Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Daniël in de leeuwenkuil

DANIEL_IN_DE_LEEUWENKUIL
BANK 4 - 12 DANIEL IN DE LEEUWENKUIL.jpg

Rij 4 bank 12 Daniël in de leeuwenkuil

Rond 600 voor Christus werden vele voorname joden, hofbeambten en jongelingen van vorstelijke huize uit het rijk Juda door de overwinnaars als gijzelaars weggevoerd naar Babylon. Onder hen was Daniël. Deze wist zich door zijn wijsheid en bekwaamheid een hoge post te veroveren aan het Babylonische hof. Afgunstige medewerkers van het hof zochten een manier om Daniël bij de koning in ongenade te doen vallen. Zij wisten de koning een plechtig besluit te ontlokken, waarbij aan iedereen verboden werd dertig dagen lang, op straffe van voor de leeuwen geworpen te worden, enig gebed te richten tot welke God ook, behalve tot de koning. Daniël was in zijn ballingschap alle joodse plichten trouw gebleven en driemaal daags, biddend in de richting van Jeruzalem, riep hij de God van zijn vaderen aan. Dat werd zijn misdaad tegen de onherroepelijke “wet der Meden en Perzen”. Daniël werd in de leeuwenkuil geworpen, begeleid door de bede van de koning: “Moge uw God, die gij zo trouw gediend hebt, u redden”. De volgende morgen spoedde de koning zich naar de kuil en riep: “Daniël, heeft uw God u nog van de leeuwen kunnen redden?” En hij hoorde de stem van Daniël: “Leve de koning! Mijn God heeft zijn engel gezonden om de muil der leeuwen te stoppen. Ze hebben mij geen leed gedaan, omdat ik onschuldig ben voor Hem en omdat ik ook tegen u, mijn koning geen kwaad heb gedaan”. De mannen die Daniël beschuldigd hadden, werden in de kuil geworpen en door de leeuwen verscheurd. (Daniël VI, 1-24). God helpt en redt zijn dienaren, die op Hem vertrouwen, uit iedere nood.