Johannes (Jan) Hendricus Arnoldus Diepen (Tilburg 1815 – Tilburg 1897) werkte aanvankelijk met zijn broer George in de Bossche lakenfabriek van zijn vader Johannes Nicolaas Diepen en kwam in 1835 aan het hoofd van de pas door hen opgerichte vollerij, ververij en wolwasserij Dongewijk. In 1845 werd hij medefirmant in de Tilburgse fabriek op
Korvel. De nieuwe vennootschap heette voortaan firma J.N. Diepen & Co. Daarvoor heette die firma Diepen Jellinghaus & Co, opgericht in 1808 door Johannes Diepen, Frans Jellinghaus en Willem van Spaendonck. De fabriek leverde vooral lakens, duffels, karsaaijen en baaijen en was in 1816, met 366 werknemers en 41 lakengetouwen, de grootste Tilburgse wollenstoffenfabriek. In 1827 werd de eerste stoommachine in gebruik genomen. Diepen heeft een bijzondere plaats ingenomen in het industriële en openbare leven in Tilburg. Hij was wethouder van onderwijs (1851-1892), lid en voorzitter van de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs, secretaris, ondervoorzitter en voorzitter (1867-1890) van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, schoolopziener, lid van de Provinciale Staten van Noord-Brabant (1862-1886), lid van de plaatselijke schoolcommissie, kantonrechter-plaatsvervanger (1847-1892), correspondent van de Nederlandse Bank en lid van het kerkbestuur van de parochie Korvel.
