Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Het kader: Thijs van Hoek

In de tijd dat Thijs van Hoek op het productiebureau van de werkplaats ging werken was dit al achterhaald, maar moest de computer zijn intrede nog doen. Dat begon in de jaren zeventig.

‘Ik ben in augustus 1964 op de werkplaats gekomen en ik heb op 1 augustus 1998 afscheid genomen van de spoorwegen’, aldus Thijs van Hoek, afkomstig uit Breda, maar tegenwoordig woonachtig in Goirle. Hij is iemand die een kaderfunctie heeft gehad op de werkplaats.

‘Ik had HTS werktuigbouw gedaan en daarna twee jaar militaire dienst. Mijn eerste functie was in Tilburg waar ik feitelijk stage liep bij een afdelingschef in afwachting van verdere opleiding. Bij de spoorwegen was een Hogere Bedrijfsschool in Utrecht, waar het kader werd opgeleid. Een nogal schoolse toestand waar je in het eerste jaar zicht kreeg op de organisatie en wat de spoorwegen inhield. In het tweede jaar kwam er meer verdieping en ging je ook stage lopen. In mijn geval kwam ik bij de dienst Materieel en Werkplaatsen. Dat bestond uit drie afdelingen: planning en calculatie, management en techniek. Ik heb toen stage gelopen in de hoofdwerkplaats Haarlem, de werkplaats Amersfoort en de lijnwerkplaats Maastricht. Mijn eerste job was bij Cz in Utrecht waar ik onderdelen voor veiligheid moest keuren. Niet alleen achter het bureau, maar ook ter plaatse in de werkplaatsen. ‘

‘In 1972 kwam er een vacature bij de chef van het productiebureau in Tilburg. Daar zaten onder meer arbeidsanalisten en werd het werk voorbereid. Ik heb daar tot 1976 gewerkt in calculatie en planning. Revisie was een belangrijke taak van de werkplaats en die werkzaamheden waren in het algemeen standaard. Herstelwerkzaamheden, bijvoorbeeld van schade na een botsing, moesten eerst gecalculeerd worden. Het zijn ook de jaren dat de computer zich gaat aandienen. Als je het nu tegen jongeren vertelt kijken ze je ongelovig aan als je over de eerste computers begint. Vergeleken met nu kon het apparaat feitelijk nauwelijks iets, maar het vulde destijds wel een hele zaal. We konden nu naar een gecomputeriseerd draaiboek werken.’

‘In 1976 bestond de productie afdeling naast ons bureau uit vier afdeling. Er was een afdeling waartoe de bankwerkerij, triple kleppen en draaierij behoorde. De tweede afdeling omvatte de motoren, pijpenafdeling, hydraulische apparaten en de wielendraaierij. Een derde afdeling omvatte de loc stelplaats, de afdeling draaistellen en de H 1 loods waar herstellingen plaatsvonden. En de vierde afdeling was facilitair.’

‘Na 1976 ben ik chef geworden van een van die (hoofd)afdelingen. Ik had zo’n 100 man werken in de bankwerkerij, draaierij en triple kleppen. Elke afdeling had zijn speciale eisen. Bij de triple kleppen bijvoorbeeld werden de remonderdelen beproefd. Daar werden hoge eisen aan gesteld. Bij de spoorwegen gebruikt men elektrische energie en lucht. Dat vereiste nauwkeurige beproeving en juiste afstelling. Het was echt vakwerk. Ik heb daar tot 1991 de leiding gehad.’

In 1991 kwam er een nieuwe chef en dat was Ir. F.W. Moltzer. Terwijl in het verleden Chef Werkplaats (in spoortermen: Cwph) een eindfunctie was waarbij je daadwerkelijk jouw werkplaats runde, kwam er na Ir. T. Stelwagen, die doorschoof naar Utrecht, een type chef dat de functie tijdelijk vervulde. Ze kregen ook andere opdrachten mee, zoals efficiënter werken, marktconform denken, opdrachten van buiten binnen halen. Van Hoek zegt het niet letterlijk, maar binnen werkplaatskringen werd gesproken over chefs voor wie Tilburg een tussenfunctie in hun carrière was. Vooral de ouderen misten iemand als De Koningh (1958-1973) en ook Kaletzky (1973-1981) die het bedrijf als ‘zijn werkplaats’ zag.

‘Moltzer kwam feitelijk uit de lucht vallen. Hij had nog nooit van een hoofdwerkplaats gehoord.’ Het paste ook wel in het beeld van die tijd waar de oude Dienst Mw (Materiaal en werkplaatsen) werd omgezet in een Service Unit van NS Materieel. Het was een bedrijf dat geacht werd winst te maken. Dat viel nog niet mee, omdat die cultuur er helemaal niet was in het bedrijf. Wel veel vakmanschap, maar geen marktgewricht denken. Van Hoek is een jaar lang de directe assistent van Moltzer. Daarna gaat hij naar het mobiliteitscentrum in Eindhoven met als opdracht werk te zoeken voor NS-personeel dat moest afvloeien. In 1998 ging hij met de VUT.

Henk van Doremalen