Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Huizen zijn kruizen

Een bebouwingsgeschiedenis van Gilze en Rijen

Er staan verschillende uit- en inbreidingsplannen op stapel in de gemeente voor de komende jaren. Maar hoe ontwikkelde de bebouwing van Gilze en Rijen zich eigenlijk? De structuur van een dorp werd vooral door het landschap bepaald. Mensen gingen dáár wonen waar ze veilig waren voor het water, maar het tegelijkertijd in hun nabijheid hadden. Ze zochten de hoogtes in het landschap op. Zo is Gilze ontstaan op een zandplateau ten westen van het beekdal dat door de Grote Ley is gevormd. In Rijen vestigde de eerste bewoners zich op een zandrug die van noordwest naar zuidoost liep.

In Gilze gaat de bebouwde geschiedenis al terug naar vòòr het jaar 1000. Toen stond hier een versterkte hoeve die de ‘villa Gilisa’ heette. Dit Hof van Gilze was het centrum van de bezittingen van gravin vrouwe Hilsondis. In het jaar 992 schonk ze haar bezittingen aan de abdij van Thorn in Limburg. Het domein bestond uit een groep hoeven, waarvan er één het hoofdhof was. De centrale hoeve heeft tussen de huidige kerk en de Heuvel gestaan. Hier kwamen vijf wegen samen en daar heeft Gilze zijn stervormige dorpsstructuur aan te danken. De bebouwing van Rijen is van recentere datum. De naam Rijen wordt voor het eerst genoemd in een akte uit 1404 en zestig jaar later werd een kapel opgericht. Er moet in die tijd dus een gemeenschap zijn geweest. De dorpelingen bouwden er hun boerderijen langs de verbindingsweg die over de zandrug liep van Gilze via Rijen naar Dongen. Deze weg werd – hoe kan het anders – de Hoogstraat genoemd. Het heidedorp Rijen kreeg zo haar lintvorm. In de eerste eeuwen breidden Gilze en Rijen zich maar heel geleidelijk uit langs de ster- en lintstructuur. De groei binnen het boerenbedrijf was beperkt; een toename van het inwonersaantal vroeg immers om meer te bebouwen gronden. Pas vanaf 1870, toen Gilze ongeveer 1900 en Rijen plus minus 650 inwoners telde, ging de bevolking groeien. Dit viel samen met de opkomst van het leerlooiersambacht; de bestaansmogelijkheden namen toe. Na de eeuwwisseling versnelde de groei toen de opkomende fabrieksnijverheid om meer arbeidskrachten vroeg.

“Willekeurige ordelooze bebouwing”

Rijen had het karakter van een fabriekswijk

In de negentiende eeuw heersten de liberale principes die iedere vorm van ingrijpen door de overheid belemmerden. De woningbouw werd volledig overgelaten aan het particuliere initiatief. Dit leidde in Gilze en Rijen tot een mengeling van woningen en bedrijven. De leerlooiers hadden de gewoonte om hun leerlooierij achter de woning te bouwen. Zolang het nog een klein bedrijf was gaf het geen problemen, maar naarmate ze uitgroeiden tot fabriekscomplexen kregen de dorpen het karakter van fabriekswijken. Vooral in Rijen kwam door de groei van de leerfabrieken de woonfunctie onder zware druk te staan. Rijen breidde zich uit in de richting van Dongen en vormde zo een lint van ongeveer twee kilometer. De stedenbouwkundige Alphons Siebers kwalificeerde de ontwikkeling van de gemeente Gilze en Rijen dan ook treffend als een “willekeurige ordelooze bebouwing”.

Woningwet van 1901

Met de Woningwet van 1901 kregen de gemeenten meer middelen voor het reguleren van de woningbouw. Er kwam een bouwverordening, een mogelijkheid tot onbewoonbaarverklaring en een gemeente met meer dan 10.000 inwoners moest een uitbreidings- en bestemmingsplan opstellen. Maar de kern van de wet was dat de vrije marktwerking in tact zou blijven. De overheid regelde nadrukkelijk niet zelf de volkshuisvesting.

Ericssonhuizen aan de Rijense Dijk (later Julianastraat) in Rijen, 1916

Om aan de toenemende vraag naar huurwoningen te voldoen, realiseerde de N.V. Elektronische Werktuigenfabriek in Rijen (de voorloper van Ericsson Telefoonmaatschappij) de eerste woningen voor haar personeel. Zij bouwde in de jaren 1909 en 1910 twaalf woningen aan de Rijense Dijk (de huidige Julianastraat), waaronder een rij van tien aaneengesloten arbeiderswoningen. In 1915 en 1920 bouwden de Lederfabriek Noord-Brabant en de fa. Mallens en Co. ieder een rij arbeiderswoningen aan de Haansbergseweg en in de Wilhelminastraat. De Woningwet voorzag ook in leningen die gemeenten konden geven aan woningbouwverenigingen. Zo ontstond in 1915 Woningvereniging “Sint Jozef” in Rijen. Die bouwde in 1920 dertig huurwoningen in de Pastoor Gillisstraat en latere Schepenstraat en acht grotere woningen in de Heistraat. In Gilze realiseerde de gemeente twintig huurwoningen in de nieuw aangelegde Steenakkerstraat (de huidige Burgemeester van Poppelstraat). Deze bouwactiviteiten waren het gevolg van een kortstondige, maar omvangrijke, financiële steunverlening door de overheid in de woningbouw direct na de Eerste Wereldoorlog. Na de afbouw van deze subsidies gaf de gemeente, overeenkomstig het regeringsbeleid, weer voorrang aan particuliere bouw. In 1937 werden deze sociale huurwoningen, die een ernstig exploitatietekort opleverden, overgedragen aan het door de gemeente Gilze en Rijen opgerichte Woningbedrijf. Woningvereniging “Sint Jozef” werd opgeheven. Volgens het Gilse gemeenteraadslid Verster bevestigden de cijfers de destijds geldende opvatting: “huizen zijn kruizen”.

Het eerste uitbreidingsplan van 1935

Tussen 1920 en 1933 nam de bevolking van Gilze en Rijen in minder dan 15 jaar met bijna 50% toe van 5500 naar 8100 inwoners. De grootste groei was in Rijen omdat de industrie zich daar, vanwege de gunstige ligging aan de spoorlijn, sterker uitbreidde dan in Gilze. De gemeente kon de ongebreidelde groei van woningen en fabrieken niet langer op z’n beloop laten en besloot tot ingrijpen. Ze was niet verplicht tot het opstellen van een uitbreidingsplan, maar had een vooruitziende blik. Gezien de ontwikkelingen verwachtte burgemeester Sweens snel zo’n plan nodig te hebben. In 1934 werd hiervoor Ir. Alphons Siebers uit Rotterdam in de hand genomen. De intentie van zijn plan was een uitbreiding van Gilze naar het noorden. Hier was woningbouw gedacht, een tweede rooms-katholieke parochie en nieuwe centrumvoorzieningen. Rijen moest zich vooral vanuit de Rijensche Dijk (de huidige Julianastraat) en de Haansberg naar het zuiden uitstrekken, dus richting Gilze.

Marktplein (later Burgemeester Sweensplein) in Rijen, 1939

Daarnaast was aan de oostkant een marktplein voorzien met enkele aansluitende straten – Pastoor Oomenstraat en Kloosterstraat – met bouwstroken. De gemeente ontplooide hiertoe activiteiten, zoals aankoop en bouwrijp maken van grond en uitgeven van bouwkavels. De bouw zelf kwam voor rekening van particulieren. Er verrezen zo beeldbepalende woningen van de hand van de Rijense architect Ad Aarts.

Gilze en Rijen moesten naar elkaar toe groeien

Gilze en Rijen moesten volgens het plan van Siebers dichter bij elkaar komen te liggen. In de uitbreiding van Gilze naar het noorden was plaats voor een nieuw gemeentehuis, dat in 1938 op Nerhoven verrees. Het raadhuis kwam hiermee één kilometer dichter bij Rijen te staan.

Raadhuis en watertoren op Nerhoven in Gilze, 1939

Ook kwam er aan de oostkant van de Rijense Dijk (de weg van Gilze naar Rijen) een nieuw vliegveld voor de burgerluchtvaart. Dit vliegveld ‘Nerhoven’ was daarvoor beter geschikt dan de oude uit 1910 daterende vliegstrook ‘Molenheide’, die ten westen van de weg lag en steeds meer voor militaire vluchten werd benut. Met een door het rijk verleende subsidie om de werkloosheid te bestrijden werd in de werkverschaffing met de aanleg begonnen. Rijen was tot dan toe vooral naar Dongen toe gegroeid en nauwelijks richting Gilze. Dit kwam door de ligging van de spoorlijn waardoor Rijen-zuid van de rest van het dorp werd afgescheiden. Siebers wilde dit doorbreken, maar hij zag ook in dat beide kernen te ver uiteen lagen om volledig naar elkaar te groeien. Bovendien werd de stedenbouwkundige bij zijn plan gehinderd door de aangetroffen situatie; hij kon met name van Rijen geen gaaf geheel meer maken. Het uitbreidingsplan werd in juli 1935 aan de bevolking voorgelegd.

Dagblad van Noord Brabant, 08-07-1935

De belangenvereniging ‘Gilze Vooruit’ was vooral verbolgen over de uitbreiding van het dorp naar het noorden en vreesde dat daarmee het oude centrum aan betekenis zou verliezen. In Rijen zagen een aantal protesterende inwoners onder aanvoering van raadslid Soeterboek geen heil in een marktplein achter de kerk. Zij pleitten voor het opschuiven van het plein zodat daarmee een nieuw centrum tussen het station en de kerk zou worden gerealiseerd. De Rijense voorstellen haalden het niet en de Gilse bezwaarmakers werden geholpen door de ontwikkelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De Tweede Wereldoorlog als spelbreker

De Duitsers voegden de vliegstrook ‘Molenheide’ en het nieuwe vliegveld ‘Nerhoven’ al direct na de inval samen tot één van de grootste operationele vliegvelden in West-Europa. Het vliegveld stond bekend onder de naam ‘Fliegerhorst Gilze-Rijen’. Hierdoor werd de Rijense Dijk als verbindingsweg tussen de dorpen Gilze en Rijen afgesloten. De terugtrekkende Duitsers bliezen in 1944 het nieuwe raadhuis en de watertoren op Nerhoven op. Van de intentie uit het vooroorlogse uitbreidingsplan kwam niets meer terecht. De Nederlandse luchtmacht nam na de oorlog het militaire vliegveld in gebruik. Gilze en Rijen bleven definitief gescheiden. Sterker nog: de afstand van kerk tot kerk nam toe van vijf naar negen kilometer. Niet iedereen was daar rouwig om.

Wederopbouw

Na 1945 ging de aandacht uit naar het herstel van de oorlogsschade en naar het nijpende tekort aan woningen door de sterk groeiende bevolking. Aan de grote vraag kon maar langzaam worden voldaan. Het dorpshart van Gilze lag er jarenlang verwoest bij. Als het hard waaide “dan kroop het stof in je boord en deed pijn aan je ogen”. De woningbouw lag tussen 1945 en 1948 nagenoeg stil. Woningnood werd volksvijand nr. 1 en vele jonge gezinnen moesten bij familie inwonen. Staatsingrijpen in de huizenbouw werd nu niet langer meer gezien als een crisismaatregel, zoals voor de oorlog. Het was zonneklaar dat de gemeente zelf woningen moest gaan bouwen.

"Militaire wijk" in Rijen, ca 1959

Hiervoor waren nieuwe uitbreidingsplannen nodig, maar die moesten nog helemaal worden voorbereid. In 1952 werd het eerste naoorlogse plan aan de gemeenteraad voorgelegd. In Gilze stond nieuwe bebouwing rond de oude kern geprojecteerd. Daarnaast kon bescheiden gebouwd worden in Nerhoven-zuid. Dit mocht niet leiden tot te veel verspreiding; het typische karakter van ‘sterdorp’ moest behouden blijven. De raad stemde zonder veel discussie met de Gilse plannen in. Het ontwerpplan voor Rijen deed meer stof opwaaien. Hierin koos B en W voor een zuidelijke uitbreiding en borduurde nog voort op het plan van 1935.

Het Plein (later Bisschop de Vetplein) in Gilze, ca 1930

Ten westen van de Julianastraat waren bijna duizend woningen gepland én het nieuwe gemeentehuis. De Rijense raadsleden meenden dat dit een gemiste kans was om tot een voor het dorp zo gewenst centrum te komen. Zij verwierpen het ‘Plan Zuid’ en opteerden voor een ‘Plan West’, tussen de Hoofdstraat en de Oosterhoutse weg. Ten zuiden van de spoorlijn kwamen wel woningen voor gezinnen van militairen die op de vliegbasis werkten; een gebied dat al gauw ‘de militaire wijk’ werd genoemd. Intussen werd het centrum van Gilze herbouwd. Op Het Plein (later omgedoopt tot Bisschop De Vetplein) kwam meer ruimte voor het verkeer. Tot frustratie van Rijense raadsleden werden er aan Gilze meer huizen toebedeeld. Zo kocht de gemeente gronden aan voor woningbouw tussen de Nieuwstraat en de Burgemeester van Poppelstraat. Dat Rijen achterbleef was volgens burgemeester Van Mierlo nu eenmaal het gevolg van het eerder afgewezen uitbreidingsplan. Hierdoor stagneerde de bouw in Rijen in het begin van de jaren vijftig en bleef het bij kleinere aantallen huizen in bestaande straten en aan nieuwe tussenstraten ten oosten van de Stationsstraat en de Hoofdstraat. Om de ergste nood te ledigen waren de wederopbouwwoningen in Gilze en Riien klein en sommigen daarvan werden zelfs nog in tweeën gesplitst; de zogenaamde duplexwoningen.

Woningwetwoningen

Hoewel de woningnood in Rijen het meest nijpend was, kwam er in de voorziening van de behoefte pas verandering met de realisatie van het in 1954 vastgestelde plan ‘Vijf Eiken’ aan de westzijde van het dorp. Hier werden naast woningen ook het nieuwe gemeentehuis, een nieuwe kerk, een bejaardenhuis en een schoolgebouw gepland. Zo kwam de bouw eindelijk op stoom en het gemeentelijk Woningbedrijf bouwde, met geld van het Rijk, woningwetwoningen die gebonden waren aan strenge normen tot op het niveau van de keukenkastjes. Het aantal te bouwen woningen was steeds afhankelijk van het jaarlijkse contingent dat de provincie aan de gemeentes toewees. De hoeveelheid woningwetwoningen in Gilze en Rijen nam toe van 70 in 1945 naar bijna 800 in 1959.

Uitbreidingswijk "Vijf Eiken" in aanbouw, ca 1960

Om meer huizen te bouwen voor industriepersoneel van buiten, werd door vijf ondernemers uit Rijen opnieuw een initiatief genomen tot de oprichting van een woningbouwvereniging. Deze stichting begon in 1964 met haar eerste project van negentien premiewoningen en kreeg gaandeweg steeds meer betekenis. De gemeente besloot haar volledige huizenbezit aan de woningstichting (de voorloper van het huidige Leystromen) over te dragen. Dit werd in 1970 voltooid waarna het gemeentelijk Woningbedrijf kon worden opgeheven.

Grote veranderingen na 1960

Vanaf 1960 werden de mogelijkheden groter en volgden de maatregelen op het gebied van de ruimtelijke ordening elkaar snel op. In Rijen werd het plan ‘Vijf Eiken’ in verschillende fases voltooid. Daarna volgde de uitbreiding ten oosten van het dorpslint. Eerst het plan ‘Wolfsweide’, dat tussen 1974 en 1990 in etappes werd uitgevoerd. Hierna kwam het gebied ‘Vliegende Vennen’ op de tekentafel dat momenteel zijn voltooiing nadert. Ten zuiden van de spoorlijn, aansluitend aan de ‘Militaire wijk’, werd in de jaren negentig villawijk ‘De Grote Spie’ gerealiseerd. Hier was 25 jaar aan touwtrekken vooraf gegaan. Voor dit plan moesten de door de Duitsers gebouwde woningen in de ‘Siedlung’, op één na, wijken. In Gilze ging men verder met het opvullen van de ruimtes tussen de wegen die in stervorm naar het centrum toeliepen. Zo kwamen respectievelijk de plannen ‘Hofstad’, ‘Steenakkers’, ‘Strijpakkers’ en ‘De Laars’ tot uitvoering. En dan hebben we het nog niet eens over de vele inbreidingen waarbij voormalige fabrieken, die in Rijen vaak jarenlang een gapend gat achterlieten, plaats maakten voor woningen.

Molenschot en Hulten blijven achter

Direct na de oorlog wilde het gemeentebestuur het landelijke karakter van Molenschot en Hulten niet aantasten. Van het aantal woningenwetwoningen, dat door de provincie aan de gemeente werd toebedeeld, kwam er niet één in Hulten of Molenschot terecht. Ook de particuliere woningbouw werd vaak geblokkeerd omdat het aan een uitbreidingsplan ontbrak. Dit leidde midden jaren zestig tot heftige discussies in de gemeenteraad. Raadsleden uit Molenschot verweten het gemeentebestuur “grove nalatigheid” en vonden dat B en W te weinig deed om de terugloop van de bevolking tegen te gaan. Dit was volgens burgemeester Van Mierlo te wijten aan de vermindering van de agrarische beroepsbevolking en woningbouw was hiervoor niet de oplossing. Bovendien vond de burgemeester “dat er na de oorlog waarachtig wel iets dringenders te doen was in de gemeente”. Ook voor Hulten ontbrak een uitbreidingsplan. Beide dorpen moesten het doen met het plan uit 1935! De bevolking van Molenschot en Hulten nam toen zelf het initiatief om tot bestemmingsplannen voor hun dorpen te komen. Eind jaren zeventig startten er eindelijk bouwactiviteiten. In Molenschot kwam het tot een echte uitbreidingswijk ten westen van de Schoolstraat en ten zuiden van de Kapelstraat. Hulten moest zich tevreden stellen met verspreid in het dorp liggende bouwkavels. In de jaren daarna werd de discussie over woningbouw in de kleinste kerkdorpen van de gemeente vooral bepaald door geluids- en stankcirkels. Dit zorgde voor uitstel en vaak afstel van nieuwe woningbouwplannen. Toen het ministerie van Defensie de geluidshinderzonering aanpaste, kwam er ruimte. In Molenschot kon na vijftien jaar weer gebouwd worden. Er ontstond in de jaren negentig een woonwijkje tussen de Veenstraat en de Broekstraat. In Hulten werden er woningen langs de Oude Baan en het Kerkhofpad (nu Gerardus Majellastraat) gebouwd. In de afgelopen jaren kreeg Molenschot nog nieuwe huizen in het ‘Blokske’ aan de Veenstraat en heeft Hulten met de locatie ‘Eikenveld’ uiteindelijk ook zijn eigen uitbreidingswijkje gekregen.

De komende jaren voorzien de projecten ‘Tussen de Leijen’ in Rijen en ‘Laarspad’ en ‘Wendel-zuid’ in Gilze, in een verdere uitbreiding van beide kernen. Ook in het centrum van deze dorpen, aan de spoorzone en met verschillende inbreidingsprojecten, worden de volgende stappen gezet. Maar de geschiedenis lijkt zich te herhalen. Hoewel om andere redenen, is er ook nu weer een gebrek aan woningen. De nieuwe plannen komen maar langzaam tegemoet aan de vele behoeften. Net als hun grootouders na de oorlog, moet de huidige generatie woningzoekers geduld hebben.


Tekst: Kees van der Heijden Fotoredactie: Piet Weterings Bronnen: www.heemkringmolenheide.nl; tijdmachinegilzerijen.nl; www.anderetijden.nl; www.canonsociaalwerk.eu; Een andere geschiedenis van Gilze en Rijen; Rijen: Ontstaan, Groei, Ontwikkeling; Gilze Duizend Jaar; (Beeld) archief Heemkring Molenheide.

Dit artikel is in juni 2021 in Weekblad Gilze en Rijen verschenen als themapagina van Heemkring Molenheide.