Gedicht: (Herinneringen aan) de Berkhoek
Martin de Ruijter
Voor mijn goede vriend Sjef Kemps
- Wandelend door de bruintinten van de Berkhoek
- doemt een lange kapelaansrok op
- met ontelbare knopen tot aan de grond toe
- een zwart en zwaar vergrendeld massief dat eerder suggereert dat
- er niet dan wél een lichaam
- onder verborgen gaat
- het bleke, op een witte boord geprikte hoofd,
- prevelt gebeden maar de lettergrepen
- raken verstrikt in speeksel waardoor
- de woorden op de grond uiteen spatten voordat ze
- kunnen worden vergeten of
- verhoord
- als kind raapte ik er eikels die ik naar
- de kapelaan bracht
- hij gaf een kwartje per kilo en voerde ze aan
- de herten die met wat kleinvee in een weitje graasden
- dat het ernaast gelegen statige parochiehuis
- wat moest verluchtigen
- De Berkhoek, een tussen akkers gelegen
- zwaar ademende landweg met kronkels als
- door jicht aangetaste botten die
- elk verschiet blinderen
- van licht en lucht verstoken
- ingeperst tussen donkere eiken
- bungelt de landweg als
- een piepende long
- aan de rand van het dorp
- maar ook
- een straat als een hoogmis ingeklemd tussen
- dwingende pilaren
- hier en daar boerderijen, wat op afstand verscholen
- achter beuken als donderwolken
- die de zonden uit de wind houden en
- het weinige daglicht rauw lusten
- Ik vermoed appelbomen in de tuinen, peren, noten,
- niet de blijdschap van bessen
- hier wordt aan de dingen zwaar getild
- de beuken verraden verdriet dat niet wil rusten
- gordijnen beschermen de hoofdgetuigen
- De bomen waaien in de maat en volgens plan.
- Koppig geworden door weer en wind,
- breken hun takken nog liever
- dan dat ze buigen
- De weg mag kronkelen
- de eiken staan er als in één rechte lijn langs
- en niet alsof ze ooit zijn aangeplant maar
- als notariële heren die er meteen
- zo
- zijn
- gaan
- staan
- ze kondigen komende kou aan
- streng tot in alle takken en twijgen
- nog voor zonsondergang
- valt hier de schemer in
- waar de zon te kort schiet
- verbreekt de dichter het zwijgen
- en bezingt het einde van de weg
- haar roemloos lot
- want de Berkhoek
- die aan de arm van de spoorbaan
- meeloopt naar het zuiden
- wordt tenslotte
- door een onbewaakte overweg
- ruwweg afgeknot
- Natgeregend
- niets was mooier
- dan natgeregend thuiskomen
- uit de Berkhoek
- je handen aan de kolenkachel warmen
- je haar drogen
- de kwartjes tellen
- aardappelen eten