Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Maria Grimm

Maria Grimm
1.16 MariaGrimm+JefSchoonusBijBesselink.jpg
Maria Grimm bij de fam. Besselink


Maria Grimm en Sjef Schoonus
1.17 Maria Grimm en Sjef Schoonus.jpg

Een van de Weense kinderen, die in Udenhout zijn gebleven.


Maria Magdalena Grimm wilde graag mee naar Nederland, want als nakomer was ze thuis veel alleen. Haar vader Jacobus, bedrijfsleider in een spinnerij, was pas overleden, haar moeder Anna Vaniss werkte als beheerder van de kantine van de spinnerij in Neunkirchen, 80 km ten zuiden van Wenen. Maria kwam als 12-jarige met de trein in Udenhout aan en werd geplaatst bij de familie De Bakker in de Mortel. Een nicht en neef van haar, Bertha en Hans Grimm, waren ook in Udenhout geplaatst, ook in de Mortel bij de familie Van Wagenberg. Maria vertrok ook weer, zoals gebruikelijk, maar later – toen de boerderij van De Bakker afbrandde – stuurde de familie een brief naar Maria met het verzoek te komen helpen. Maria betaalde zelf de heenreis en de familie De Bakker de terugreis. In 1925, Maria was 17 jaar, stierf mevrouw Besselink – van Casteren in het kraambed. Haar man Jan Besselink was de directeur van de melkfabriek. Opnieuw ging er een verzoek naar Oostenrijk. Maria werd gevraagd om het gezin met vijf kinderen te ondersteunen en het huishouden draaiend te houden. Daar kwam ook de onderdirecteur Jacobus (Sjef) Schoonus op bezoek voor besprekingen. Het klikte tussen Sjef en Maria en ze trouwden in 1929. Inmiddels was Jan Besselink in 1928 voor de tweede keer gehuwd, zodat de kinderen Besselink niets tekort kwamen. Met de familie Besselink was de verstandhouding zo goed dat Harrie zijn zoon Arthur in 1950 de namen meegaf van Jacobus en Maria. Zijn doopnamen zijn Arthur Donatus Jacobus Maria Besselink. De moeder van Maria kwam in 1931 bij haar dochter inwonen. (Zie ook Unentse Sprokkels 13, blz. 3 t/m 11.)