Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Kees van Iersel

Kees van Iersel
10.2 Martien van Iersel met zijn vader en moeder bij zijn 1e communie 19-05-1955.jpg
Kees van Iersel en Anna Scholtze met hun zoon Martien van Iersel (1955)

Kleermaker Kees van Iersel, ook bekend als voorzitter van voetbalvereniging S.v.S.S.S., van de EHBO vereniging Sint Bernardus en van postzegelvereniging de Jonge Filatelist, heeft ten tijde van de Bevrijding in 1944 een indrukwekkend dagboek geschreven, waarvan vele passages zijn opgenomen in het boek "Over d'n Oorlog". Hier het begin van het dagboek:


Met de geallieerde legers voor de grens en met de operatie "Market Garden" was het nu echt oorlog, dag in dag uit, vol angst, vol onzekerheid. Hier volgt een boeiend dagboek van Kees van Iersel, kleermaker, die deze periode ook beleefd heeft als lid van de EHBO. Hij schrijft zijn dagboek als brieven aan frater Martinez.

Udenhout, 14 september 1944

Beste Frater Martinez,

't Is Avond. Ons tante Martina zit met onze kleine jongen te spelen. Tante Ant ligt in een luie stoel, Anna zit te naaien en ik ga uit verveel U een brief schrijven. Een brief waarin ik U ga vertellen over de belevenissen van de laatste weken. Wij maken het tot op heden nog goed. We zijn goed gezond, leven wel in angst en spanning, maar tot op heden is op enkele pannen en ruiten na in Udenhout alles nog onbeschadigd gebleven. Aan ons huis mankeert nog niets. Hopelijk kunnen we dat over een maand U dat nog eens schrijven. We hebben anders een angstige tijd achter de rug. Het gedonder begon voorgoed op Dinsdagavond. Ik zal U het een en ander in de vorm van een dagboek vertellen. Het zijn allemaal wel herinneringen, maar ik veronderstel dat mijn geheugen mij toch niet in de steek zal laten.

Zaterdag 2 september Het is onrustig hier in Udenhout. Vele Duitsers trekken hier over de Bosscheweg richting den Bosch. Hele colonnes vrachtwagens aaneengesloten. Wij weten niet wat er zal gaan gebeuren. "Verdere distanciëring in Frankrijk te verwachten", stond in de krant. We beginnen er iets van gewaar te worden.

Zondag 3 september Het is nog dezelfde toestand. Zondagmiddag waagde ik me met onze kleine Co het tweede zoontje van onze Piet op de Bosscheweg. We waren 'n tien minuten Quatre Bras voorbij toen er opeens Engelse jagers verschenen. Van alle kanten klonk het afweervuur. Ik als "de donder" van de fiets af. Maar daar er nog steeds Duitsers over de weg trokken leek het me toch gevaarlijk daar te blijven. We zijn toen de eerste de beste binnenweg ingegaan en zo langs binnenwegen weer naar huis gegaan. Onderweg nog eens moeten schuilen voor het vele schieten. Toch behouden thuis gekomen.

Maandag 4 september Geruchten. De Engelsen zijn hier, ze zijn daar, ze zijn ja ik weet niet waar al. Een ding stond bij ons vast. Ze komen dichterbij. Met dichte drommen ging het de grote weg over, allen richting 's Bosch. 's Avonds ging ik naar de E.H.B.O.-oefening. Onderweg werd ik staande gehouden door een paar mensen die me verzochten enkele zieken uit de Van Heeswijkstraat te laten vervoeren, omdat de vertrekkende Duit¬sers van plan waren het zogenaamde mobilisatiecentrum in de lucht te laten vliegen. Dat dit bericht in het algemeen grote schrik teweeg bracht laat zich begrijpen. Daar we met voldoende E.H.B.O.'ers waren was aan het verzoek vlug voldaan. Toen naar de kleermakerij, de voornaamste spullen in de kelder in veiligheid gebracht, en daarna naar huis waar het ontstellende nieuws ook bekend geworden was. Ondertussen waren onze Pa, Moeder en Door plus kleine logé Co bij de tantes gekomen. Heel het huis vol met angstige wachtende mensen. Angstig was het. We wisten immers niet wat er gebeuren zou. Na tien uur lieten zich de eerste ontploffingen horen. We gingen zo af en toe eens buiten kijken maar er was nog niets te zien. Later bleek dat deze ontploffingen vanuit Rijen waren. Daar heeft het er ook nog al gespannen. Plusminus 11 uur begon het hier. Wezenlijk, de ramen stonden te trillen. We gingen al eens buiten kijken, zo achter het huis. Een rode gloed kleurde de hemel. De ontploffingen, waaronder zeer zware, bleven voortduren. We kortten de tijd met het bidden van 'n paar rozenhoedjes, en ik met op de grond te liggen slapen; maar toen was het ergste voorbij. Om tien uur kwam Ties Heessels ons roepen om eens buiten te komen. De straat was vol mensen. Het branden was verschrikkelijk. Het centrum (bedoeld is hier het mobilisatiecentrum), vier prachtige magazijnen, stonden in lichter laaie. Verder de landbouwschool, hutten van de steenfabriek, die ook als opslagplaatsen gebruikt werden, het parochiehuis en de school op den Biezenmortel die ook als magazijnen gebruikt werden. Op vijf plaatsen kleurde de rode gloed de hemel, als even zoveel tekens dat de Duitsers Udenhout verlaten hadden en dat ze datgene wat ze niet konden meenemen aan vernietiging ten prooi gaven. Een garage (thans Kreitenmolenstraat 134) was ook in brand gestoken, recht tegenover Botermans. Deze brand was gauw geblust en de burgers aan het ruimen. Alles wat er nog bruikbaar was, is weggesleept. Goede buit is er niet gemaakt. Het was meest oorlogsmateriaal en daar kunnen wij mensen dus verder al niet veel mee aanvangen. Onze perfecte brandweer was spoedig in actie. Het achterste deel van de landbouwschool dat in brand stond werd geblust; daardoor bleef de school gespaard. Door het overspringen van de vonken, dreigde het huis van de gebroeders van Lamoen ook vlam te vatten. Dit is door het actief optreden van de brandweer voorkomen. Hulde aan het kranige vrijwilligerskorps. Eindelijk begon het te lichten en de zware nacht was voorbij. Troosteloos waren de nog brandende ruïnes. Vele burgers waren nog aan 't speuren om iets bruikbaars te vinden. Nu en dan kwam er nog eens 'n Duitser. 'n Achterblijver meenden we. Maar wij waren vrij. In onze mening althans. Het zou anders uitkomen.

Dinsdag 5 september Lust tot werken nihil. Ik bleef thuis om ons Anna wat te helpen en wat boodschappen te doen. Ik was juist op de boterfabriek om wat boter en melk te halen toen een felle slag de fabriek deed daveren. Wat nu weer? Kaatsheuvel! De munitievoorraden in Kaatsheuvel gaan de lucht in. Hetzelfde gesputter als hier, maar daar tussen door slagen, die het huis deden schudden. Eerlijk frater. Felle donderslagen waren maar kinderrammelaars in vergelijk met dat geweld. Gevaar bleek er niet bij te zijn. Angst hadden we genoeg. Maar het viel toch nog al mee. Aan het lawaai werden we al meer en meer gewend. We schrokken op het laatst al niet meer.