Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Economics and management - TiSEM

BalkTiu.jpg

De ontstaansgeschiedenis van de Tilburg School of Economics and Management (TiSEM, Nederlandse naam: Economie en Bedrijfswetenschappen) gaat terug tot de oprichting van de Roomsch Katholieke Handelshoogeschool in 1927. Deze oprichting was allereerst een belangrijke stap in het proces van emancipatie van het katholieke volksdeel in het zuiden van Nederland.

Onder impuls van priester-wetenschapper Martinus Cobbenhagen werd in het studieprogramma voortdurend de nadruk gelegd op de verbinding tussen concrete economische werkelijkheid en de sociaal-ethische doeleinden, en tussen het individuele en het maatschappelijke belang. Vakken als Wijsgerige sociologie en Arbeidsrecht werden voor alle studenten verplicht in het programma opgenomen. Onderwijs in de psychologie en de beschrijvende (empirische) sociologie werd later aan de studiemogelijkheden toegevoegd.

Groei en ontwikkeling

In de vooroorlogse jaren groeide het aantal studenten tot zo’n 250 op jaarbasis. Na de oorlog liep dit aantal verder op, tot een kleine 700, ongeveer een vijfde tot een zesde van het landelijk aantal studenten in de economie. In de jaren vijftig trekt de economie aan en neemt de bevolking explosief toe. Het hoger onderwijs groeit en de Tilburgse handelshogeschool verbreedt haar palet met de faculteiten Rechten (1963), Sociologie (1963) en de subfaculteit Psychologie (1971). Het aantal studenten neemt explosief toe, tot bijna 5.000 in 1980 waarvan tweederde bij de economen.

In de decennia na de oorlog ontwikkelen Dirk Schouten en Ad Kolnaar veel (bestuurlijke) invloed in de faculteit – en daarbuiten. Schouten werd in 1954 benoemd tot hoogleraar, en was tussen 1958-1992 kroonlid van de SER. Net als veel andere economen uit die tijd was hij erop gebrand om de economische misstanden van de jaren dertig te voorkomen. Ook Kolnaar was van mening dat de economische wetenschap bij diende te dragen aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Kolnaar werd na zijn promotie bij Schouten in 1971 hoogleraar. Ook hij vervulde tal van bestuurlijke en adviesfuncties, zowel binnen als buiten de universiteit, en ook hij was kroonlid van de SER.

De jaren tachtig vormden een belangrijk keerpunt in de oriëntatie van het onderzoek van de faculteit. Theo van de Klundert, van 1984-1987 decaan, was net als Schouten en Kolnaar sterk betrokken bij de maatschappelijke problematiek, onder meer als adviseur van het Centraal Planbureau. Van de Klundert was ook de eerste Tilburgse hoogleraar met publicaties in internationale tijdschriften, waaronder de American Economic Review. Het Koopmansgebouw, sinds 1971 het onderkomen voor TiSEM.

Heroriëntatie

Begin jaren tachtig staat het onderzoek aan de dan zogeheten Faculteit Economische Wetenschappen (FEW) er niet goed voor. Dat heeft niet alleen te maken met bezuinigingen. Buiten de econometristen bestond er nauwelijks een internationale publicatiecultuur. Jaap van Duijn, op dat moment bedrijfskundige aan de Technische Hogeschool Delft, stelt in 1981: “Het probleem met de Tilburgers lijkt ons dat zij te veel in het Nederlands schrijven en te weinig in het Engels. Wie dat doet, zal zien dat zijn bekendheid beperkt blijft tot binnen de grenzen.” In 1985 installeert het ministerie van OC&W een verkenningscommissie om de aard en omvang van het economisch onderzoek in Nederland te beschrijven en de kwaliteit te evalueren. Deze commissie concludeert dat, internationaal gezien, de productiviteit te wensen over laat.

Geïnspireerd door de econometristen en met een startsubsidie van O&W richt FEW op 1 september 1988 het onderzoeksinstituut CentER op. CentER heeft als doel “het bijeenbrengen van een groep excellente onderzoekers in een centrum voor geavanceerd economisch onderzoek van internationale betekenis, dat door zijn uitstraling en aantrekkingskracht een stimulerend effect zal hebben op de economiebeoefening in Nederland”. CentER werft vier nieuwe onderzoekshoogleraren (Anton Barten, Eric van Damme, Rick van der Ploeg en John Driffill) en verbindt goede academisch economen uit heel Nederland als fellow. De onderzoeksthema’s volgen uit de (gedeelde) interesses van de onderzoekers. Buitenlanders blijken bereid als visitor te komen. Op deze wijze draagt CentER bij aan het ontstaan van een onderzoekcultuur met enthousiaste en gedreven mensen.

Onderzoeksschool

CentER ontwikkelt zich tot een onderzoeksschool. Er worden graduate programs opgezet in Economics (1991, de eerste op dit gebied in Nederland) en Management (1992). In 1994 besluit FEW om het bedrijfseconomisch onderzoek te versterken. CentER onderhoudt intensieve contacten met een buitenlandse instellingen als Toulouse, LSE, UCL, Stockholm, Mannheim en Brussel. Er komt een scientific council die mede sturing geeft aan de koers van CentER. De nationale onderzoeksevaluatiecommissie concludeert in 1995: “De gemiddelde kwaliteit is goed. (...) Er zijn geen zwakke programma’s.” In 1998 viert CentER zijn tienjarig bestaan met een congres waar Nobelprijswinnaars Aumann en Sargent spreken. Er zijn dan 138 wetenschappers lid van CentER. 88 PhD-studenten werken in negen onderzoeksprogramma’s die het brede terrein van de economie dekken.

Eind 1999 uiten de voorzitters van de vijf bedrijfseconomische departementen hun zorgen over de betaalbaarheid van de ambities van FEW, de scheve verdeling van middelen tussen algemene economie en bedrijfseconomie, en de balans tussen fundamenteel onderzoek en andere taken. Het daaropvolgende vertrek van hoogleraar Kapteyn – die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de internationalisering van de faculteit - leidt tot onrust.

Vanaf 2002 leidt Lans Bovenberg als directeur CentER, Theo Nijman is vice-decaan onderzoek. De periode wordt gekenmerkt door minder autonomie voor CentER, door verbreding van de onderzoeksbasis binnen de faculteit, een gestage verbetering van de bedrijfseconomie, en door investeringen in een groot aantal nieuwe initiatieven, zoals Netspar (pensioenen), TIBER (gedragseconomie en psychologie), TILEC (recht en economie) en TSC (duurzaamheid).

Sinds de jaren negentig is de wetenschappelijke productiviteit van de onderzoekers van de faculteit constant, maar de kwaliteit van de publicaties is duidelijk toegenomen. Die kwaliteit wordt afgemeten aan het aantal citaties en de kwaliteit van het tijdschrift waarin wordt gepubliceerd. In de periode 2012-2016 scoren de onderzoeksgroepen van TiSEM als volgt: Marketing 7e wereldwijd en 1e binnen Europa, Operations research 38e en 4e, Accounting 40e en 1e, Finance 42e en 6e, Economie 45e en 11e, Management 39e en 7e, Econometrie 74e en 13e, en Information & supply chain management 150e en 21e.