Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Koieren door de Prins Hendrikstraat

Meeuwisse-van Dongen, later Jan Hopman. Beide met naaigarnituren.

“Francois van Rossum”, zegt moeder Leijten in de supermarkt van Arlon tijdens een korte vakantie in Luxemburg. “Wat heb ik nou weer aan mijn fiets hangen”, denkt Hans Leijten en controleert en passant of zijn moeder nog wel in orde is. “Francois van Rossum” zegt ze nog eens, en vervolgt “kijk daar loopt ie”. Warempel ze heeft gelijk. De zoon van de oude bakker van Rossum Prins Hendrikstraat nummer 2 loopt er in de winkel.

Deze anekdote is de eerste van een reeks die ik te horen krijg als we aan het begin van de Prins Hendrikstraat staan voor een korte wandeling met verhaal. Waar voor de meeste onder ons waarschijnlijk boekwinkel van Bavel op de hoek hoort, is het voor een eerdere generatie bakkerij van Rossum. Op de foto van de aanrijding tussen en vrachtauto en kar met paard is nog te zien hoe het beeld te vormen. Naast de bakkerswinkel was het woonhuis en later een kapperszaak. Na de bakker kwam er van Bavel met een boekwinkel, deze verhuisde later naar de overkant gesplitst in een boekwinkel en een cadeaushop. De boekwinkel is nu de Bruna. De oude winkel werd gekocht door Lambregts en is ondertussen gesloopt voor nieuwbouw. Op de andere hoek Jan Hopman, welke Verenaar kent hem niet. Maar voordat Hopman er kwam met zijn naaigarnituren, was er Meeuwisse van Dongen die er een winkel had. ’s Winters schaatste er een poppetje over een spiegel, nooitgedacht preek er onder. Meeuwisse van Dongen hielden er naast naaigaren ook een ijzerwinkel waar men ook schaatsen sliep. De ingang van de ijzerwinkel was eigenlijk aan de Keizersdijk maar wil ik hier toch even noemen omdat het wel één winkel was. In het midden stond een gemetselde waterput.

Naast Hopman was er de schoenwinkel van van den Meijdenberg, wanneer daar de schoenen in de uitverkoop gingen liep het storm met jongelui. De schoenen waren er zo oud dat ze welhaast weer mode begonnen te worden.

We blijven even aan deze, oneven, kant om straks langs de even nummers terug te lopen. Op nummer 5 vonden we vroeger de drogisterij van ten Haeve, Sjef woont er nog wel maar is nu drogist in ruste. Hij loopt ook mee in de wandeling en verteld honderduit over het leven van de drogisterij. In 1963 heeft hij de zaak overgenomen van Jan de Bont, die er naast de normale drogistprodukten ook levensmiddelen en behang verkocht. Zo is Sjef aanvankelijk ook doorgegaan, maar later heeft hij de behang en levensmiddelen er uitgelaten. De drogistrij groeide natuurlijk met de tijd mee en er moest plaats komen voor snuisterijen en geurtjes. “Mary Quant” zegt Mary van den Kieboom, in de straat beter bekend als Mary Zwets. “Ja” reageert Sjef verrast, “dat was een geurtje die tijd”. “Maar ook begonnen we met de verkoop van voorbehoedsmiddelen”. “Sjef, ik heb nou 4 joeng. Hedde gai nie van de spul, ge wit wel” ? “Condooms?” zei Sjef. “Neeje, kapotjes”. “Vlug, vlug want daolik komt er iemand binnen” “Hoeveel wil je er hebben?” en Sjef pakt alvast de doos onder de toonbank uit. “Doe hil de doos mar”. “Dus gaf ik de hele doos” zegt Sjef triomfantelijk. Wij kijken hem gedrieën vragend aan, “dat was een gros condooms” zegt ie, “144 condooms! Ik heb hem nooit meer gezien.”

Fietsenwinkel van de familie van Dieën

We lopen door. “Kijk” zegt Sjef, “tussen de takken van de klimop kun je het nog net zien”. Hij heeft gelijk, op de zijgevel van nummer 7 staat in witte letter ‘RIJWIELHANDEL’. Het was de familie van Dieën die er zaak hield. Hij had achter het huis de rijwielhandel en taxibedrijf. “De schuifdeur achteraan in de zijgevel was de ingang van de werkplaats en achter die garagedeuren stond een grote Chevrolet” zegt Hans. Mevrouw van Dieën had een winkeltje in huishoudartikelen aan de voorzijde van het pand, eigenlijk een winkel in potten en pannen, huishoudelijke artikelen doet misschien te veel verwachten. Aan straat was er ook een benzinepomp.

Ondanks dat Sjef, Hans en Mary me veel konden vertellen, miste ik op sommige plekken toch het verhaal van de straat. Daarom ben ik ook nog eens bij bakker Schuller en zijn vrouw op de koffie geweest, met gezelschap van Ad Adriaanse kon ik wat verder terug in de tijd graven.

Voor van Dieën woonde er Theunis Zijlmans, vader van Jo Zijlmans, oma van Cees Schuller. Theun had samen met Willem een transportbedrijf op het Hoge Veer. Later is dit bedrijf verhuist naar de Keizersdijk, waar nu ‘de Roef” is, de ingang was naast Maas.

Naast van Dieën was de timmerwinkel van Thijs Blom, als we het pand voorbij lopen horen we om de hoek iemand zagen in de werkplaats achter het huis. Het licht komt door de openstaande deur naar buiten, het is bijna nostalgisch om te zien dat er nog steeds getimmerd wordt in de schuur. “Het was altijd zaak om als eerste hier te zijn als we lotjes moesten verkopen”, zegt Hans. “Ome Thijs en tante Karlien voor de kinderen in de straat, hadden zelf geen kinderen, dus de eerste die hier kwam met de lotjes had er weer een verkocht.” Voordat ome Thijs en tante Karlien hier kwamen woonden er de dames van Dongen.

De huizen 11 en 13 staan wat teruggeplaatst en hebben daardoor een voortuin, de huizen waren eigendom van dierenarts van de Werf. Op 11 woonde de familie Adriaanse en later de dames van Vugt, daarnaast eerst familie de Rooij en later heeft er Jan Kommers gewoond. Bovenop zijn slaapkamer heeft hij de zijn eerste lab ervaringen opgedaan om dat later in zijn beroepsleven voor te zetten. Van de Werf zelf woonde ernaast op nummer 15 en was zoals gezegd dierenarts of veearts zoals dat destijds genoemd werd. Behalve zijn praktijk aan huis beoefende hij dit beroep ook in het leger uit. In de oorlog van 14-18 was hij daar zeer druk mee. De tweede wereldoorlog was er de oorzaak van dat het huis deels kapotgeschoten is door de Duitsers, die dachten dat er Engelsen gekwartierd waren, wat overigens niet zo was. Het huis is na de oorlog weer opgeknapt en bleef nog lang dienst doen als dierenartspraktijk. Na v.d. Werf kwam er eerst Driessen en ook Kraanen, die later naar de Ambachtsherenlaan verhuist is, heeft er aanvankelijk zijn praktijk gehad. Na Kraanen kwam er De Borst, die had een bakkerij in de Koningstraat.

Op 17 woonde Van Besouw daarnaast was de garage van Adriaanse, de opa van Ad was deze er ooit begonnen. Als voerman bij de spoorwegen begonnen en het transportbedrijf zo opgebouwd.

Fabriek van Gewapend en Ongewapend Beton, P.H. Kommers in de Pr. Hendrikstraat.

Piet Kommers had er zijn huis op 19 met daarnaast voldoende ruimte voor zijn betonfabriek, het glorierijke jaren voor de opa van mevrouw Schuller die onder andere buizen maakte voor rioleringen die toen veel gelegd werden. Daarnaast was hij ook een soort van freelance gemeenteopzichter voor alle putten die gebouwd werden.

Henk Blom heeft er later nog een timmerfabriek gehad. Nummers 23 en 25 zijn gebouwd door Timmers, het ene voor zoon Simon en het andere Bets. Simon kon goed leren en verhuisde later naar Den Haag, Bets trouwde met Jan van der Zalm die politieagent was. Veel mensen die tijdens de oorlog bij de ondergrondse hadden gediend kregen erna een baan aangeboden als politieagent. De meeste hadden echter slechts een lagere school opleiding omdat ze van het platteland kwamen. Zonder Mulo was het echter moeilijk om hogerop te komen binnen het korps, daarom verhuisde velen naar kleinere oorden zoals Brakel en Jip waar men wel opper kon worden zonder de Mulo te hebben gedaan.

Op 27 woonde de familie Raaijmakers, schippers en later Sauerland van de Lankhuijzen en Co bank, later Amsterdamsche Bank. In de oorlog woonden er de twee kinderen van Christiaansen, zij waren toen circa 20 tot 25 jaar. Beide dienden ze bij de ondergrondse samen met Jan van de Zalm, Jan Adriaanse, Adrie Redert, Simon Ruitenberg en Annie Ruitenberg.

Aan verzetshelden heeft het in de Prins Hendrikstraat in de oorlogsjaren zeker niet ontbroken. Naast de hierboven vermelde mensen zijn er vast nog meer geweest. Maar ook Mina van Narse (bijnaam, achternaam onbekend) die ervan verdacht werd met de Duitsers aan te pappen, bleek jaren na de oorlog toch velen mensen gered te hebben. Door de soldaten uit te horen wist ze wie er opgepakt ging worden en waarschuwde ze vele slachtoffers zodat ze konden vluchten. Voor Mina was het leed toen al geschied, haar café was met de grond gelijk gemaakt en haar straf al uitgezeten. Zover wij weten is ze nooit gerehabiliteerd.

Bij De Beule op 29 waren de rolluiken altijd dicht.

Op 31 woont nu Hans Broeders, maar ooit was hier de leerlooierij van Redert. Heijblom (zwartsnoet) van het zwart end werkte hier. Hiernaast was er een pad dat leidde naar de achtergelegen weilanden.

Na Dingeman Lankhuijzen opa van Cees Schuller huisde er velen schoolmeesters op 33.

Bakker Wiercx kwam begin vorige eeuw vanuit Geertruidenberg naar ’t Veer en vestigde zich aanvankelijk vooraan in de straat. Later is er Cor Bouwens een slagerij begonnen. In de winkelmuur (nu sportzaak) was ooit de eerste steen te zien, gelegd door Bernard Wiercx die daar in 1889 bouwde. Helaas is bij een verbouwing toen Cor Bouwens er inzat de steen verloren gegaan. Bernard Wiercx was een statige man met een grote witte baard die naar Faants begrip deftig sprak, hij begon de bakkerij naast de Witte Leeuw terwijl zijn broer de winkel van vader in de Koestraat overnam. Later is daar door latere bewoners tijdens een verbouwing een fles in de muur gevonden met daarin een brief waaruit blijkt dat Wiercx er in 1850 is begonnen.

Sinds 1921 op de huidige plaats, rond de kruispad zaten zoveel bakkers dat Johan Wiercx in die tijd besloot naar nr 35 te verhuizen. Vanaf 1939 werkt Martin er mee en sinds ’78 begint ook de huidige generatie Johan Wiercx er zijn bakkers carrière.

Op 37 woonde Karel Dekkers, die had een naaiatelier achter Jan de Hoogh (café de open deur) aan de Maasdijk. In de oorlog was er in het naaiatelier een gaarkeuken gevestigd waar Piet van Kuik de kok was. Na Dekkers kwam er schipper Stravers, dan Jan Rasenberg, Cor Blom, Jozef van Avendonk en nu Audrey van Dongen, haar man Kees is overleden. Het huis staat nu te koop.

Han de Jong woonde op 39, hij had er een groot grossiersbedrijf met grote kaaskelders. In de oorlog deden de kelders dienst als schuilplaats voor de mensen van de straat en ook bivakkeerden er regelmatig soldaten. Han zelf moest destijds vluchten vanwege zijn functie als locoburgemeester. Na de Jong kwam er Couturier met de eerste champignonnen-kwekerij van Nederland, Couturier was een echte dandy. Daarna kwam er Hollang Heating van Wuijten en de Wind, het werd een groot bedrijf waar veel Verenaren hun brood verdienden. Maar uiteindelijk werd het te bedrijf te groot voor Veerse begrippen want de gemeente had geen passend antwoord klaar toen de directie van Holland Heating om uitbreidingsgrond kwam. De gemeente Waalwijk zag deze buitenkans en bood de heren gratis grond aan, zodat ook Holland Heating verdween daarmee plaatsmakend voor Notaris Schaap die later nog naar het huis Van Besouw is verhuisd. Ook Han Kerstens heeft er een bedrijf gehad met ruim 400 mensen in dienst maar daarvoor was er eerst een drukkerij waar ook Chris Verhoeven werkte. De drukkerij ging failliet op het moment dat er juist 2 weken van te voren een drukpers van 60.000 gulden was binnen gereden, de oud ijzerboer kocht hem op voor 5000,=. Ook was er ooit de levenschool ‘De Bergdonk’ gevestigd, nu is het afgebroken vanwege de nieuwbouw.

Op 41 woonde ooit de familie Knaapen die later naar de Vijfhoevenlaan verhuisde en op 43 de smid Rolffs. Zijn wc stond precies in het verlengde van de straat en iedere ochtend ging Rolffs er dan eens op z’n gemak voor zitten, met de deur open zodat hij goed kon zien wat er in de straat gebeurde.

Diepsteeg

Officieel liep de Prins Hendrikstraat naast Rolffs nog verder naar achteren, maar in de volksmond heette het de Diepsteeg.

Hier woonden veel mensen met bijnamen zoals Rooie Kee, Aantje Sloef en Trui Toet. Ook woonden er veel kinderen in de Diepsteeg, die sliepen dan op de benauwde zolders van de kleine arbeiderswoninkjes. Zomers was dat ondoenlijk en dus waren ze nog laat op straat aan het spelen, dit tot groot ongenoegen van Rolffs die er ’s morgens altijd vroeg uit moest. Zijn wraak kwam dan ook des morgens want dan was het zijn beurt om herrie te schoppen, het gerucht gaat dat Karel Bammes ooit in zijn eentje het aambeeld van Rolffs heeft opgepakt en weggezet zodat de smid ‘s morgens niet aan zijn werk kon. In het steegje stonden een twaalftal huisjes en in de hoogtijdagen woonden er zo’n 134 mensen. Het waren kleine huisjes met nauwelijks ruimte om je even terug te trekken in een gezin van 12 à 13 hoofden.

3366 - wiki.jpg


Zo is er het verhaal van Adam van Rijsbergen, mevrouw Schuller schiet al in de lach als Cees erover begint. Adam reed altijd met een houten bak op een onderstel met twee wielen en ervoor een paardje. Aan de achterkant kon middels een klep de gier uitgereden worden op het land. Zo gebeurde het dat Adam bij de bakker even afstapte voor brood, toen op dat moment het paard begon te kruien (achteruit lopen). De wagen botste achteruit tegen de voordeur van het kleine huisje aan de overkant, de deur klapte open en zo ook de klep aan de achterkant van de kist. De mest zocht zijn weg door het huisje en kwam er door de achterdeur weer uit.

1106 - wiki.jpg

Als we weer terug gaan naar het begin van de straat dan staan we weer aan het begin van het verhaal waar mevrouw Leijten Francois van Rossum herkent. Van Rossum had een bakkerij op de hoek met de Kruispad, later is er van Bavel’s boekenwinkel gekomen met daarnaast het woonhuis van Van Bavel. Later is het Bruna geworden en naar de Hoofdstraat verhuisd, het pand is afgebroken.

Hotel de Witte Leeuw volgt, tenminste het was ooit een hotel, nu is het nog café-restaurant. Maar het heeft zelfs een schoolfunctie gehad, toen er een tijdje twee klassen van de Theodorusschool les kregen. In het begin van de vorige eeuw was het Bram Lambregts die het overnam van Helmus (van Wilhelmus) de Reijer, daarna is het nooit meer uit handen van de familie Lambregts gegaan. Bram Lambegts kwam oorspronkelijk uit Princehage en raakte hier verzeild toen hij trouwde met de dochter van bakker Jan Simonis.

Zoals reeds gezegd was het aanvankelijk bakker Bernard Wiercx die er naast de Witte Leeuw zijn bedrijf had. Bernard bracht dagelijks met de hondenkar het brood rond, de trouwe viervoeter wist precies wie zijn klanten waren. Soms moest de bakker toch even aanbellen bij mensen terwijl die daags van te voren gezegd hadden die dag niets nodig te hebben. “Tja, dat weet ik wel” zei Wiercx dan, “maar d’n hond niet”. Het beestje wilde niet verder voordat bakker Wiercx binnen geweest was. Later ging het rondbrengen met paard en wagen, aan het eind van de ronde bij de Reijer voor de deur stapte Bernard dan af en gaf z’n paard een tik. Deze liep dan rustig naar zijn stal, onderwijl ging zijn baas de dorst lessen in het café. Laat op de avond kwam het dan voor dat hij met het hoogste woord op de tafel een voordracht deed. Nadat de bakkerij verhuisd was naar het andere eind van de straat, kwam er de slagerij van Cor Bouwens in en nu is het een sportzaak.

Een oplettend wandelaar merkt dat er een aantal nummers ontbreken nu, maar de echte speurneus heeft ze al gauw in de smidssteeg ontdekt. Vroeger stonden er met name veel boerderijen in de Prins Hendrikstraat, toen nog gewoon Smidsend geheten. Deze boerderijen stonden met de achteringang aan straat, dat was zo omdat aan de achterkant de meeste bedrijvigheid heerste en aan de voorzijde slechts een voetpad nodig was. Hetzelfde zoals in de Hoofdstraat het geval was, zoals daar nu het Schoolpad aangeeft hoe het pad langs de voordeuren liep zo liep dat ook hier ook zo tot aan de Julianalaan (destijds nog Stadsweg) toe.

De verwoestingen na de grote brand
De man wiens naam de straat nu draagt loopt in het midden, met hoge hoed en grote snor. Prins Hendrik bracht naar aanleiding van de grote brand een bezoek aan ons dorp.

De nummers 8 en 10 staan nog precies zoals ze altijd stonden, hier had boer de Bruijn zijn boerderij en had er twee woonhuizen laten bouwen voor twee families. Huib de Bruijn, zijn broer, was rentmeester bij Theo Heere en had dus een waardig beroep. Hij beheerde de Hille (aan de overzijde van de Donge waar het voormalig vuilnisterrein is) en gaf daar leiding aan ongeveer 10 man. Later kreeg hij ook de boomgaard onder zijn beheer, waarbij hij zorgde dat de appelschuur (het Fruithuisje) gevuld werd.

Brand was er de oorzaak van dat de schuur van de Bruijn met enkele huisjes waaronder die van Frans Pruijssers en Piet Blom afbrandde, spelende kinderen hadden een kip aangestoken en deze was al brandend de schuur in gerend. Men kan wel raden dat dat een letterlijk lopend vuurtje werd in die schuur. Dit was overigens in begin jaren 40 en dus niet de grote brand die ooit de straat teisterde. De oorzaak van de grote brand in 1909 was een blikseminslag, bijna de hele straat lag toen in as. De ramp was destijds zo groot dat Prins Hendrik het zelfs nodig vond om naar Raamsdonksveer te komen. Hij schonk de gemeenschap 100 gulden voor de wederopbouw van de straat, nadat deze wederopbouw zijn voltooiing had bereikt werd de straat die tot dan nog altijd Smidsend heette, omgedoopt tot Prins Hendrikstraat. Sindsdien staan ook de meeste huizen met de voordeur naar de straatkant.

Ik schreef dat bijna de hele straat in as lag, want de werkplaats van smid van Onzenoort had de brand overleefd maar voor we daar zijn konden we eerst langs slager Bouwens de Smidssteeg in, hier woonde schone Marie, Kee van Dijk, Pietje Heurter (de oliepit) en Hengstenmengel. De steeg ging uiteindelijk over in een koolassiepad, dit pad liep precies achter de huizen van de Suikerstegt (nu Oranjestraat) dus niet waar nu de Margrietstraat is. Hier stonden 19 woningen aan, deze waren gebouwd kort na de oorlog toen er woningnood heerste. Het pad liep tot aan het Hoge Veer. Dan zoals gezegd Jan de Smid, Sjaak van Avendonk werkte er en in het aanpandige huis heeft mevrouw Kieboom gewoond. Naast de smederij was er meteen de hoefstal waar de smid de hoefijzers van de paarden verving.

Op 20 woonde Huib Boelaars van de verzekeringen en daarachter de familie Krooswijk. Naast Boelaars is Adriaanse begonnen met Frans van de Pluijm als inwonend medewerker. Hij reed altijd op de bakfiets. Later heeft schipper Rasenberg in het huis gewoond en nog later familie Zwets.

Lambert Spuijbroek woonde op 24, hij had een groothandel in gist en spiritus maar had ook inkomsten als aannemer. Zijn handel reikte tot Hooge en Lage Zwaluwe waar hij met de motorcarrier naar toe ging. Later was hier de Boerenleenbank gevestigd en tegenwoordig het kinderdagverblijf. Daarnaast de boerderij van Grad de Bruijn, de laatste boerderij die nog echt het vak bedrijfde in de straat. Na Grad overgenomen door Jos en zo verder in de familie gebleven. Nu wordt er geen boerenbedrijf meer gehouden maar dient het nog als aardappelopslagplaats. “Toen Trees geboren is zijn er in heel de straat vijf kinderen geboren in een week tijd” zegt mevrouw Schuller ze vervolgt: ”Jan Lankhuijzen, Piet Kommers, Tineke Zwets en een kindje bij Van Onzenoort maar dat is helaas na 2 dagen alweer overleden”.

Dingeman Kleijn was aannemer en bouwde het huis op 28 en 30 ooit als een huis, naast aannemer was Dingeman ook doodkistenmaker. Aan het huis is ooit een stuk aangebouwd waar zijn zoon ging wonen, sindsdien zijn het twee huizen geworden. In het ene deel heeft Kleijn nog lang gewoond, later is er Mulstee ingekomen. De andere helft is vaak van eigenaar verandert, eerst Lankhuijzen, dan Van den Hoven (van de post) en dan Pruijsers. Ook heeft er ooit een Wiercx gewoond, vermoedelijk een zoon van de broer van Martin.

Nummer 32 is gebouwd door Lankhuijzen - van Dongen, later is er Zwets van de verzekeringen in gaan wonen, die heeft er later een bijkantoor aangebouwd. Het heeft een hele mooie hal met een muurschildering. Bij Zwets was ook muziekleraar van Steenbergen in de kost, van Steenbergen was ook de directeur (tegenwoordig dirigent) van harmonie de Eendracht. Nu woont er de familie Stienen, van de olienootjes.

Op 34 treffen we weer een Lankhuijzen, ene Wim in dit geval. Ik weet niet of alle Lankhuijzen in de straat familiebanden hadden met elkaar, maar er waren wel minstens twee verschillende Lankhuijzen in de straat want Wim Lankhuijzen was geen familie met Lankhuijzen-van Dongen van nummer 32. Hij kwam van Raamsdonk en had er zijn boerderij overgedaan aan de kinderen en is hier van zijn pensioen komen genieten. Na Lankhuijzen is er politieagent de Moor komen wonen, hij was de opper van het Veer, samen met Nachtzaam was hij een gevreesd duo voor soldaten van de Pontenierskazerne waar vaak problemen mee waren. Later heeft hier de familie Leijten gewoond.

Op 36 woonde de familie Kieboom, werkte bij de tankfabriek en later mevrouw Brejaart-Stap, weduwe van meneer Brejaart waarnaar de Brejaartstraat is vernoemd. Brejaart werd in de tweede wereldoorlog doodgeschoten terwijl hij in functie was van de gemeente.

Daarnaast heeft in de oorlog even de familie Wisse gewoond, daarna Van der Spek die later naar Australië emigreerde en daarna Kees Kivits en Netje Blom. Later heeft er Nellis Oome er gewoond, zijn vrouw kreeg de bijnaam wonderkoe. Deze naam kreeg ze toen ze eens met de plattelandsvrouwen op stap waren en de vrouwen wat aan het stiefen waren. Bij de eerste gaf de beste koe 25 liter, bij de tweede 27 en de derde 29 liter. “Och” had vrouw Oome gezegd, “die van ons geeft wel 35 liter, da’s een echte wonderkoe!”

Op 40 treffen we het woonhuis van de smid Jan van Onzenoort, het huis heeft ie zelf gebouwd. Hij had er ook een grote boomgaard bij. Jan is in de jaren 60 overleden en toen heeft er van Casteren ingezeten met een kuiperij annex vatenhandel. Na van Casteren is Han van Truie uit de Julianalaan er komen wonen.

Over 42 heb ik het al even gehad. Het is het café van Mina van Narse (niet haar echte naam), zij werd ten onrechte veroordeeld te heulen met de Duitsers in de oorlog. Het café werd weer opgebouwd door Piet van Dongen, een boer uit Raamsdonk. Hij maakte er een gezellig café van met biljart. Na Piet gingen Koos en Dina het café runnen. Zij waren ex-schippers en hadden goede contacten op het Sandoel. Veel Sandoelse kwamen er dan ook regelmatig, zoals met de kermis en dergelijke. Het was er altijd een gezellige boel met een orgel en leuke mensen. De dochter van Kees en Dina woont er nog steeds, maar het is geen café meer.

In 1910 is Cornelus Schuller begonnen als bakker op nummer 44, hij nam de zaak over van familie Vos die alle cafés van het dorp als klant hadden. Vos had zelf geen opvolging want dat was broer en 2 zussen. In 1944 hebben Frans en Klaas de zaak overgenomen van vaders, op hun beurt deden zij het in 1980 over aan Cees. Cees heeft om gezondheidsredenen de zaak in 2000 overgedaan aan Manon van de Westen.

Tegenover Manon stond tot voor kort een klein wit huisje, dit was van kleermaker Oosterling en behoorde ook nog bij de Prins Hendrikstraat evenals het huis op 48 van Adam van Rijsbergen, later kwam hier van Vark in die chauffeur was bij de Jong grossierbedrijf en daarna Jos Verduijn met zijn kolen en oliehandel. Tot voor kort was er autobedrijf van de Kaay, en nu heeft het plaatsgemaakt voor de nieuwe wijk Veers Centraal.

Maar over 46 is meer te melden, want Kareltje van Dongen heeft er zijn kleermakerschap ooit geleerd. Bovendien heeft het in de oorlog onderdak geboden aan Joodse onderduikers. Door de ingewikkelde constructie van het huis, leek het huis de voordeur te hebben aan de Julianalaan. Op een of andere manier zijn de Duitsers hierdoor misleid waardoor de onderduikers nooit ontdekt zijn.


Dit verhaal is tot stand gekomen met medewerking van Sjef ten Haeve, Hans Leijten, Mary van den Kieboom-Zwets, Cees Schuller, Ad Schuller-Kommers en Ad Adriaanse.


Heeft u aanvullingen of wijzigingen bij dit artikel? opdekaart@veerserfgoed.nl