Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Ericsson ging plat

Een grote staking vijftig jaar geleden

In de maand maart van 1973 was de inflatie torenhoog, braken de energieprijzen door het plafond en bleven de lonen van de gewone werkende mensen sterk achter. Het lijkt erop dat de echo van precies vijftig jaar geleden doorklinkt naar nu. ‘Centen in plaats van procenten’ was de strijdkreet die toen het land op zijn kop zette. In tweehonderd bedrijven legden tachtig duizend werknemers het werk neer. Ook ‘d’n Ericsson’ in Rijen ging plat. Er werkten daar ruim achthonderd mensen en het werd de grootste staking die we in Gilze en Rijen hebben gekend.

De eerste gebouwen van de Electrische Werktuigenfabriek (later Ericsson) in Rijen (beeldarchief Heemkring Molenheide

Wie nu door de Ericssonstraat in Rijen rijdt, ziet kantoorgebouwen waarin mensen achter computers werken. In 1973 was de aanblik heel anders. Er stonden enorme productiehallen van het Zweedse bedrijf Ericsson waarin telefoons in elkaar werden gesleuteld. De toenmalige PTT was de belangrijkste afnemer en erg afhankelijk van Ericsson’s draai- en druktoestellen. De telefoonfabriek was de grootste werkgever in de gemeente en veel Gilze-Rijenaren hebben er in de afgelopen eeuw hun werkzame leven doorgebracht.

De Electrische Werktuigenfabriek

Ericsson-huizen aan de Julianastraat, 1970 (beeldarchief Heemkring Molenheide)

In 1907 werd op de hoek van de Rijksweg en de Julianastraat (toen nog ‘Rijensche Dijk’) de N.V. Electrische Werktuigen Fabriek opgericht. Er verrees een bedrijfshal met twee woonhuizen, één voor de directeur en één voor de bedrijfsleider. Eerst ging het om de productie van telefoonmasten en aansluitingen voor het bovengrondse telefoonnet, maar al snel startte men met het vervaardigen van, toen nog, houten telefoontoestellen. Er werkten al direct 51 mensen. Voor het kaderpersoneel bouwde het bedrijf in 1916 een rij van tien huizen die tot 1995 aan de Julianastraat hebben gestaan en bekend stonden als ‘Ericsson-huizen’. De telefoons uit Rijen waren bestemd voor particuliere exploitanten van het telefoonnet. Maar toen de Staat de exploitatie overnam dreigde de werktuigenfabriek zonder orders te komen. De redding kwam in 1920 uit Zweden; de N.V. Nederlandsche Ericsson Telefoonfabriek nam het stokje over en daarmee behield Gilze en Rijen de werkgelegenheid.

De RK Metaalbewerkersbond ‘St. Eloij’

In de crisisjaren dertig maakte Ericsson moeilijke tijden door, er waren onvoldoende financiële middelen en de nodige vernieuwingen konden niet worden doorgevoerd. De werknemers waren niet zeker van hun baan. Ook de werkomstandigheden werden er in die jaren niet beter op. Je moest bijvoorbeeld geen boortje breken want dat kostte je een kwartje en dat was meer dan een uurloon. Om sterker te staan tegenover de werkgever richtten enkele arbeiders van Ericsson in 1932 een afdeling van de metaalbewerkersbond ‘St. Eloij’ op. Bij hun zestigjarig vakbondsjubileum in 1992 vertelden de leden van toen dat de ‘bazen’ hen tegenwerkten omdat ze lid van de bond waren. Vakbondsleden kwamen bij ontslag het eerste aan de beurt en werden bij promotie overgeslagen. In 1936 kreeg 32 man tegelijk ontslag, waaronder opvallend veel vakbondsmensen. Toen de voorzitter van ‘St. Eloij’ aan de gemeenteraadsverkiezingen deel wilde nemen, stond de ‘leidende stand’ in het dorp op z’n kop. “Hoe haalde deze arbeider het in zijn hoofd”. Hij werd door de directie van Ericsson, op straffe van ontslag, gedwongen om zich terug te trekken uit de verkiezingsstrijd.

‘Centen in plaats van procenten’

Antiek toestel (Birmingham Sience Museum)

De jaren na de Tweede Wereldoorlog stonden in Nederland in het teken van de wederopbouw en van samenwerking tussen werknemers en werkgevers. Er hebben zich toen in Gilze en Rijen geen grote arbeidsconflicten voorgedaan. Ericsson werd gezien als een sociaal bedrijf waar het prettig werken was. Maar de sfeer in Nederland sloeg in het begin van de jaren zeventig om. De toegenomen inflatie en de gestegen energieprijzen maakten pijnlijk duidelijk dat de geleide loonpolitiek te weinig had veranderd aan wat de arbeider in zijn loonzakje aantrof. De inzet van de vakbonden werd: herverdeling van inkomen. De topinkomens moesten zich inhouden zodat de lonen aan de onderkant extra konden worden opgetrokken. ‘Centen in plaats van procenten’ was daarbij het devies. Maar de tegenstand in werkgeverskring was onverwacht hard en dat leidde tot omvangrijke stakingen, vooral in de metaalindustrie. Hoogovens in IJmuiden beet het spits af en daarna verspreidden de acties zich over het gehele land. Op 1 maart 1973 stelde de Industriebond van het NKV (waarin ‘St. Eloij’ was opgegaan) ook aan de directie van Ericsson een ultimatum. De werkgever gaf echter geen krimp. De bonden begonnen toen met prikacties en eendaagse stakingen. Op 13 maart kreeg de staking een grimmiger karakter en beslisten de productiemedewerkers van Ericsson om voor ‘onbepaalde tijd' in staking te gaan. De stakers trokken in optocht naar de ingang van het bedrijf om daar werkwilligen, behorend tot het hoger personeel, te beletten aan het werk te gaan. Er werden planken met spijkers neergelegd om de honderd beambten te verhinderen met hun auto's het terrein op of af te rijden. Met spandoeken en leuzen als “Ratten, kom er uit" uitten de stakers er hun ongenoegen over dat niemand van het kantoorpersoneel meestaakte. De gevolgen van de staking bij Ericsson waren direct merkbaar. De PTT, die voor de telefoonaansluitingen toch al moest opboksen tegen een enorme wachtlijst, miste door de staking de toelevering van broodnodige toestellen.

‘Stakersfeest op krediet’

Ericsson montageafdeling 1965 (beeldarchief Heemkring Molenheide)

Na zes dagen staken werd in Rijen het traditionele beeld dat bestond van de staker - ‘vastberaden en met verbeten trekken’ - op carnavaleske wijze doorbroken. Onder het motto ‘een week actie, een avond feest’ vierden de stakende werknemers van Ericsson voor de allereerste keer in Nederland een stakersbal. Daarvoor werd café-zaal ‘De Harmonie’ afgehuurd. Niet alle stakers liepen er de polonaise. In ploegendiensten moest er ook gepost worden voor de poort van Ericsson om te voorkomen dat er ’s nachts ongewenste transporten zouden plaatsvinden. Bij opening van het bal zei stakingsleider Jan ter Elst: “Staken is een serieuze bezigheid, maar als het dan toch nodig is, waarom zouden we het dan niet leuk houden”. Er was bovendien nog een reden voor een feestje. De stakers wilden ook hun vrouwen betrekken want “stakingen worden uitgevochten tussen de witte lakens”. De muziek werd die avond verzorgd door ‘De Tijdbrekers’, een band bestaande uit Ericsson medewerkers die meestaakten. Plus één ‘maffer’ (werkwillige), de zanger.

Selectieve acties

Ericsson gaat uit, ca. 1975 (Regionaal Archief Tilburg)

Omdat er landelijk regelmatig twintig- tot veertigduizend man per dag het werk had neergelegd, begon de bodem van de vakbondsstakingskas in zicht te komen. Er werd besloten over te gaan tot selectieve acties waarbij de bedrijven van binnenuit lamgelegd moesten worden. Alleen in de meest vitale afdelingen werd nog gestaakt om het aantal stakers zo klein mogelijk te houden. Volgens de directie van Ericsson wilden de bonden door het stilleggen van het magazijn de voorraden laten opmaken om daarna de betaling van het personeel, dat daardoor niets meer te doen had, ten laste van het bedrijf te laten komen, in plaats van de stakingskassen. Na elf dagen staken reageerde Ericsson dan ook prompt en weigerde personeelsleden door te betalen die hadden gestaakt en nu weer aan het werk gingen. De medewerkers die aan het werk waren gebleven (alle beambten op drie na en vijftig van de productiearbeiders) kregen wel doorbetaald. Dit verbeterde de verhouding tussen beide partijen, die al erg gespannen was, zeker niet. Ericsson behoorde toen met negentien gestaakte werkdagen tot één van de vijf recordhouders van dit landelijke arbeidsconflict.

Na vier weken eindigden de stakingen in de metaalindustrie. Vlak voor de paasdagen werd door SER-voorzitter De Pous een oproep aan de partijen gedaan om weer te gaan onderhandelen. Er kwam, onder veel kritiek van de stakers omdat er nog geen resultaat was, een ‘paasbestand’. Uiteindelijk werd er ‘in de polder’ een compromis bereikt in de vorm van een mengvorm; ‘centen én procenten’. Later zou blijken dat de stakingen wel nut hebben gehad. De grote nivellering kon beginnen. Op 11 mei 1973 trad het kabinet Den Uyl aan met de belofte de inkomensverschillen in Nederland te verkleinen.


Tekst: Kees van der Heijden

Beeldredactie: Piet Weterings

Bronnen: www.heemkringmolenheide.nl; De Mulder nr. 112; www.delpher.nl; www.vakbondshistorie.nl; www.ericsson-erfgoed.nl

Dit artikel is in maart 2023 in Weekblad Gilze en Rijen verschenen als themapagina van Heemkring Molenheide.