Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Coppens molenaars

De Udenhoutse familie Coppens

De geschiedenis van deze molenaarsfamilie begint met mulder Adriaen Janz Coppens die in 1643 de helft van de Koeveringse molen kocht. Deze molen stond in Sint-Oedenrode op de grens van Veghel en Schijndel aan de oude weg van 's-Hertogenbosch naar Helmond. Tientallen nazaten van deze Adriaen gaan later molens exploiteren, voornamelijk in de Meierij van 's-Hertogenbosch en in de Kempen.

De geschiedenis van de Udenhoutse tak van de molenaarsfamilie Coppens begint als Mattheus Coppens trouwt met Jans van Iersel, de weduwe van de molenaar van molen de Kranken Troost in Biezenmortel. Jans van Iersel, geboren op 15 december 1862, een dochter van Martinus van Iersel en Johanna Verhoeven, was eerder op 27 april 1885 getrouwd met molenaar Christiaan Hendriks, geboren te Heukelom op 2 maart 1852, zoon van landbouwer Jan Hendriks en Cornelia Denissen. Uit dit huwelijk zijn drie dochters geboren waarvan er een op jonge leeftijd overleed. Christiaan Hendriks kocht op 20 januari 1882 de molen de Kranken Troost op de Zandkant voor 3.750,-. Na zijn huwelijk met Jans, liet Christiaan deze molen verplaatsen van de Zandkant naar een perceel van zijn schoonvader op de hoek van de Biezenmortelsestraat / Runsvoort. Deze verplaatsing hield zeer waarschijnlijk verband met de bereikbaarheid. Christiaan ging samen met zijn vrouw Jans in het molenhuis wonen - Biezenmortelsestraat 65 - wat nog steeds bestaat. Christiaan heeft de molen niet lang bemalen. Hij is overleden op 14 juli 1889 in Biezenmortel.

Christiaans schoonvader, Martinus van Iersel, verklaarde tegenover de ontvanger van de successierechten dat vanwege de slechte staat van de molen deze na het huwelijk van zijn dochter met Christiaan Hendriks verplaatst werd naar een perceel mastbos wat hem toebehoort. De restauratie van de molen werd door vader Van Iersel bekostigd. Christiaan was gedurende zijn huwelijk de meeste tijd ziek. In die tijd heeft hij, het weinige wat hij bezat, opgeteerd, aldus zijn schoonvader. Daarom had Christiaan - toen hij voelde dat hij zou gaan sterven - de molen om niet overgedragen aan zijn schoonvader. De belangrijkste reden voor deze overdracht was dat Jans dan niet met de eerste de beste molenaarsknecht zou kunnen trouwen, die op de molen aasde en de weduwe dan maar voor lief zou nemen. Amper twee maanden na deze verklaring trouwde Jans van Iersel op 21 mei 1890 te Udenhout met de molenaarsknecht Mattheus Coppens, geboren te Reusel op 8 september 1858. Zijn ouders zijn Antonius Coppens en Hendrina van Beekvelt, die de molen in Helvoirt bemaalden.

Mattheus Coppens en Jans van Iersel krijgen negen kinderen, vijf meisjes: Drika, Ant, Mien (zuster Florina), Sjo en Cato en vier jongens: Tinus, Frie, Toon en Jos.

Jans wordt voor de tweede keer weduwe als Mattheus sterft op 10 september 1906. Maar Jans is een ondernemende vrouw en blijkbaar gingen de zaken goed want in 1918 koopt ze de Kreitenmolen in Udenhout van Jan Bertens. Ze bouwt daarbij een woning en gaat daarin wonen met haar kinderen Jos en Cato. Haar jongste zoon Jos neemt later de molen in Udenhout over. Ook haar drie andere zonen worden molenaar: Tinus oorspronkelijk in Borkel en Schaft later in Cromvoirt, Frie in Hoogeloon en Toon in Biezenmortel. Moeder Jans sterft in 1930. Twee jaar later in 1932 bouwt Jos een woning naast die van zijn moeder. In datzelfde jaar trouwt hij met Johanna Kempenaars en zij gaan wonen in zijn nieuwe woning Kreitenmolenstraat 129.

De cirkel weer rond

De ouders van de eerdergenoemde Mattheus Coppens waren Antonius Coppens en Hendrina van Beekvelt. Zoals hiervoor aangegeven bemaalden zij de molen in Helvoirt. Antonius en Hendrina hadden tien kinderen en alle kinderen waren bestemd om molenaar te worden. De jongste zoon overleed in 1877 op 17-jarige leeftijd. Vier zoons en twee dochters van Antonius namen na zijn dood het molenaarsbedrijf in Helvoirt over. Op dat moment exploiteerde het bedrijf twee molens in Helvoirt, een nieuwe stenen molen aan de Helvoirtsestraat, die werd overgenomen door Bertus, Frans, Dorus en Wilhelmina, en een oude standaardmolen in de Molenstraat bij de grens met Haaren, die werd overgenomen door Willem en Petronella. Drie andere zoons werden ook molenaar: Johannes in Maasbommel, Cornelis in Vught en Mattheus vestigde zich zoals eerder aangegeven in Biezenmortel. De molenaars in Helvoirt, zowel de zonen als de dochters van Antonius, bleven allen kinderloos. Daarom werd in 1912 het gehele bedrijf in Helvoirt verkocht aan een neef uit Vught, Jan Coppens. De oudste zoon van deze Jan was Kees Coppens, geboren in 1915. Hij nam na de Tweede Wereldoorlog geleidelijk aan het bedrijf van zijn vader over. Kees had twee dochters die het molenaarsvak niet in zijn gegaan. Zodoende verkocht Kees in 1975 het molenaarsbedrijf te Helvoirt aan achterneef Jan Coppens, kleinzoon van Mattheus Coppens en zoon van Frie Coppens uit Hoogeloon. Onder leiding van Jan Coppens werd Coppens Helvoirt BV verder gemechaniseerd. Later ging deze Jan samenwerken met Matthé en Eugène Coppens, zonen van Jos Coppens uit Udenhout die De Voorzorg exploiteerden. Daarna gingen deze bedrijven samen in Coppens Meng Unie BV Helvoirt.

Terug in de tijd, naar Udenhout en Biezenmortel

Eind twintiger jaren was het voor de molenaars in Udenhout een moeilijke tijd. Binnen de Boerenbond was er in 1924 veel commotie ontstaan toen bleek dat een bestuurslid van de Boerenbond niet bij de Boerenbond inkocht maar bij zijn zwager, die molenaar was in Helvoirt. Hij moest aftreden. In 1925 ontstond een conflict tussen de Boerenbond en de molenaars van Udenhout, Coppens en Teurlings (de molenaar uit de Loonse Molenstraat). De molenaars voerden een tariefsverhoging door en dat gaf wrevel bij de boeren want dat voelden zij direct in hun portemonnee. Bovendien hadden de boeren geen keus, ze moesten al hun graan bij die molenaars laten malen. De Boerenbond nam daarop het besluit om voortaan ook zelf te gaan malen en niet meer alle maalactiviteiten uit te besteden aan de plaatselijke molenaars. De molenaars vreesden buitenspel te komen staan en dat leidde tot conflicten waar pastoor Van Eijl en molenaarsvereniging Sint-Victor in probeerden te bemiddelen. Later in 1935 is er nog tevergeefs een beroep gedaan op de Boerenbond om niet zelf te malen.

In 1924 laat Toon Coppens een woonhuis en maalderij bouwen op de hoek Biezenmortelsestraat / Gijzelsestraat door de Udenhoutse aannemer Jan Brekelmans. Toon trouwt in 1926 met Leentje van Riel, een molenaarsdochter uit Riel. Het echtpaar krijgt twaalf kinderen, drie zonen en negen dochters: Fien, Thijs, Jeanne, Jan, Cor, Christ, Jo, Nel, Riet, Tonny, Leny en Annemie. Aanvankelijk had de maalderij een gasmotor. Die moest aangemaakt worden met houtjes en daarna kon het gas open. Dat leverde veel problemen op en zodoende werd na zeven jaar een dieselmotor aangeschaft. Toon specialiseerde zich in mengvoer voor koeien en varkens. De eerste knecht van Toon en Leentje was Bart van Heel. Hij begon in 1927 als 13-jarige jongen en heeft 50 jaar bij de familie Coppens gewerkt. In 1931 wordt een vrachtwagentje aangeschaft, een T-Ford, en Bart van Heel wordt de chauffeur. Na twee jaar wordt de te lichte T-Ford vervangen door een A-Ford. Later is deze weer vervangen door een zwaardere Federal.

Wat de familie Coppens altijd belangrijk heeft gevonden is eerst investeren in de maalderij en daarna pas privé. Als Leentje, de vrouw van Toon, een nieuwe kokosmat nodig had voor in de keuken, dan ging daar heel wat over uit. Als daarentegen een investering nodig was in de maalderij die duizend gulden of meer kostte dan was het vaak de volgende dag geregeld. Die instelling hadden alle broers.

Omstreeks 1930 start Jos Coppens als molenaar op de molen in de huidige Kreitenmolenstraat. Aanvankelijk verdient hij de kost voornamelijk met het malen van graan met de bekende molenstenen. Die worden eerst nog aangedreven door de wieken van de molen die in beweging komen door de wind. Later komt de aandrijving door stoom van een dieselmotor en weer later wordt de dieselmotor vervangen door elektriciteit. In 1932 trouwt Jos met Johanna Kempenaars uit Cromvoirt. Samen krijgen ze acht kinderen, vier jongens en vier meisjes: Matthé, Annie, Joke, Tinie, Ria, Eugène, Wim en Francee. Drie van hun zoons Matthé, Wim en Eugène gaan later in het bedrijf werken.

De crisis en de oorlogsjaren waren niet gemakkelijk. In de oorlog werd veel koren illegaal gemalen dat daarna zijn weg vond naar Udenhouters. Het malen moest vaak stiekem. Er werd afgerekend in natura: het malen van 50 kg graan bracht 1 kg meel op voor de molenaar. De molenaars namen grote risico's. Als de Duitse bezetter ze zou betrappen dan volgde beslist arrestatie met alle gevolgen van dien. Zo werd boven in een loods bij Toon Coppens in Biezenmortel van koolzaad raapolie gemaakt. Die olie werd toen gebruikt om te bakken en braden. Maar ook werd maïs gemalen tot puddingpoeder. Niemand klopte tevergeefs bij de Udenhoutse molenaars aan. In de oorlog werd door de Duitsers een schijnvliegveld aangelegd in Oerle om verwarring te zaaien bij de geallieerden en om bombardementen te voorkomen. Voor deze werkzaamheden vorderden de Duitsers chauffeurs en vrachtwagens om voor hen zand en grond te rijden. Zo werd ook Bart van Heel met de Federal van Toon Coppens ingezet. Op een gegeven moment zou Bart daar moeten blijven van de Duitsers waarop Toon de keuze maakte om Bart naar huis te laten komen en de vrachtwagen daar maar achter te laten. In Biezenmortel was het weer terug bij af. Graan moest in Den Bosch gehaald worden met paard en wagen en de afleveringen bij de boeren geschiedden ook zo. . Omstreeks 1952 is de naam van het bedrijf van Jos Coppens gewijzigd in De Voorzorg Udenhout. Vanaf toen produceerde het bedrijf ook bloem voor bakkers om daarmee meer omzet te genereren. Om dit te kunnen was er voor die tijd een gigantische investering nodig van meer dan 100.000,-. Heel veel bakkers namen toen bloem af zoals bijvoorbeeld Haen, Boom, Danklof, Alebeek en Besselink. Deze bakkers bakten allemaal zelf en beconcurreerden elkaar. Ook bij de molenaars onderling was er sprake van hevige concurrentie. Zelfs binnen de familie Coppens werd hevig gevochten om iedere klant. Er werden weleens afspraken gemaakt over grenzen of bepaalde gebieden maar dat liep dan binnen de kortste keren uit op ruzie. Iedereen had zijn klanten heel hard nodig. Toch was binnen de familie de onderlinge band goed.

Zo doen in de familie nog vele verhalen de ronde over de vier broers Tinus, Frie, Toon en Jos. Deze vier broers kaartten wekelijks met elkaar. Dat kaarten duurde vaak tot diep in de nacht, dit tot ontsteltenis van de vrouw van Jos. Zij is 's nachts weleens uit bed gekomen en scheurde toen de stok kaarten kapot. De broers waren echter niet voor een gat te vangen. Tinus had een reserve stok kaarten bij zich. Het ging er vaak heftig aan toe, de buren kwamen af en toe kijken omdat ze dachten dat er ruzie was. Hoe graag ze met elkaar kaartten blijkt wel uit het feit dat Frie vanuit Hoogeloon met de fiets kwam en dat was een paar uur reizen. Voor de oorlog fietsten Jos en Tinus een keer naar huis en ze zagen in de verte een politieagent aankomen. Ze hadden geen fietsplaatje wat in die tijd verplicht was. Jos zei tegen Tinus: "we geven een valse naam op, we zeggen dat we de gebroeders Jansen uit Moergestel zijn". De agent naderde en toen hij vlakbij was, riep hij: "zo gebroeders Coppens". Iedereen in de regio kende die mulders. Of ze een proces-verbaal hebben gekregen, is niet bekend.

De nieuwe generatie

In de jaren zestig van de vorige eeuw, krijgen de broers Matthé, Eugène en Wim Coppens de leiding bij mengvoederfabriek De Voorzorg. In het begin produceerde het bedrijf 20 ton mengvoeder per week. De bloemfabriek stopte toen. De verkoop van bloem en rijst, mout en dergelijke aan bakkers en melkfabriek vond nog wel plaats. Vanaf de jaren zeventig nam de Voorzorg ook grotere varkens- en legkippenbedrijven over om van een gedeelte van de omzet verzekerd te zijn. Uiteindelijk liep het aantal dieren op tot 350.000 legkippen, 5000 mestvarkens en 500 zeugen. Eugène had onder andere als taak om nieuwe klanten te werven. Toen kwam hij er pas echt achter wat de Boerenbond voor veel boeren betekende. Vaak waren boeren niet eens bereid om hem te ontvangen en naar hem te luisteren. Toen de vrouw van Eugène diepvrieszakjes bij de Boerenbond wilde gaan kopen werd haar schoonmoeder boos. Achteraf wel te begrijpen. Je ging geen spullen kopen bij de concurrent, zelfs geen plastic diepvrieszakjes. Eugène vertelde: "Een jaar of tien geleden was het graf van mijn ouders verzakt op het kerkhof in Udenhout. Cees van de Plas die met mijn zus Annie getrouwd was, zou het samen met mij herstellen. We besloten om mooie witte grind te gebruiken op het graf. Cees zei: "Die hebben ze bij de Boerenbond wel". Ik zei: "Cees, denk eens na, laat ik dat maar niet doen, dan kom ik zeker niet bij mijn ouders in de hemel".

Om een gezonde concurrentie te bevorderen is het nu anno 2018 voor bedrijven verboden om onderlinge prijsafspraken te maken. Bij overtredingen krijgen bedrijven forse boetes. Maar in de zestiger en zeventiger jaren was dat de gewoonste zaak van de wereld in de coöperatieve wereld. Zo was afgesproken dat een boer in Udenhout geen mengvoeders mocht kopen bij de CHV in Veghel maar dat hij bij de Boerenbond in Udenhout moest zijn. De grootste rel die Eugène in zijn leven meemaakte was bij de feestelijke heropening van de Rabobank in Udenhout. Alle prominenten en boeren van Udenhout waren aanwezig. Een prominent uit Helvoirt stond daar te verkondigen dat hij niet geloofde in eerlijk zakendoen bij Coppens Meng Unie. Hij uitte het vermoeden dat er minder voer gelost werd dan gefactureerd. De volgende morgen kreeg Eugène een vijftal telefoontjes van boeren die dat toch te ver vonden gaan. Toen is Eugène echt kwaad geworden en heeft het tot de grond toe uitgezocht. De betreffende "prominent" heeft zijn biezen kunnen pakken.

De fusies

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, wordt door intensief pionieren en overnames de omzet in de Kreitenmolenstraat opgevoerd naar 500 ton mengvoeder per week. Daarna volgt een fusie van de Voorzorg met Coppens Biezenmortel en Coppens Helvoirt. Het bedrijf vestigt zich in Helvoirt en de naam wordt gewijzigd in Coppens Meng Unie BV Helvoirt. De fabriek in Udenhout wordt daarna afgebroken. Na enkele jaren is de afzet in Helvoirt gestegen tot bijna 3000 ton per week.

Daarna volgt nog een samenvoeging met Coppens Hoogeloon. De fabriek in Helvoirt stopte toen. Ondanks de grote concurrentie heeft de familie Coppens het uiteindelijk toch gered en nu staat er in Helmond een hypermoderne mengvoederfabriek onder de naam Coppens Diervoeding. In die fabriek werken nog steeds diverse mensen uit Udenhout, Biezenmortel en Helvoirt. Dat bedrijf is helemaal gespecialiseerd in het maken van voer voor varkens en vleeskuikens. Nu wordt in Helmond 6000 ton per week geproduceerd. Dat is 300.000 ton per jaar. Twee familieleden, Theo en Fred Coppens, kleinzonen van Frie Coppens uit Hoogeloon zijn nog steeds eigenaar-directeur van die fabriek aan het water in Helmond.


Zie Unentse Sprokkels 15, 2018