand op de achterplaats van zijn huis een eekhoorn in een kooitje had zitten. Het beestje liep zijn rondjes in een houten rad, wat weer een molentje in werking zette. ‘Een onschuldige vorm van vermaak’, werd het genoemd. Toen in 1940 de oorlog uitbrak, kwam er een eind aan de eekhoorntjesvangst in verenigingsverband. De toegang tot de bossen werd moeilijker; de bezetter had grote stukken bos in beslag genomen. Bovendien was de vraag naar eekhoorntjes verdwenen. Gelukkig maar…. Kunnen we zonder gewetenswroeging weer terug naar het geromantiseerde beeld van de slimme Knabbel en Babbel in de wondere wereld van Walt Disney.



Tekst: Mariëlle van Hezewijk; Fotoredactie: Piet Weterings; Bronnen: tijdmachinegilzerijen.nl; www.heemkringmolenheide.nl; delpher.nl (Dagblad voor Noord-Brabant en Zeeland; Nieuwsblad van het Zuiden); Kwartaalblad De Mulder; Archief Heemkring Molenheide.

Dit artikel is in augustus 2020 in Weekblad Gilze en Rijen verschenen als themapagina van Heemkring Molenheide.