Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Katholieke Universiteit van Biezenmortel (KUB Biezenmortel)

Schertsnaam voor het kapucijnenklooster van Biezenmortel, waar de kapucijner studenten hun hogere studievakken als filosofie volgden.


De Kapucijnen kregen in 1919 toestemming voor de bouw van een nieuw studieklooster in Udenhout. Bij nadere uitwerking van de plannen ziet de orde af van de bouw van een studiehuis voor het onderbrengen van de gehele studie. Men besluit de filosofie onder te brengen in Biezenmortel en de theologie in Helmond te vestigen. In de loop der jaren is deze verdeling een paar keer veranderd. De filosofiestudie was in Biezenmortel ondergebracht van 1921 tot 1934, van 1939 tot 1945 en in 1964 en 1965. De theologiestudie was daar gehuisvest in de periode 1934 tot 1939 en van 1945 tot 1964. Van 1921 tot 1962 is het klooster van Biezenmortel tevens noviciaatsklooster voor broeders. Deze zijn vooral bezig met huishoudelijke taken en enkelen van hen hebben daarom vrij regelmatig contact met de buitenwereld. De leefwereld van de fraters-studenten beperkte zich uitsluitend tot de gebouwen en de kloostertuin, van de buitenwereld afgescheiden door muren of een kloostergracht.


De studie filosofie en theologie De hogere studie voor de fraters bestaat uit twee hoofdonderdelen, te weten het Philosophicum met een studieduur van 3 jaar en het Theologicum met een studieduur van 4 jaar. Het Philosophicum of filosofie staat onder patronaat van Thomas van Aquino, een van oorsprong Italiaanse wijsgeer uit de 13e eeuw. De van adellijke afkomst zijnde Thomas ging al op zijn 14e jaar vrije kunsten studeren aan de universiteit van Napels. In die tijd was de faculteit der vrije kunsten een soort propaedeuse voor de studie in theologie, rechten of medicijnen. Thomas studeerde er menige jaren filosofie en theologie. Hij gaf later op vele universiteiten in Europa college in deze vakken en schreef talrijke geschriften over vraagstukken over de mens, God, de schepping en het heelal. Thomas bracht de moderne wetenschappen in zijn denken. Toen in de 19e eeuw in de Katholieke Kerk het besef groeide dat zij geen antwoord had op de wijsgerige, wetenschappelijke en sociale vragen van haar tijd, voltrok zich een terugkeer tot Thomas van Aquino. Men hoopte bij hem zo niet het antwoord op die vragen te vinden dan toch de beginselen tot een antwoord. Deze in de late romantiek ontstane gedachte, vond haar vorm en bekrachtiging in 1879 in de encycliek Aeterni Patris. Daarin werd de leer van Thomas van Aquino min of meer tot officiële leer van de kerk verklaard. Men verwachtte van een terugkeer tot Thomas een herleving van filosofie en theologie binnen de Katholieke Kerk. In die kerk heeft de encycliek Aeterni Patris een sterke impuls gegeven aan de verdere ontwikkeling van het Thomisme. Zijn filosofie werd verplicht gesteld voor iedere priesteropleiding. Hiermede werd bereikt dat de leer van de Kerk overal in dezelfde wikkel werd gepresenteerd. Priesters in Afrika, Amerika, Europa en Azië spraken dezelfde ‘vaktaal’, zodat men elkaar niet kon misverstaan. De filosofie was de onderbouw voor de daarop aansluitende theologie.


Onder de namen van de studieonderdelen filosofie (liefde voor de wijsheid) en theologie (leer over God) schuilen een scala van niet alledaags gehoorde vakken zoals wijsbegeerte, logica, metafysica en nog een 30-tal andere wetenschappelijke onderdelen van hogere studies. Jaarlijks wordt het programma bijgesteld. De namen voor deze vakken blijven hier achterwege omdat dit opstel zich niet leent voor nadere wetenschappelijke uitleg. Tot de vakken voor de fraters-studenten behoort onderricht in de oude talen Latijn, Bijbelgrieks en Hebreeuws. Vele geschriften, gesteld in die oude talen, zijn verplichte studiestof. Het lesprogramma, zowel voor filosofie als theologie bestaat gemiddeld uit 17 uur college per week, met daarnaast een uur per week onderricht en oefening van preken. De studenten moeten daarnaast periodiek een schriftelijke verhandeling of opstel over een of ander belangrijk onderwerp inleveren. Dat behelst dan een logische verhandeling over dat onderwerp.


De jaargenoten van de priesteropleiding vormen samen een klas. De studenten krijgen in eigen huis onderricht van een magister (directeur), diverse professoren en lectoren, opgeleid door de eigen orde. Alleen in de voormiddag tussen 9 en 12 uur worden er klassikaal colleges gegeven. Iedere middag is er ruim twee uur verplichte zelfstudie in de eigen ‘cel’. Van de studenten wordt verwacht dat ze de hun toegemeten tijd zoveel mogelijk benutten. Om naar een volgend collegejaar over te gaan moeten de studenten regelmatig examen doen in de verplichte vakken.


Het studieprogramma is echter niet zo overladen dat er voor de middelmatige student in het geheel geen tijd over blijft voor vrije studie. De fraters mogen bepaalde liefhebberijen ontwikkelen. Zij mogen binnen bepaalde grenzen de vrije-tijdstudie zelf bepalen. Zij kunnen deelnemen aan studieclubs, omdat meerdere studenten voor het bestuderen van eenzelfde onderwerp zich in studieclubs mogen verenigen. Daarnaast behoren het houden van korte inleidingen en discussies met anderen tot de studielast.


Na de priesterwijding krijgen de jonge priesters, voortaan paters geheten, nog een jaar onderricht in pastoraat of missiewerk in het klooster van Tilburg. Tegenwoordig noemen we dat een stagejaar. De paters gaan daarna pastoraal werk verrichten of worden uitgezonden naar de missiegebieden in verre landen. Knappe studiekoppen werden aangewezen om door te stromen naar een erkende universiteit om daar verder te studeren en eventueel te promoveren.