Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Gemeenteraadsverkiezingen vroeger en nu

‘Op wie stemde gij?'

Alle inwoners van achttien jaar en ouder hebben een enveloppe van de gemeente in de brievenbus gekregen met daarin een stempas en een oproep om op 16 maart te gaan stemmen. We vinden dat nu heel gewoon. Maar dat was het niet altijd. Hoe kwam de gemeenteraad in Gilze en Rijen vroeger tot stand?

Gilze was tot omstreeks 1795 een heerlijkheid in de Baronie van Breda. Deze heerlijkheid kende een uitgebreid grondgebied en Rijen lag in het noordelijk deel. Alle overheidsmacht was in handen van de Heer van Stad en Land van Breda. Schout en schepenen vormden het dorpsbestuur. Van verkiezingen was geen sprake. De heer van Breda benoemde de gezagsdragers. De dorpsschout was een vooruitgeschoven post van de heer. Hij was een vertrouweling die vooral de openbare orde en rust in de dorpen bewaakte en de belangen van de heer verdedigde. De schepenen kwamen uit de lokale gemeenschap en vormden samen de schepenbank die in Gilze zetelde. Vanaf 1635 werden er jaarlijks tenminste twee inwoners uit Rijen als schepen aangesteld. In veel gevallen werden jaren achtereen op voordracht van de schout dezelfde personen benoemd.

Franse overheersing

De inval van de Franse troepen in Brabant luidde een periode van grote veranderingen in. Onder de leuze ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ stonden de overwinnaars onder andere een vorm van democratie voor. Toen op 28 januari 1795 Breda zich overgaf pakte ook de heer van Breda z’n biezen. Binnen enkele maanden was de hele Republiek der Nederlanden in handen van de Fransen. Dat zou tot 1813 duren. Al direct na de overgave van Breda werden in Gilze en Rijen de schepenen gekozen door het mannelijk deel van de bevolking. Uit hun midden kozen zij bij een tweede verkiezing een eigen schout: Jan Hoevenaars uit Gilze. Hij was daarmee de eerste en laatste(!) rechtstreeks gekozen burgemeester. De Fransen vaardigden in hoog tempo nieuwe regelingen uit zoals het afschaffen van de heerlijke rechten van de heer van Breda. De vroegere heerlijkheden werden nu gemeenten genoemd en waren ondergeschikt aan een centraal bestuur in Den Bosch. Om de vrijheid te vieren werden in 1798 in Gilze en in Rijen vrijheidsbomen geplant die versierd werden met gebreide bloemenkransen. In Gilze maakte Nicolaas Haagh, ‘kleedermaekersbaas’, vanen om uit de kerktoren en het raadhuis te hangen. Maar de vrijheid viel tegen. De oude structuren en gewoontes bleken taaier dan verwacht en het zou bij de twee volksstemmingen uit 1795 blijven. Hierna werd het zittende college steeds gehandhaafd.

Dansen rondom de Vrijheidsboom, 1798 (Rijksmuseum Amsterdam)

Koninkrijk der Nederlanden

Nadat Napoleon en zijn Franse legers in 1813 waren verslagen kreeg Willem I het koningschap van de Nederlanden aangeboden. Schout en schepenen werden voortaan weer benoemd; de schout door de koning en de schepenen door Gedeputeerde Staten. Vanaf 1825 werd er niet meer gesproken over schout en schepenen, maar over burgemeester en raadsleden. In die tijd schommelde het aantal raadsleden in Gilze en Rijen tussen de zeven en de tien. De burgemeester en de twee assessoren (later wethouders genoemd) maakten deel uit van de raad. In 1851 kwam met de persoonlijke inzet van de minister van Binnenlandse Zaken, J.R. Thorbecke, een nieuwe gemeentewet tot stand. Op basis van zijn liberale opvattingen voerde hij ingrijpende wijzigingen door naar een opener en democratischer bestuursstelsel. De gemeenteraad was voortaan hoofd van de gemeente en de raadsvergaderingen waren in beginsel openbaar. De bij Koninklijk Besluit benoemde burgemeester was voorzitter van de raadsvergadering en de leden werden rechtstreeks gekozen. Dit laatste betekende niet dat alle inwoners mochten kiezen. Integendeel, je moest ten minste tien gulden belasting betalen om te mogen stemmen; het censuskiesrecht. Dit betekende dat in 1851 in Gilze en Rijen nog maar 173 van de 2835 inwoners stemgerechtigd waren. En de meeste van hen vonden de verkiezingen niet echt boeiend, want er kwamen er maar dertig opdagen. In de loop van de negentiende eeuw breidde het kiesrecht zich langzaam uit. De toelatingseisen om te stemmen werden soepeler. Het censuskiesrecht maakte plaats voor kenmerken van geschiktheid en maatschappelijke welstand. Zo kon rond 1900 ongeveer 17% van de inwoners van Gilze en Rijen de gang naar de stembus maken.

Algemeen kiesrecht

De gemeenteraad van 1935

In 1917 was het dan zover, het algemeen kiesrecht werd ingevoerd. Eerst voor mannen en in 1919 ook voor vrouwen. De invoering was het gevolg van een politieke uitruil. De liberalen en socialisten waren voor het algemeen kiesrecht. De protestanten en katholieken waren tegen, maar wilden gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs. Beiden kregen hun zin. Hoewel werkgevers, middenstanders, boeren en arbeiders verschillende belangen hadden, stonden ze vaak op één lijst. De tegenstellingen tussen de kernen Gilze en Rijen speelden een grotere rol dan de onderlinge standsverschillen. Zo kon het gebeuren dat in de raad van 1935 één persoon een ‘sleutelpositie’ kreeg. De dertien leden tellende raad bestond uit zes Gilzenaren, zes Rijenaren én Jan Beenackers uit Molenschot. Zijn stem kon bepalen wie ‘won’, Gilze of Rijen. Dat was dus vaak touwtrekken aan Beenackers; hij was niet te benijden.

Standstegenstellingen komen aan het licht

De uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen in 1939

In de loop van de jaren dertig verdween de eensgezindheid van de standsorganisaties. Dat gebeurde als eerste in Rijen. Boeren, arbeiders, middenstanders en werkgevers waren versnipperd over vijf verschillende lijsten. Gilze had nog lang een gezamenlijke lijst, maar in 1939 was de versnippering ook daar te zien. In totaal deden er in dat jaar maar liefst elf kandidatenlijsten mee. De oorzaak van de versnippering lag in de economische crisis die de standstegenstellingen versneld aan het licht bracht. De versnippering had geen invloed op de houding van de dorpen ten opzichte van elkaar. Elk dorp kwam op voor de eigen positie binnen de gemeente. Vermenging van kandidaten uit verschillende dorpen vond niet plaats.

De noodgemeenteraad

In de Tweede Wereldoorlog werden in september 1941 de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders, op last van de Duitse bezetter, buiten functie gesteld. Hun bevoegdheden gingen over naar de burgemeester en de wethouders kregen enkel een adviserende rol. Direct na de bevrijding trad in september 1945 in Gilze en Rijen een noodgemeenteraad aan onder voorzitterschap van een waarnemend burgemeester. Deze overgangsraad was gekozen door een college van 39 kiesmannen. Vanaf 1946 werden de raadsleden weer via de normale rechtstreekse verkiezingen gekozen.

Opkomst van politieke partijen

De lijsten met kandidaten kregen na loting een nummer en deden onder dat nummer mee aan de verkiezingen. Hierin kwam in 1966 verandering toen Gerrit Boemaars uit Molenschot met ‘Lijst Boemaars’ zich onder zijn eigen naam inschreef. In 1970 volgde Jos van Gool uit Gilze met ‘Lijst van Gool’. Er vormden zich lokale politieke partijen zoals P’70 uit Rijen en ‘Kern 75’ uit Gilze. Ook lokale afdelingen van landelijke partijen gingen aan de gemeenteraadsverkiezingen meedoen. De PvdA en de VVD waren in de raad van 1974 de eersten. In 1978 volgde het CDA en inmiddels is ook D’66 vertegenwoordigd. Van de tegenstellingen tussen de kernen Gilze en Rijen, die vroeger zo doorwerkten in de gemeentepolitiek, zijn de scherpe kantjes wel af; de rivaliteit is ‘speelser’ geworden. De meeste partijen streven er naar om vertegenwoordigers uit meerdere kernen op hun kieslijst te zetten.

De eerste gekozen vrouwen

In 1982 werd de eerste vrouw rechtstreeks gekozen in de gemeenteraad

Het heeft lang geduurd voordat in Gilze en Rijen de eerste vrouwen in de raad kwamen. In het begin van de jaren zestig, toen de hele samenleving veranderde, verschenen er wel vrouwen op de kieslijsten, maar die werden niet gekozen. Pas in 1982 werd Arda van Puijenbroek uit Gilze als eerste vrouw rechtstreeks in de gemeenteraad gekozen. In 1986 ging het plotseling snel. Ingrid Scheifes volgde Arda en beide dames bekleedden in die periode een wethouderspost. In dat jaar kwamen ook Bets Milani en Maria Vernooij in de raad.

Eigenlijk is het nog maar ‘kort’ geleden dat welstand en het geslacht een rol speelden bij wel of niet mogen stemmen. In een tijd dat de democratie onder druk lijkt te staan en het vertrouwen afneemt, is het goed om te beseffen hoe bijzonder het is dat nu iedereen mag kiezen.


Tekst: Kees van der Heijden Fotoredactie: Piet Weterings Bronnen: www.heemkringmolenheide.nl; Tijdmachine; kwartaalblad De Mulder; (beeld) archief heemkring Molenheide; Over de kiesdrempel.

Dit artikel is in maart 2022 in Weekblad Gilze en Rijen verschenen als themapagina van Heemkring Molenheide.