Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Folker, Theodorus Andreas

Broeder Theodorus Andreas Folker
TA Folker.jpg
Bron: Gemeentearchief Venray
Volledige namen Theodorus Andreas Folker
Geboortedatum 01-03-1911
Geboorteplaats Angerlo
Adres Bredaseweg 240
Woonplaats Tilburg
Beroep broeder/missionaris
Overlijdensdatum 30-07-1942
Plaats van overlijden Langgoer (ID)
Bijzonderheden Geëxecuteerd door de Japanse bezetter.

Geef de oorlog een gezicht!

Kun jij ons helpen met het schrijven van het levensverhaal van deze persoon?

Hoewel het meer dan 75 jaar geleden is dat er een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog blijft het belangrijk de slachtoffers te herdenken. We willen door hun verhaal te vertellen de slachtoffers eren en de herinnering levend houden

Alle Tilburgse oorlogsslachtoffers zijn opgenomen in de Wiki Midden-Brabant en we streven er naar van ieder een levensbeschrijving en foto op te nemen.

Helaas hebben we van sommigen maar beperkte of soms helemaal geen informatie. We hebben jouw hulp nodig deze levensverhalen vast te leggen door ontbrekende informatie aan te vullen met verhalen of foto’s. We ontvangen je reactie graag via info@regionaalarchieftilburg.nl o.v.v. Wiki Oorlogsslachtoffers.


Folker, Theodorus Andreas (geb. Angerlo 01-03-1911, gest. Langgoer (ID) 30-07-1942), missiebroeder in Nederlands Nieuw Guinea. Zoon van Gerardus Johannes Folker (1885 - 1958) en Wilhelmina Isabella Meurs (1889-1972). Folker wordt op 30-7-1942 in Langgoer geëxecuteerd.

Achtergrond en jeugd

Theodorus Andreas Folker wordt op 1 maart 1911 geboren in het Gelderse Angerlo. Hij is de zoon van Gerardus Folker en Wilhelmina Meurs. Zijn ouders trouwen in 1910 in Angerlo en blijven daar zo’n anderhalf jaar wonen. In oktober 1911, ruim een half jaar na de geboorte van hun eerste kind Theodorus Andreas, vertrekt het gezin vanuit Angerlo naar Vlissingen. Het echtpaar krijgt in totaal zeven kinderen: vier dochters en drie zonen. Vader Gerardus Johannes is boorder. In 1936 krijgt hij als werkman in Vlissingen van de Nederlandsche Maatschappij Voor Nijverheid en Handel een zilveren medaille, een getuigschrift en een gratificatie voor 25-jarige dienst.[1]

De ‘Marnix van St Aldegonde’
Marnix van St Aldegonde.jpg
Bron: stoomvaartmaatschappijnederland.nl

Folker vertrekt in 1928 uit Vlissingen. Op 14 september dat jaar wordt hij in Tilburg ingeschreven op Bredaseweg 204. Op dit adres zit het klooster van de congregatie van de Missionarissen van het Heilig Hart van Jezus. Een congregatie is een vrome vereniging om het katholieke leven in gezinnen en samenleving te bevorderen. Drie jaar later zal ook zijn broer Edmondus Josephus Folker (1912) in dit klooster worden ingeschreven. Op 16 maart 1938 wordt geregistreerd dat Theodorus Andreas Folker, inmiddels broeder bij de Missionarissen van het Heilig Hart van Jezus, is vertrokken naar Nederlands Nieuw Guinea, een missiegebied van zijn congregatie. Broeder Folker is overigens al in 1937 naar dit missiegebied gegaan. In september 1937 is in de kapel van het klooster aan de Bredaseweg de afscheidsplechtigheid gehouden voor broeder Folker en zijn medepaters en -broeders die naar de missie vertrekken. (Een broeder is geen priester, een pater wel.) Na de plechtigheid ontvangen de missionarissen hun missiekruis en geven zij een laatste zegening aan de aanwezige familie en bekenden. Daarna verlaten zij de kapel terwijl een koor het afscheidslied ‘Vaartwel, o, broeders, vaart, vaartwel’ zingt. Op 15 december 1937 vertrekt broeder Folker vanuit Amsterdam met de boot ‘Marnix van Sint Aldegonde’ naar Nederlands-Indië, waar hij in 1938 aankomt. Zijn standplaats wordt Langgoer op de Kei-eilanden (Molukken).[2]

Congregatie Missionarissen van het H. Hart van Jezus

Het klooster van de congregatie van de Missionarissen van het Heilig Hart van Jezus op Bredaseweg 204 is bekend geworden als het missiehuis van de ‘Rooi Harten’. De missionarissen droegen een vignet met een rood hart op hun habijt – vandaar de naam. De congregatie is in 1854 in Frankrijk gesticht door pater Jules Chevalier met als doel de verering van het Heilig Hart van Jezus en de verspreiding van de verering. De verspreiding gaat via onderwijs, gezondheidszorg, prediking en missie. Rond 1880 vestigt de congregatie zich in Nederland, eerst in Huize Gerra in Haaren en vervolgens in Tilburg. Aanvankelijk zit de congregatie in Tilburg in een oude wollenstoffenfabriek nabij het Wilhelminapark. Daarna betrekt de congregatie het missiehuis aan de Bredaseweg. Het missiehuis is ontworpen door architect Hubert de Beer (1844-1898), met bijdragen van Pierre Cuypers (1827-1921), en is ingewijd in 1890. Vanaf 1894 wordt het missiehuis het bestuurscentrum van de noordelijke provincie van de congregatie. Vanuit het missiehuis zijn talrijke paters en broeders uitgezonden naar overzeese missiegebieden.[3]

Missiehuis van de ‘Rooi Harten’, Bredaseweg 204
Bron: Collectie Regionaal Archief Tilburg

Missie

Vanaf het midden van de negentiende eeuw is vanuit Tilburg een groot aantal missies ondernomen. Het doel van deze missies is mensen met een andere religie te bekeren tot het christelijk geloof. Protestanten spreken over zending, Rooms-Katholieken over missie. Tilburg ontwikkelt een omvangrijke missie-infrastructuur. Centra daarvan zijn onder andere de Fraters van Tilburg, de Paters Oblaten, de Kapucijnen, de Fathers van Mill Hill (De Rooi Pannen) en de congregatie van de Missionarissen van het Heilig Hart van Jezus. Deze laatste congregatie krijgt in 1881 van de Paus opdracht missiearbeid te verrichten. De congregatie heeft van het begin van de 20e eeuw tot de Tweede Wereldoorlog broeders en paters als missionarissen uitgezonden naar het toenmalige Nederlands-Indië (Molukken 1902; Celebes 1919; Midden-Java 1921), Nieuw Guinea (1902), Oceanië (1905), de Filippijnen (1908) en Brazilië (1911).[4]

Zendingskaart ca 1930, Kei-eilanden omcirkeld
Kaart Kei eilanden.jpg
Bron: Vrije Universiteit Amsterdam (P. Noordhoff)

In 1902 wordt de apostolische prefectuur Merauke voor Nederlands Nieuw-Guinea opgericht. Onder deze apostolische prefectuur, een pauselijk missiegebied, vallen ook de Molukken. Het bestuur van de prefectuur wordt toebedeeld aan de congregatie van de Missionarissen van het Heilig Hart van Jezus. De hoofdzetel komt in Langgoer op de Kei-eilanden. In 1920 wordt de apostolische prefectuur verheven tot apostolisch vicariaat (zo’n vicariaat is geen bisdom, maar kan het worden). Aan het hoofd staat Apostolisch Vicaris Monseigneur Aerts. Vanuit Langgoer krijgt hij de leiding over 59 missionarissen van zijn congregatie; 36 Priesters en 23 Broeders. In de Tweede Wereldoorlog zijn door de congregatie geen missionarissen uitgezonden.[5]

De missionarissen van het Heilig hart van Jezus richten in Langgoer een communiteit (leefgemeenschap) voor de missie op. Dit doen zij samen met de zusters van de missiecongregatie Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. Het terrein van de communiteit krijgt in de loop der jaren onder meer een kerk, hospitaal, internaat en een werkplaats, woongebouwen, en scholen. Foto's op de website van Erfgoed Kloosterleven geven een indruk van het leven in de communiteit. Een van de scholen is een goeroeschool - een opleidingsschool voor Katholieke onderwijzers voor het vicariaat. Een goeroe is een inlandse onderwijzer-catechist. In 1940 werken in Langgoer 9 priesters, 16 broeders en 23 zusters, onder wie broeder Folker. Het Dagblad van Noord-Brabant plaatst op 21 juli 1938 een brief van broeder Folker, waarin hij zijn eerste ervaringen beschrijft na zijn aankomst in Langgoer:

Uit verschillende brieven las ik met hoeveel belangstelling er nog wordt vernomen naar den Missionaris van de parochie van Vlissingen. Daarom dacht het mij goed, nog eens iets van me te laten hooren, temeer om den band van vriendschap levendig te houden. Tot op het oogenblik gaat het mij uitstekend en heb me al aardig ingewerkt. Als ge alles bij elkaar neemt is het toch een reuze overgang en waar men te zijner tijd den tol voor moet betalen. Voor sommigen bestaat het in een ziekbed in het begin, voor anderen, waaronder ik voor het oogenblik ook behoor, in het krijgen van alle soorten uitslag, die voor iemand die nog nooit ziek is geweest, nog een aardige penetentie kunnen zijn. Ik zal maar eens wat van hier vertellen, over mezelf ben ik toch te vlug uitgepraat en het is trouwens de moeite niet waard. Veel heb ik hier al gezien en er is nog zoo veel te kijken en te genieten van Gods mooie en rijke schepping, dat men dit geleidelijk aan moet doen, wil men van al dat moois niet overladen worden. Het eiland waar we op wonen ‘Klein-Kei’ genaamd is zijn naam ten volle waardig, omdat het voor het grootste gedeelte uit niets dan keien bestaat. Het meeste is van die witte kalksteen, nergens bruikbaar voor dan om wegen te maken, welke dan hier als zoodanig veel dienst doet. Op die wegen kan men heel aardig vooruit komen, zelfs met de fiets heel het eiland rond, doch waag u niet van den weg af, of je stuit op die smerige, puntige karangsteen, waar je bij iedere stap moet uitkijken waar of je je voet neerzet, wil je tenminste zonder schrammen en wonden dien tocht er af brengen (…).[6]

Japanse bezetting

Eind 1941 valt Japan de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op Hawaï aan. Daarmee begint de oorlog in de Stille Zuidzee. In januari 1942 valt Japan Nederlands-Indië binnen. Op 8 maart 1942 capituleert het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Nederlands-Indië komt onder Japans bewind te staan, zo ook de Kei-eilanden waar broeder Folker zit. Omdat Japan Nederlands-Indië wil opnemen in een nieuwe Aziatische politieke en economische orde, moeten alle westerse invloeden worden uitgebannen. Een van de maatregelen daartoe is de onmiddellijke internering van Nederlandse burgers in burgerkampen. Volgens schattingen zijn 100.000-110.000 Nederlandse burgers door de Japanners geïnterneerd, inclusief missionarissen. In 1940 zijn 570 priesters, 1860 zusters en 530 broeders van 58 verschillende ordes en congregaties actief in de missie in Nederlands-Indië. Het grootste deel van hen wordt geïnterneerd; Japan betitelt hun aanwezigheid als gevaarlijk en ondermijnend, omdat zij de christelijke religie verspreiden. Gaandeweg de oorlog worden de leefomstandigheden van de geïnterneerde burgers steeds slechter. In het laatste jaar van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië groeit het aantal sterfgevallen onder hen snel door ziekte, uitputting en ondervoeding. De schattingen van het aantal geïnterneerden dat in de Japanse burgerkampen is omgekomen variëren van 13.000 tot 16.800 personen. Onder hen zijn leden van de congregatie van de Missionarissen van het Heilig Hart van Jezus. Leden van deze congregatie komen overigens niet alleen om het leven in de kampen, maar ook daarbuiten.[7]

Missionarissen, in 1942 omgekomen in Langgoer
Geexecuteerde missionarissen Langgur.jpg
Bron: Malukupapua 1942-1945

Overlijden in Langgoer

Op 30 Juli 1942 landen de Japanners op Klein-Kei. Rond vier uur ’s ochtends trekken Japanse soldaten in Langgoer de communiteit van de missie binnen. Zuster Gerardine, Dochter van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart, schrijft in een brief van 14 september 1945 over de gebeurtenissen. Ze vertelt, samengevat, het volgende. Monseigneur Aerts en de aanwezige paters, broeders en zusters moeten op 30 juli 1942 verzamelen op het plein voor de kapel van het internaat. Daar worden de missionarissen door de soldaten beschuldigd van ophitsing van het volk tegen Japan. De zusters mogen het plein verlaten en naar hun woongebouw gaan – ze vertrekken later om te worden geïnterneerd. In hun woongebouw aangekomen horen de zusters schoten; ze weten dan nog niet wat er is gebeurd. Eind oktober 1942 horen ze in hun interneringskamp dat de missionarissen op 30 juli 1942 geblinddoekt zijn doodgeschoten [op het strand, red.] door soldaten. Schooljongens van de communiteit moeten van de soldaten de lichamen in zee slepen. Daar moeten de lichamen dagenlang blijven drijven en de Japanners dreigen met de doodstraf voor degenen die de lichamen zouden begraven. Na enkele dagen begraaft een aantal mannen en vrouwen toch de lichamen. Daarna komt alsnog toestemming tot begraving.[8]

Dertien missionarissen zijn op 30 juli 1942 in Langgoer doodgeschoten. Een van hen is broeder Folker. De anderen zijn Monseigneur Aerts, de paters Cornelissen, Berns, Akkermans, Ligtvoet en de broeders Joosten, Peeters, Beijer, Raaymakers, De Rooij, Houdijk en Van Schaik. Op 2 augustus 1942 wordt in Toeal bij Langgoer een veertiende missionaris doodgeschoten: pater de Grijs.[9]

Graf

De doodgeschoten missionarissen worden begraven in Langgoer. Een onbekend geworden briefschrijver vertelt op 23 augustus 1946 over zijn/haar bezoek dat jaar aan Langgoer. Op het terrein van de communiteit ziet de schrijver het graf van Monseigneur Aerts in de tuin van de zusters. Naast zijn graf zijn de andere missionarissen in één kist begraven, nadat hun stoffelijke resten eerder in een voorlopig graf op het strand hebben gelegen. Bij de herdenking op 30 juli 1946 van gebeurtenissen van twee jaar tevoren is, aldus de briefschrijver, ter nagedachtenis een kruis van acht meter hoog en vier meter breed gezegend en vereerd. Het kruis is daarna door een aantal mannen op de schouders genomen en onder gezang op de plaats van terechtstelling op het strand geplaatst.[10]

In Langgoer is aan het strand een bedevaartsoord ingericht ter nagedachtenis aan de missionarissen en hun dood: het Johannes Aerts Pilgrimage Park.[11]

Gebeurtenis

Bronnen

Dit is een selectie van de gebruikte bronnen. In de noten staan alle gebruikte bronnen.

Literatuur

Dit is een selectie van de gebruikte literatuur. In de noten staat alle gebruikte literatuur.

  • Jan Willemsen, Nederlandse missionarissen en hun missiegebieden, Nijmegen 2006.
  • J.F.L.M. Cornelissen, Pater en Papoea, Kok, Kampen 1988.
  • Annalen van O.L. Vrouw van het H. Hart, jrg. 44, 1926, Missiehuis Tilburg
  • Gerrit Kobes en Ad de Beer, 'Het leven gebroken in het Verre Oosten. De geschiedenissen van de Tilburgers die om het leven kwamen in de strijd tegen Japan, als gevolg van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1941-1945), de Indonesische kwestie (1945-1949) en het conflict in Korea (1950-1953)', in: Tilburgse sprokkelingen. Bijdragen tot de Tilburgse geschiedenis Tilburg 2003 (THR 11

Externe links

Noten

  1. Gelders Archief 207A Burgerlijke Stand geboorten Angerlo 1.3.1911 akte 13; Gelders Archief 207 Burgerlijke Stand geboorten Zevenaar 17.1.1885 akte 12; Gelders Archief 207A Burgerlijke Stand huwelijken Angerlo 7.5.1910 akte 6; Zeeuws Archief 25 Burgerlijke Stand geboorten Philippine 16.3.1889 akte 8; Zeeuws Archief 25 Burgerlijke Stand overlijden Vlissingen 25.6.1958 akte 134; Zeeuws Archief 7434 Bevolkingsregister 1860-1890 Vlissingen f574; Zeeuws Archief 7434 Bevolkingsregister Vlissingen 1890-1900 f183; Zeeuws Archief 7434 Bevolkingsregister 1900-1910 Vlissingen f139; Zeeuws Archief 7434 Bevolkingsregister 1910-1921 Vlissingen f93; Zeeuws Archief Bevolkingsregister 1921-1938 Vlissingen f3801; Krantenbank Zeeland, Provinciale Zeeuwse Courant 22.3.1972; Krantenbank Zeeland; Middelburgsche Courant 3.11.1936.
  2. Regionaal Archief Tilburg 918 Bevolkingsregister Tilburg 1921-1939 f60 en f65; wikimiddenbrabant.nl/Congregaties; Delpher, Nieuwe Tilburgsche Courant 10.8.1937, 14.9.1937 en 20.9.1937; Delpher, De Koerier 28.12.1937; kerknet.be/.
  3. Jan Willemsen, Nederlandse missionarissen en hun missiegebieden (Nijmegen 2006); wikimiddenbrabant.nl/Missiehuis_Rooi_Harten; erfgoedkloosterleven.nl; resources.huygens.knaw.nl/repertoriumzendingmissie/; misacor.nl/geschiedenis/; wierookwijwaterenworstenbrood.nl/; monumententilburg.nl/.
  4. erfgoedkloosterleven.nl/; resources.huygens.knaw.nl/repertoriumzendingmissie/; misacor.nl/geschiedenis/; wikimiddenbrabant.nl/Missie; J.F.L.M. Cornelissen, Pater en Papoea, Kok, Kampen 1988; Jan Willemsen, Nederlandse missionarissen en hun missiegebieden (Nijmegen 2006).
  5. erfgoedkloosterleven.nl; J.F.L.M. Cornelissen, Pater en Papoea, Kok, Kampen 1988; kro-ncrv.nl/katholiek/encyclopedie/; Regionaal Archief Tilburg 565 map 222 A.J.H. Aerts.
  6. Karel Steenbrink and Jan Aritonang (eds.), A History of Christianity in Indonesia, Chapter 9, Brill 2008; Annalen van O.L. Vrouw van het H. Hart, jrg. 44, 1926, Missiehuis Tilburg; Oorlogsgravenstichting T.A. Folker; Delpher, Dagblad van Noord-Brabant 21.7.1938.
  7. indischekamparchieven.nl; tweedewereldoorlog.nl; isgeschiedenis.nl; indischherinneringscentrum.nl; oorlogsbronnen.nl; niod.nl/nl/veelgestelde-vragen/japanse-bezetting-en-pacific-oorlog-cijfers; brabantsegesneuvelden.nl/; brabantserfgoed.nl; Renske Krimp, De doden tellen. Slachtofferaantallen van de Tweede Wereldoorlog en sindsdien, Nationaal Comité 4 en 5 Mei, Amsterdam 2016, p.16; erfgoedkloosterleven.nl.
  8. Oorlogsgravenstichting A.J.H. Aerts; https://oorlogsgravenstichting.nl/personen/129877/wilhelmus-antonius-de-rooij; Regionaal Archief Tilburg 565 map 222 A.J.H. Aerts; J.F.L.M. Cornelissen, Pater en Papoea, Kok, Kampen 1988.
  9. Delpher, Indisch Missietijdschrift Jrg. 29, 1946 nr. 1, 15.1.1946; oorlogsgravenstichting.nl; Regionaal Archief Tilburg 565 invnr. 228; Oorlogsgravenstichting T.A. Folker; Oorlogsgravenstichting F.G.M. de Grijs.
  10. Oorlogsgravenstichting A.J.H. Aerts; Oorlogsgravenstichting Wilhelmus Antonius de Rooij.
  11. keiislands.indonesia-tourism.com/johannes_aerts.html.