Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Hortensiatuin

De Udenhoutse voortuintjes anno vijftiger jaren waren meestal vierkant of rechthoekig van vorm. De beplanting was zeer eenvoudig, meestal vijf Hortensia’s, een in het midden en de andere vier ieder in een hoek. Het is de meest klassieke tuinvorm uit de oudheid (de tuin met een ronde put als middelpunt), maar daar zullen de Udenhouters wel niet bij stil gestaan hebben. De Hortensia die in het midden stond, was omgeven door een cirkelvormig verdiept paadje, of zeggen we padje op z’n Udenhouts. De boven- en zijkant van de verhoging werden ’s zaterdags keurig aangeklopt. De Hortensia’s op de hoeken hadden eveneens een verdiept paadje om zich heen. De paadjes sloten aan op het verdiepte middengedeelte. Langs deze paadjes die zo’n 50 cm breed waren, werden bloemen in randen geplant. Deze mochten niet duur zijn, men gebruikte dus plantjes die gemakkelijk te zaaien of te scheuren waren, of plantjes die zichzelf zaaiden. Vaak zag men een randje paarse petunnekes, Primula wanda, een paarse voorjaarsbloeier. Met daarachter paasbloemen, Doronicum oriëntale, een gele voorjaarsbloeier van 20 cm hoog. Beide planten waren gemakkelijk te scheuren, zodat je ook de buren een handje kon helpen. Ook werden wel meizoentjes, Bellis perennis, of viooltjes, Viola cornuta, gebruikt. Deze zaaiden zichzelf immers uit. Vergeet-mij-nietje, Myosotis sylvatica, en Thee- of Muurbloemen, Cheiranthus cheiri, behoorden ook tot het assortiment. Het moest vooral niet al te duur zijn, de middelen waren immers beperkt. Het geheel was omgeven door een Ligusterhaag, Ligustrum ovalifolium, die tweemaal per jaar met de hand (heggenschaar) geknipt diende te worden. De haag omsloot de hele tuin met een opening erin om in het Hortensia-gedeelte te komen.