Economisch Technologisch Instituut (ETI)
In 1929, enkele jaren nadat de Roomsch Katholieke Handelshoogeschool was opgericht, ontstond het idee om aan die school een ‘wetenschappelijk instituut ten behoeve der Tilburgsche wolindustrie’ op te richten, om daarmee kennis over chemische technologie te vergroten om die ten dienste te stellen voor de handel en industrie. Een jaar later werd dit researchinstituut notarieel opgericht onder de naam Economisch Technologisch Instituut, waarbij het Nederlandsch Economisch Instituut van de Nederlandsche Handels-Hoogeschool Rotterdam als leidraad werd genomen.
De doelstelling van het instituut werd breder geformuleerd dan alleen voor de wolindustrie en kwam neer op ‘het algemeen bevorderen van de studie van economische en van technische vraagstukken door middel van het verzamelen en bewerken van onderzoeksgegevens’. Er kwam een economische afdeling onder leiding van professor Kaag en een technische afdeling die geleid werd door dr. ir. Henri Gelissen. Laatstgenoemde werd in 1933 opgevolgd door professor Jan de Quay. Het Economisch Technologisch Instituut was het oudste instituut van de Tilburgse hogeschool.
Na de oorlog, in 1948, werd door het curatorium de naam van de instelling veranderd in Economisch-Sociologisch Instituut Tilburg (E.S.I.), waarbij het onderzoeksterrein werd verlegd van ‘economische en technische vraagstukken’ naar ‘economische en sociologische vraagstukken’. Reden hiervan was de opname van een afdeling sociale wetenschappen aan de Tilburgse hogeschool enkele jaren eerder. Professor Heere kreeg de leiding over de sociologische onderzoeken binnen het instituut. Een andere reden voor de naamswijziging van 1948 was om misverstand en verwarring te voorkomen met de in 1937 afzonderlijk gestichte afdeling Noord-Brabant binnen het instituut, later bekend als het Economisch Technologisch Instituut voor Noord-Brabant. In de loop der jaren werd een groot aantal onderzoeken verricht door het E.S.I., veelal in opdracht van het bedrijfsleven en de overheid.
Omdat sinds medio jaren vijftig sociologische vraagstukken aan de hogeschool werden bestudeerd door het Instituut voor Arbeidsvraagstukken, volgde in 1963 opnieuw een naamswijziging. Dit keer in Economisch Instituut Tilburg. Dat E.I.T. bleef een stichting voor contractonderzoek (of derde-geldstroomonderzoek) met een economisch karakter, in 1964 had het 31 medewerkers. Betaalde opdrachten die (mede) door hoogleraren werden uitgevoerd, konden binnen het E.I.T worden ondergebracht. Het kende in zijn bestaan een aantal afdelingen, waaronder regionale economie, bedrijfseconomie, econometrie, informaticaonderzoek, ontwikkelingsvraagstukken en operations research.
In sommige gevallen ontstonden uit die afdelingen spin-offs, in de vorm van zelfstandige instituten, zoals een instituut voor informatica onderwijs in Eindhoven en het IVO (zie Internationalisering), het aan de hogeschool gelieerde Instituut voor Ontwikkelingsvraagstukken. In totaal heeft het E.I.T. naar schatting meer dan duizend onderzoeksrapporten opgeleverd.
Het instituut ging medio jaren negentig goeddeels op in CentER Applied Research, onder welke naam daarna het contractonderzoek van de economische faculteit werd uitgevoerd. Toen in 1996 de stichting CentERdata werd opgericht, een tweede onderzoeksinstituut naast CentER, ontstond de zogeheten CentER groep, die formeel was ondergebracht onder de overkoepelende ‘Stichting tot Steun aan het CentER’. Het onderzoek van de voormalige afdeling econometrie van het E.I.T. vindt nog steeds plaats binnen CentERdata. CentER AR bestaat formeel niet meer, nadat het universiteitsbestuur besloot dat contractonderzoek binnen de universiteit geregeld dient te worden door de departementen en niet via aparte stichtingen.