Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Industriële revolutie

De fiets, het fototoestel, de gloeilamp, kunstmest, de naaimachine, de postzegel, de telefoon, de trein, het zijn maar een paar van de vele uitvindingen die de 19de eeuw heeft voortgebracht. De allerbelangrijkste industriële ontwikkeling van die tijd is ongetwijfeld het op grote schaal gaan gebruiken van de stoommachine bij de productie van goederen. De stoommachine was al uitgevonden in 1712 door Thomas Newcomen, maar veel later, in 1769, was het James Watt die de stoommachine verbeterde en geschikt maakte voor vele toepassingen. De stoommachine was van ijzer, werd gevoed met steenkool en door verhitting van water ontstond stoom die men kon omzetten in beweging, zoals het laten draaien van een wiel. In 1804 vond Richard Trevithick een stoommachine op wieltjes uit, de trein, waarmee goederen sneller over een grotere afstand kon worden vervoerd, dan met schepen en karren. In 1839 werd in Nederland de eerste spoorlijn aangelegd, tussen Haarlem en Amsterdam. Het grote voordeel van een stoommachine is de overbrenging van energie/kracht waardoor één stoommachine een drijfas in beweging brengt die meerdere andere machines aandrijft, zoals weefmachines en spinmachines in de textielindustrie. Tot dan toe werkten wevers, spinners, smeden etc. thuis op een ambachtelijke en kleinschalige manier. Het massaal werken in fabrieken begon in de textielindustrie, maar medio 19de eeuw volgde snel de ene na de andere uitvinding van door stoommachines aangestuurde machines, waarmee men vele malen efficiënter productie kon realiseren dan eerder bij het kleinschalige thuiswerk.