Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Jan van Gorkum

Jan van Gorkom (1918-1972), nee, het is geen tikfout. Jan staat ingeschreven als Van Gorkom en niet Van Gorkum, een schrijffout van de burgerlijke stand te Udenhout bij zijn geboorteaangifte) was de jongste zoon van Wilhelmus van Gorkum en Johanna (Aant) van Noije. Hij groeide op in Udenhout waar hij de lagere school bezocht. Hij wilde daarna timmerman worden, maar om onduidelijke reden is dat niet doorgegaan en hij werd boerenknecht bij Hannes Bertens op den Ouwe Meulen. Na enkele jaren veranderde hij van werk en werd hij voerman bij houtzagerij Van de Voort te Udenhout. Deze rooide de bomen uit de bossen rond Udenhout en vervoerde deze met paard en wagen (een tweewielige wagen, de zogenaamde mallejan) naar de houtzagerij, gelegen in de Kreitenmolenstraat, waar ze verder werden verwerkt. Dit werk deed Jan tot hij zijn dienstplicht moest vervullen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is Jan nog in militaire dienst en is hij gelegerd in Delft. In 1943 moest Jan zich melden bij de Duitse bezetter. Hij weigerde. Op een nacht in het najaar stopte een vrachtwagen met Duitse soldaten bij het ouderlijk huis aan de van Heeswijkstraat 82 te Udenhout en klopten aan. Bart, een broer van Jan, deed de deur open. De Duitsers (Sicherheitsdienst) betraden de woning met de melding dat ze Jan van Gorkom kwamen arresteren en liepen direct naar boven naar de slaapkamer waar Jan sliep en arresteerden hem. Hij moest zich aankleden en ze gingen naar beneden. Maar dan maakten de Duitsers een fout door Jan voorop te laten lopen de trap af. Jan liet zich pijlsnel via de leuning naar beneden glijden en liep direct door de keuken naar de bijkeuken en draaide de stop van het licht uit, zodat de Duitsers in een vreemd huis in het pikdonker stonden. Jan maakte van de verwarring gebruik door via de achterdeur de achter het woonhuis liggende velden in te vluchten. Na enkele dagen her en der in hooischelven en bij bekenden te hebben geslapen, kreeg hij van de ondergrondse van Tilburg valse papieren en dook hij onder in Kaatsheuvel bij de familie De Rooij, waar hij tot de bevrijding zou blijven. Na de bevrijding was Jan enige tijd lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Jan kreeg in 2011 postuum het Mobilisatie-Oorlogskruis van de Minister van Defensie. Het is in de buurt van zijn onderduikadres, waar hij zijn latere echtgenote Cita Köhnke ontmoet, die enkele huizen verder woonde in een pleeggezin, bij het echtpaar Lambertus van der Hoeven en Gerdina de Graaf. Op 9 januari 1945 trouwden zij en gingen enkele maanden wonen in Udenhout. In december woonden zij al in het Hoekske, een buurtgemeenschap gelegen op de grens van Kaatsheuvel en Sprang. Zij woonden in het gedeelte dat valt onder Sprang, maar geheel op Kaatsheuvel is georiënteerd. Jan werkte eerst als stratenmaker, later bij textielfabriek De Regenboog te Tilburg en na 1960 bij de firma Lips te Drunen, een metaalbedrijf ondermeer gespecialiseerd in scheepsschroeven. Na een aantal jaren ging hij toch weer terug naar de textielindustrie, waar hij tot zijn dood in 1972 zou blijven werken.