Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Gevonden Munten

Fries oordje

Een muntje, dat een handelaar of een soldaat zo’n 400 jaar geleden misschien toevallig hier heeft verloren en die nu aan de rand van de Loonse – en Drunense duinen is gevonden. Het is een Friese Oord uit 1620. Het was toen midden in de Tachtigjarige Oorlog, nog 9 jaar voor de val van Den Bosch. Friesland was toen een zelfstandige staat en had een eigen munt, de Friese Oord. Een Oord was twee duiten. Vier oordjes was een stuiver. Misschien kent u de bijbehorende spreekwoorden nog wel: een duit in het zakje doen, en: zijn laatste oordje versnoepen. Maris zal ons de komende jaren verblijden met nog meer oude munten, die hij vindt of al gevonden heeft in Udenhoutse grond. (Maris Philippa, Sprokkels 2014)

Een duit uit Trajectum

De munt is geslagen door de Utrechtse muntmeester Johan van Vianen van Jaersveldt. Hij volgde in 1628 stadsmuntmeester Floris van Dompselaar op. Johan van Vianen van Jaersveldt stierf in 1633, waarna hij tot 1635 werd opgevolgd door zijn vrouw, voor twee jaar, hetgeen zeer uitzonderlijk was. (Maris Philippa, Sprokkels 2015)

Een duit uit de stad Utrecht

In mijn vorige sprokkel heb ik een duit uit Trajectum uit 1631 besproken. In deze sprokkel ga ik het wederom hebben over een munt die uit Trajectum afkomstig is, echter Trajectum werd inmiddels Utrecht genoemd. Het woord “trecht” verwijst hierbij nog naar Tracjectum. Deze duit, uit Stad Utrecht, is ruim 150 jaar later geslagen dan de duit uit de vorige sprokkel, namelijk in het jaar 1788. Dit jaartal geeft aan dat het om het laatste type van de Utrechtse duit gaat, die van 1780 tot en met 1793 geslagen is. Vanaf 1783 werden deze duiten geslagen door muntmeester Johan Sebastiaan van Naamen, geboren in 1731 te Buren en overleden in 1812 te Amsterdam. Op de voorzijde van de munt staat “STAD UTRECHT” met hieronder het jaartal, 1788. Op de keerzijde staat het stadswapen van Utrecht met daarboven de kroon. (Maris Philippa, Sprokkels 2016)

De Luikse Brûlé

De munt ‘Luikse Brûlé van 12 sols’ die ik tezamen met haar geschiedenis ga beschrijven in deze Sprokkel heb ik gevonden op een akker aan de Loonsehoek. Voordat deze munt in Udenhoutse bodem terecht kwam werd deze geslagen in het jaar 1594 te Maaseik. (Maris Philippa, Sprokkels 2017)

Emergo of Ementor

Een tijdje geleden vond ik op een akker met mijn metaaldetector dit leuke muntje, een Zeelandia duit uit het jaar 1762. Op zich niet heel bijzonder. Deze muntjes vind je immers regelmatig. Dit muntje verkeert echter nog in goede staat en heeft weinig last gehad van de zure grond. Om deze reden heeft het muntje toch een plek in mijn muntenverzameling verdiend. Op de voorzijde van de munt staat 'Zeelandia' met daaronder het jaartal. Op de achterzijde van de munt staat een gekroond wapen met daarin afgebeeld een leeuw in de golven. Daar omheen staat de tekst 'Luctor et Emergo'. Dit betekent 'ik worstel en kom boven'. Deze tekst heeft te maken met de eeuwige strijd tegen het water. De munt is geslagen aan het eind van een periode van ruim 200 jaar van de Zeelandse provinciale munten. De muntmeester was Martinus Holtzhey. Martinus Holtzhey is geboren in de stad Ulm in Duitsland en is overleden in Middelburg. In het jaar 1754 is hij als muntmeester aangesteld in Middelburg. Dit is ook het jaar dat een bijzondere serie munten werd geslagen met daarop de tekst 'Luctor et Ementor', hetgeen betekent 'ik worstel en ga ten onder'. In dit geval overwint de leeuw de strijd tegen het water niet, maar hij verdrinkt! Deze als de 'ementor duit' bekend staande munt werd waarschijnlijk als grap geslagen door Martinus jr., de zoon van Martinus Holtzhey. Hij was assistent-muntmeester en volgde later zijn vader op als muntmeester. Middelburg was tot aan het eind van de 16de eeuw de belangrijkste handelsstad van de noordelijke Nederlanden en de op vier na grootste stad van het land met circa 30.000 inwoners. Middelburg was ook een belangrijke VOC-stad. Vanaf de 18de eeuw nam de welvaart af in Zeeland, maar was aan het eind van de 18de eeuw met ruim 20.000 inwoners de achtste stad van Nederland. Mijn Zeelandi (Maris Philippa, Sprokkels 2018)