Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Gas, water en licht en hoe (moeizaam) we eraan kwamen

Geen elfstedentocht alsjeblieft

Oktober was nog clement voor ons. Maar november is al veel confronterender. Of we willen of niet, we moeten er nu echt aan. Truien en dekentjes tevoorschijn halen, thermostaat wat streepjes terug, slimme meter voortdurend checken en dan toch maar het houthok aanspreken? Gas, water, licht. Het was decennialang zo vanzelfsprekend. Met een draai aan de knop stroomde het ons tegemoet. Als een hoorn des overvloeds. En al waarschuwde het klimaat ons al járen, het was – hoe wrang ook – Poetin die de doorslag moest geven: de knop moet nu echt om. Alsof we terug gaan naar de tijd dat mensen zeiden ‘We zullen maar naar bed gaan, want het kost allemaal licht en vuur’. Het valt niet mee om van het gas af te gaan. Terwijl we hier in de gemeente - geloof het of niet - in de jaren dertig moeilijk aan het gas te krijgen waren. En de aanleg van het gasnet een hoop gedoe en gekissebis gaf. De ‘gaskwestie’ zoals dit de geschiedenis inging, begon ermee dat Rijens Belang in 1928 het gemeentebestuur vroeg om de mogelijkheden voor een openbare gasvoorziening te onderzoeken. Met de komst van het elektriciteitsnet had gas als verlichting dan wel afgedaan, maar om te koken, voor verwarming en voor de industrie zou het in de toekomst heel belangrijk worden.

Boze inwoners in Rijen

Een jaar later wist de belangenvereniging in Rijen voldoende handtekeningen te verzamelen om tot een rendabele exploitatie te komen. In Gilze was er niet voldoende belangstelling, daarom drong Rijens Belang erop aan niet langer op het buurdorp te wachten en met de aanleg te beginnen. De gemeente deed dat een jaar later weliswaar, maar… de hoofdleiding kwam van Tilburg naar Gilze te liggen, om pas daarna doorgetrokken te worden naar Rijen. Met aan de oude Rijksweg, achter Café ’t Hoekske een gashouder om in Rijen druk op het gas te houden. Toen in 1931 de leidingen in Gilze lagen, besloot het gemeentebestuur de ingebruikstelling van het net en de opening van het Gasbedrijf alvast officieel te vieren. De inwoners van Rijen waren boos, zij stonden nog met lege handen. Terwijl juist het bestuur van Rijens Belang, zoals de burgemeester van Tilburg in zijn toespraak zei, ‘de eerste stoot tot de gasvoorziening’ had gegeven. Burgemeester Van Poppel van Gilze en Rijen verrichtte de openingshandeling door de gashaard in het raadhuis aan de Nieuwstraat aan te steken. Rijens Belang schitterde door afwezigheid; Gilze Vooruit was wel aanwezig.


Burgemeester Van Poppel steekt de gashaard aan – het Gasbedrijf is officieel geopend

De gasinstallatie was berekend op een verbruik van 600.000 kubieke meter gas. Maar zelfs in 1939 (acht jaar later) bleken de inwoners nog lang niet genoeg gas te verbruiken. Er kwam van alles aan te pas om dat op te vijzelen: reclame maken, invoering van muntgasmeters, tariefsverlaging (stel je voor!) en zelfs kookdemonstraties. Pas met de kolenschaarste na de Tweede Wereldoorlog gingen de inwoners meer gas verbruiken. In 1965 kwam er aardgas in de gemeente, ook in Molenschot en Hulten. Om tien uur het licht uit Het elektriciteitsnet gaf minder strubbelingen. Rond 1900 was het nog behelpen wilde je licht hebben. Een petroleumlamp in de huiskamer, een blaker met kaars voor de slaapkamer en met de stormlantaarn (vlam achter glas) naar buiten of naar de schuur. En natuurlijk goed oppassen, want het brandgevaar was groot. De eerste woning in de gemeente met elektrisch licht was in 1894 die van A. van Wezel bij het station in Rijen. Waarschijnlijk schafte deze vooruitstrevende landbouwer een eigen motor aan om stroom op te wekken. Andere inwoners zouden nog twintig jaar moeten wachten. Wel gebruikten steeds meer bedrijven zuiggas- of petroleummotoren om machines aan te drijven en stroom voor verlichting op te wekken. Zo kwam de stroom die in 1912 de kerk in Gilze verlichtte van de overburen, de machinefabriek van C. van Dorst. Looiers in Rijen wekten in die tijd stroom op met een windmolen op het dak. Maar ja, wind was er niet altijd. Zo ontdekten ze ‘de hondsmolen’. Door met de hond de molen aan te drijven was er voldoende stroom om de pomp en de slijpsteen de hele dag te laten draaien. In 1916 begon de PNEM in onze gemeente met de aanleg van elektriciteitsvoorzieningen. De stroom hiervoor kwam van enkele plaatselijke bedrijven die een motor met dynamo hadden. De berekening van de stroomkosten ging per lamp, want er waren nog geen meters; tweeënhalve cent per uur per lamp. Het licht ging ’s avonds om tien uur uit. Vijf minuten daarvoor werd even met het licht geknipperd, zodat de mensen die nog op waren, tijd hadden om naar bed te gaan. In oktober 1921 werd Gilze en Rijen net als veel andere gemeenten, op het kabelnet van de PNEM aangesloten. Mensen gebruikten de stroom toen eigenlijk alleen maar voor wat lichtpunten in huis. In de jaren dertig verschenen de houten masten met bovengrondse leidingen in het straatbeeld om het net uit te breiden. Aan enkele daarvan hing een lamp als straatverlichting.

Het Stationsplein in Rijen met bovengrondse stroomvoorziening

In de vijftiger jaren gingen de elektrische leidingen ondergronds. Ook het buitengebied, dat tot dan toe geen stroom had, werd toen aangesloten op het elektriciteitsnet.

Duur drinkwater

En dan de watervoorziening, sinds enkele droge zomers ook een punt van zorg. Waar schoolonderwijzer Meester Schrauwen in Gilze in 1854 nog schreef dat ‘de aanvoer van water, door de veelvuldige ontginningen van heidegronden, aanmerkelijk is toegenomen, en telken jare al grooter en grooter wordt’, kijken we er vandaag de dag niet meer van op als Brabant Water ons oproept om minder water te gebruiken. Want door de aanhoudende droogte is er regelmatig een tekort aan zoet oppervlaktewater. En dan komt met alle deskundigheid en techniek van tegenwoordig de watervoorziening in het nauw. Tot halverwege de twintigste eeuw haalden we water voor het huishouden en het vee met een emmer (aker) uit de put omhoog of pompten het binnen op. Achter veel woningen en boerderijen stond zo’n waterput, gemaakt van holle boomstammen, gestapelde plaggen of oude wijnvaten. De dorpskernen van Rijen en Gilze kregen rond 1931 waterleiding, het buitengebied moest hierop wachten tot het midden van de jaren vijftig, in sommige gevallen nog langer. We waren sowieso laat met die waterleiding. Want landelijk werd al in 1853 uit de duinen van Haarlem naar Amsterdam de eerste waterleiding in gebruik genomen. Oorzaak van de vertraging hier was dat het drinkwaterbedrijf veel geld vroeg en de mensen arm waren. Daarom besloot de gemeenteraad in 1920 nog niet bij de net opgerichte N.V. Waterleiding-Maatschappij "NoordWest-Brabant" aan te sluiten. Na negen jaar van stilte rond dit onderwerp, roerde het bestuur van Gilze-Vooruit zich in 1929 en vroeg om aanleg van gas- en waterleiding. Ook de burgemeester vond de watervoorziening inmiddels een ‘urgente plicht’. Niet alleen voor goed drinkwater, maar ook vanwege een verantwoorde brandblusvoorziening. "Doordat hier geen waterleiding bestaat, verhogen verzekeringsmaatschappijen de brandpremies", voerde hij aan. Bovendien liet een steekproef met 21 monsters zien dat het water uit de put ongeschikt was als drinkwater. In maart 1930 ging de raad dan toch akkoord. In oktober 1931 was het hoofdnet klaar, de huisaansluitingen volgden. Om voldoende druk op de waterleiding te krijgen, werd een watertoren gebouwd. Die kwam vanwege de hoge ligging aan het einde van de Nieuwstraat in Gilze.


Raadhuis en watertoren aan het eind van de Nieuwstraat in Gilze in 1939

Maar de toren was geen lang leven beschoren. Vlak voor de bevrijding, op 10 oktober 1944, bliezen de Duitsers hem op. De waterleidingmaatschappij wist een noodvoorziening bij zuivelfabriek "De Goede Verwachting" in Gilze te regelen. Die kon zo de hele gemeente van water blijven voorzien. Wel werd voor bluswater een brandput bijgeboord. De watertoren in Gilze is nooit meer herbouwd. In later jaren zouden er pompstations aan de Alphenseweg en bij Prinsenbosch in Gilze komen. Maar tot ongeveer 1960 bleef soberheid troef. De meeste huizen hadden maar één koudwaterkraan. Iedereen ging voor de wekelijkse wasbeurt in de teil of waste aan de pomp of kraan. Pas vanaf de jaren zestig werden douche en bad gebruikelijk.

Rozenhoedje voor een warme winter

Wie kan het zich nog voorstellen? Een keer per week in de teil, warmen bij de kolenkachel of na het rozenhoedje vroeg naar bed met blaker en kaars. En dat nog geen honderd jaar geleden. Wij zitten intussen in de tijd van de geavanceerde apparatuur, van comfort en luxe op alle terreinen. Maar tegelijkertijd zijn we aanbeland bij klimaatverandering, bij overmatige CO2-uitstoot en redden wat er te redden valt. Met wind- en zonne-energie, isolatie, ledverlichting, elektrische auto. We doen de waterbespaarcheck op brabantwater.nl, vragen tips en deskundig advies van de mensen van energiegilzerijen.nl en vervangen onze cv-ketel voor een wel of niet hybride warmtepomp. De hoge tarieven vrezend is het misschien ook wel het eerste jaar dat we bij nachtvorst niet uitkijken naar een elfstedentocht, maar eerder overwegen een rozenhoedje te bidden voor een warme winter. Op weg naar een klimaatneutraal, duurzaam en energie-onafhankelijk Gilze en Rijen met energietransitie als toverwoord. Wie had zich dit tien jaar geleden allemaal voor kunnen stellen?


Tekst: Mariëlle van Hezewijk; Fotoredactie: Piet Weterings

Bronnen: www.heemkringmolenheide.nl; www.tijdmachinegilzerijen.nl; Kwartaalblad De Mulder nummers 35, 42, 47, 73; www.brabantwater.nl; www.energiegilzerijen.nl

Dit artikel is in november 2022 in Weekblad Gilze en Rijen verschenen als themapagina van Heemkring Molenheide.