Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

De Ghiselberten van Tilburg

Hoe het ook zij, in 1157 is sprake van een heer Ghiselbert van Tilburg die als getuige optreedt in een akte. Hij wordt Ghiselbert I genoemd en komt van het Belgische Landen, het stamland van Karel de Grote. Het oude graafschap Landen was in tweeën gesplitst en er stonden ook twee mottekastelen, mogelijk een erfdeling tussen twee broers. Mogelijk was Ghiselbert een derde broer, die een vrouw had gevonden die erfdochter was van eerdere heren van Tilburg. De heren van Tilburg heetten vrijwel allemaal Ghiselbert. In de 12de en 13de is sprake van een oudere en een jongere Ghiselbert van Tilburg, en van Walter van Tilburg, broer van de jongere Ghiselbert. Zij worden vermeld in documenten tussen 1167 en 1244. De Ghiselberten bouwden en bewoonden een mottekasteel – een torenvormige versterking op een motte, een afgeplatte aangelegde aarden heuvel – zeer waarschijnlijk het Oisterwijkse kasteel Ter Borch. De Ghiselberten bouwden ook ter eigen eer en glorie een kerk in Tilburg, met de heilige Dionysius als patroon. Oorspronkelijk bedoeld als eigen huiskapel, groeide deze kerk in West-Tilburg toch uit tot een grote kerk ten koste van de kerk van Enschot. De kerk van Enschot raakte armlastig en er volgde een soort vereniging van de beide kerken in één parochie West-Tilburg. Intussen had de veel grotere handelsplaats Oost-Tilburg een eigen kerk, de Sint Petruskerk, ook de kerk voor de bewoners van enkele kleine buurtschappen in Berkel en Udenhout.

De Ghiselberten oogden rond 1200 zeer zelfstandig, maar hun positie was zeer complex. Uiteraard komen ze voor in akten in het hertogdom Brabant, maar ook in akten in het graafschap Holland. Hun burcht in Oisterwijk was een Utrechts leen. De broers in Landen waren leenmannen van de hertog van Brabant. In elk geval, in 1213 kreeg de invloed van de Ghiselberten een flinke deuk. De hertog besloot namelijk om van Oisterwijk – de oostwijk van de heerlijkheid Tilburg – een vrijheid te maken, rechtstreeks aangestuurd door de hertog. Die hertog maakte vervolgens Oisterwijk tot hoofdplaats van “Het kwartier van Oisterwijk”. Het kreeg een eigen schepenbank en een groter rechtsgebied. De schepenen van Oisterwijk spraken recht over het hele gebied van de oude heerlijkheid Tilburg. In 1222 staat Tilburg aangeduid als een hertogelijk allodium – een vrij bezit – en in 1231 kan de hertog beschikken over het patronaatsrecht van de kerken van Oost- en West-Tilburg. Met de expansiedrift van de hertog wordt de rol van de heer van Tilburg alsmaar kleiner. Ghiselbert III staat al nergens meer als heer van Tilburg vermeld, maar als edelman, ridder en zelfs vazal (1244). Hetzelfde overkwam tegelijkertijd de broers van Ghiselbert in Landen, die na 1229 niet meer in akten voorkwamen. Blijkbaar is de familie uitgerangeerd, mogelijk omdat ze de plannen van de hertog in de weg stonden.