Hel
(hèl), bn., helder van geest, (nog) goed bij zijn positieven; dikwijls van oudere mensen gezegd: nog goed hèl.
Zie ook helacker
(hèl), bn., helder van geest, (nog) goed bij zijn positieven; dikwijls van oudere mensen gezegd: nog goed hèl.
Zie ook helacker