Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Moedercursus

In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw kreeg hygiëne heel veel aandacht in de strijd tegen kindersterfte en in een poging ziekten in te dammen. Pastoor Van Eijl haalt de ontwikkeling aan bij het vaststellen van enkele feiten in Udenhout en Biezenmortel. Op 23 juni 1922 start er een “Moedercursus” gegeven door dokter Lobach. Er zijn maar liefst 80 deelneemsters. Op 29 februari 1928 start een landbouw-huishoudcursus voor de boerinnen van het dorp. De cursus duurt zeven maanden en telt dertig deelneemsters. In deze jaren worden diverse vrouwenorganisaties opgericht, zoals in 1928 de Boerinnenbond, die mede tot doel hebben vrouwen aan te zetten tot het schoonhouden van huis en kleding, geen vervuild water te gebruiken en met zorg eten te bereiden, om maar een paar voorbeelden te noemen. De gemeente zorgde in deze periode voor waterleiding en voor dichte riolering.

Een op vijf kinderen stierf in het eerste levensjaar

Het gezin van Graard Mathijssen (1827-1888) en Johanna Verhoeven (1827-1905) telde tien kinderen, waarvan er vijf op jonge leeftijd overleden en er vijf opgroeiden. Adriaan Klijn, de opa van boswachter Jan Klijn, trouwde in 1871 Cornelia Kemmeren. Op 1 februari 1879 overleed hun vierde kind, acht maanden oud. De dag erop beviel Cornelia van een doodgeboren kind en overleed zijzelf in het kraambed. Adriaan verloor in twee dagen zijn vrouw en twee kinderen. Het echtpaar Peer Heijmans en Jans Verhoeven kreeg in 1918 hun eerste dochtertje Johannna Elisabeth. De jaren daarna (1920, 1921, 1922 en 1924) moest Peer vier keer een doodgeboren kind aangeven. Tot overmaat van ramp overleed op Sinterklaasavond van het jaar 1927 hun enige dochter op negenjarige leeftijd. In hun gezin werd later een kind opgenomen. Jan Verschuren (1883-1943) en Johanna van Diessen (1888-1953) hebben twee jongens grootgebracht. Oudste zoon Jos is geboren in 1922, jongste zoon Wim in 1933. Daartussenin was er elf keer een miskraam of een doodgeboren kind, waarvan er vier als doodgeboren kind staan ingeschreven bij de burgerlijke stand. Velen kennen wel deze situaties in de eigen familie of van horen zeggen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek hield de cijfers bij. In 1900 stierven er in Nederland op elke honderd levendgeborenen 14,8 in hun eerste levensjaar. In Noord-Brabant was dat sterftecijfer het hoogst: 19,4 of een op de vijf levendgeborenen.

Vroeger waren vrouwen slecht voorbereid op zwangerschap. “Ik hoefde bij mijn moeder niet aan te komen met vragen over seks of kinderen krijgen”. Nog in 1947 schreef een priester een boekje “Verloofd, getrouwd, ’n kind”, maar de zwangerschap en de bevalling sloeg hij over. De vroedvrouw was natuurlijk een vertrouwenspersoon, maar vrouwen bezochten haar vaak pas als ze zeven maanden zwanger waren. Tot 1920 kregen pasbevallen moeders steun van een baker, een vrouw met veel baby-ervaring. Een baker was niet opgeleid maar handelde uit ervaring. Van ziektes die zich konden voordoen rondom de zwangerschap was sowieso al weinig of helemaal geen kennis voorhanden. Van zwangerschapsvergiftiging, rhesuspositief of -negatief of risico’s van hoge bloeddruk had men nooit gehoord, laat staan dat dat ook nog te beïnvloeden zou zijn. Maar ook de impact van bacteriën en bijvoorbeeld het gebruik van vervuild water was onbekend. De eerste artsen die studie deden naar kindersterfte legden de nadruk op de hygiëne. En juist de baker zou later als geen ander het belang van hygiëne in praktijk kunnen brengen.

Besmettelijke ziekten

Besmettelijke ziekten zijn van alle tijden, voor mensen en voor dieren. In eerdere hoofdstukken kwam de tot en met de 17de eeuw steeds maar terugkerende pest en de Spaanse griep van 1918 al aan de orde. Door de eeuwen heen hebben onze voorouders om moeten gaan met vele besmettelijke ziekten.

Dysenterie of rodeloop is een zware vorm van diarree, gekenmerkt door bloed in de ontlasting. Rodeloop is besmettelijk en werd vaak meegebracht door reizigers en soldaten. De ziekte kwam in de 18de eeuw veelvuldig voor. Het Brabantse platteland werd getroffen in 1747. Bijvoorbeeld Meijel. De ziekte maakte in Meijel 72 slachtoffers op een totale bevolking van 500. Dat moet heel indrukwekkend en angstaanjagend zijn geweest. In Nederland werd in 1832 in Scheveningen cholera geconstateerd en een jaar later overleden in Nederland bijna 5000 mensen aan deze ziekte. In 1866 maakte de epidemie 21.000 slachtoffers in Nederland. Cholera wordt overgebracht via besmet water. In Udenhout heerste eind 1907 een kwaadaardige mazelen-epidemie. Pastoor Van Eijl schreef in zijn dagboek: 16 november Begin der grote kindersterfte ten gevolge van een soort kwaadaardige mazelen. Van 16 november tot 17 december stierven 21 kinderen. Tegenwoordig kunnen we worden ingeënt voor de ziekte, maar mazelen komt nog steeds voor in Nederland. De meest recente uitbraak dateert van 2013. Poliomyelitis, ook wel polio of kinderverlamming genoemd, is een ernstige besmettelijke virusziekte die een ontsteking in het ruggenmerg veroorzaakt, waardoor verlammingen het gevolg kunnen zijn. De laatste epidemie-uitbraken zijn van 1943/1944, 1952 en 1956. Deze uitbraken veroorzaakten altijd grote paniek. Mensen moesten meteen voor lange tijd in quarantaine. Ouderen onder ons herinneren nog wel de jaarlijkse krasjes op de arm. Het is de Mantouxtest om tuberculose (tbc) op te sporen. Tbc is ontdekt in 1882 en staat wereldwijd nog steeds in de top 10 van doodsoorzaken. Rodehond is vooral gevaarlijk bij zwangerschap. Dat kan leiden tot ernstige afwijkingen bij het kind. Geelzucht is vooral waar te nemen door de gele kleur van de ogen. Zolang de gele afscheiding maar niet de hersenen raakt, is deze ziekte snel voorbij. Miltvuur of antrax kan overgaan van dier op mens. De lichtste vorm van miltvuur uit zich in huidzweren die tot blijvende littekens leiden. De zwaarste vorm raakt de longen en leidt doorgaans binnen 24 uur tot de dood. De laatste uitbraak van pokken in Nederland, veroorzaakt door het variola-majorvirus, deed zich voor in Tilburg in 1951.

Rond 1950 werd begonnen met vaccinatieprogramma voor kleine kinderen. Het DKTP-vaccin is ontwikkeld tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio. Het BMR-vaccin tegen bof, mazelen en rodehond. Nederland is thans nagenoeg immuun voor deze ziekten. Alleen als ouders ervoor kiezen hun kinderen niet te laten inenten, komen de ziektes nog voor.