Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Legende Verzonken kasteel

Legende Verzonken kasteel
Verzonkenkasteel.jpg

Het was de avond van 24 december, er lag een dik pak sneeuw, er woei een ijzige wind en het was bitter koud. Een monnik sukkelt vermoeid voort, hopend voor de nacht nog onderdak te vinden. Eindelijk ziet hij licht. Het is een kasteel. Hij slaat met de zware klopper op de deur. Na korte tijd gaat het kijkvenster open en een stem vraagt wat de late bezoeker komt doen. “Om Godswil brood en onderdak”, antwoordde de monnik. De deur ging open en de monnik mocht binnen.


Hij kwam in een grote zaal waar een troep mannen en vrouwen bijeen was in een wild feest. Ze ontnamen de monnik zijn staf en lachten hem uit. De pelgrim ontwaarde onthutst de attributen van de Bokkenrijders en wist in wat voor gezelschap hij terecht was gekomen. Ze dwongen hem mee te doen aan de wilde braspartij. Maar hij weigerde. In plaats daarvan wees hij de bendeleden op hun zondige leven en noemde de leider een dief en moordenaar, die de heilige Kerstnacht ontheiligde. Razend van woede gooiden ze de pelgrim buiten, terug in de kou en de sneeuw.


De pelgrim stond op, keerde zich naar het kasteel en vervloekte het kasteel met de bewoners. De aarde beefde. Het kasteel stortte in. De aarde opende zich en langzaam verzonk het kasteel in de diepte. Dan sloot de aarde zich als een moeras boven de ongelukkige die het betreedt. De volgende ochtend vonden vroege kerkgangers de bevroren pelgrim.


Wilhelmina baronesse van Franckenberg en Proschlitz, die leefde van 1794 tot 1863, dochter van de tweede burgemeester van Udenhout, schreef in haar dagboek dat zij als kind speelde op de ruïne in de Mortel die men “Het Verzonken Kasteel” noemt. Nog steeds, als je op Kerstnacht je oren te luisteren legt op de grond van het Verzonken Kasteel in de Mortel, hoor je nog de klokken 12 uur slaan.


Video


Waar of niet?

Wat is er waar van de legende? Het verhaal van de Udenhoutse versie van de legende is op zichzelf niet waar. In de Mortel is geen kasteel de grond in gezakt. En toch is er veel wel waar van die legende. Anders zou die niet worden verteld. De legende is niet uit de lucht komen vallen. Er moet een bijzondere gebeurtenis zijn geweest, waardoor de legende in Udenhout wordt verteld.


De legende verwijst duidelijk naar de Mortel. Daar ter plaatse zal in de achttiende eeuw een ruïne van een oude hoeve hebben gestaan. Die ruïne is pas opgeruimd in het midden van de negentiende eeuw toen in het kader van werkverschaffing “nutteloze” gebouwen werden opgeruimd. Daaronder ruïnes, maar ook werd om diezelfde reden in 1858 het oude kasteel van Tilburg gesloopt. Zo'n ruïne kan best verblijfplaats zijn geweest voor een van de vele in de achttiende eeuw voorkomende bendes, en mogelijk van de Bokkenrijders. De aanwezigheid van zo'n bende is beslist aan te merken als een voor de plaatselijke bevolking indrukwekkende gebeurtenis, op z'n minst angstwekkend. En na hun vertrek zullen mensen verhalen hebben verteld over die bende, en over hun eigen dapperheid: “Vroeger, toen de Bokkenrijders in de Mortel verbleven.... “. Zelfs het tijdstip van kerstnacht is niet zomaar. Want juist op kerstnacht van het jaar 1755 werd in de wijde omgeving een lichte aardbeving gevoeld. En de grootvader van de oom van Kees van Iersel heeft echt de ruïne in de Mortel gezien, zelfs de gemetselde lijsten waaraan eens de poorten hadden gehangen.