Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Een moerasbos, een öde hout

Met het verdwijnen van de ijstijd en het ontstaan van een warmer en natter zeeklimaat kreeg het gebied te maken met water, soms veel water. Tegenwoordig watert dit gebied af via de Zandkantse Leij en de Zandleij. Dit zijn geen natuurlijke beken. Oorspronkelijk stroomde het water – voor zover het weg kon – over het oppervlak af zonder daarbij een echte beekbedding te vormen. Het is de mens geweest die door greppels en sloten te graven deze afwatering letterlijk kanaliseerde.

Het water in Udenhout kon geen kant op. Water loopt naar het laagste punt en het water loopt in Midden-Brabant doorgaans van zuidoost naar noordwest. In Udenhout kon het oppervlaktewater niet in noordwestelijke richting aflopen, vanwege de dekzandrug, waarop later de Loonse- en Drunense duinen ontstonden. Het water kon ook niet de diepte in, omdat de dikke leemlaag maar moeilijk water doorlaat. Het water kon heel langzaam afvloeien in westelijke richting. Maar ja, als de Maas weer eens overstroomde, kon dat water, dat met geweld werd opgestuwd, wel gemakkelijk de dekzandrug passeren en stond het hele gebied van Udenhout en Biezenmortel weer voor heel lange tijd onder water.

Udenhout en Biezenmortel bestonden uit uitgestrekte natte met biezen begroeide gebieden, zeker ook met bossen, maar dan wel bossen van bomen die gemakkelijk gedijen in een natte ondergrond, zoals de berk. En het was niet overal hetzelfde. Er waren hier en daar best wat hoger gelegen delen. Zo lag de Groenstraat blijkbaar wat hoger zoals we later in dit boek zullen zien aan de hand van de archeologische vindplaatsen en bij de ontginning van het dorp. Mogelijk was de Groenstraat, evenals de Hooghoutseweg en ’t Winkel, een klein dekzandruggetje.

Udenhout zal vele duizenden jaren een aanblik hebben gehad van een moeilijk toegankelijk moerasachtig bos, zoals delen van den Brand nog altijd zijn. In het Hoogduits bestaat een prachtig bijvoeglijk naamwoord om zo’n bos te duiden: het woordje öde. Ons natte moerasbos was een öde bos, een öde hout. De naam van het Ödenhout heeft zich ontwikkeld tot de plaatsnaam Udenhout. In aktes van de 13de eeuw komen we zowel de schrijfwijze Odenhout (dus zonder umlaut) (1232/1233) voor als de schrijfwijze Eudenhout (zoals je het uitspreekt) (1269).