Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Centrale keuken

In bewerking

In de loop van 1941 zijn in een groot aantal steden in ons land centrale keukens opgericht, in de volksmond ‘gaarkeukens’ geheten. Het was een initiatief van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd. Primair doel was om ondervoeding onder de bevolking in de steden en fabriekscentra te voorkomen. Ook kon door deze wijze van voedselbereiding zo efficiënt mogelijk gebruik gemaakt worden van de nog beschikbare, maar voortdurend schaarser wordende voedingsmiddelen. De exploitatie van deze keukens werd gefinancierd door zowel het Rijk als de gemeente.

Al in 1939 ging suiker als eerste voedingsmiddel op de bon. Veel andere goederen zouden in de loop van 1940 volgen. In december 1941 waren dat er al 39. Behalve producten als brandstoffen, fietsbanden en zeep, waren toen de volgende levensmiddelen op de bon: aardappelen, boter, brood, cacao, eieren, gebak, gort, havermout, jam, kaas, koffiesurrogaat, maïzena, margarine, melk, peulvruchten, rijst, spijsolie, suiker, tarwebloem, vermicelli, vlees en vleeswaren.

Tilburg kreeg de beschikking over twee centrale keukens. De eerste kwam aan de Ringbaan-Oost, ongeveer op de plek waar later de Eginhardstraat aangelegd is. Deze keuken, met een capaciteit van 6000 liter per dag, werd op 17 april 1941 onder aanwezigheid van diverse van hoogwaardigheids-bekleders door burgemeester Van de Mortel officieel in gebruik genomen. De in de keuken bereide maaltijd, zuurkoolstamppot, werd genuttigd in het klooster van de zusters dominicanessen aan de Dr. Nuijensstraat. In zijn openingstoespraak benadrukte de burgemeester dat het niet om armenzorg ging, maar dat iedere inwoner van Tilburg er gebruik van kon maken. Om de keuken te testen was in de twee aan de opening voorafgaande dagen ‘proefgekookt’ voor de ‘Kinderen van Sint Jozef’ aan het Wilhelminapark.

Bij inlevering van vier vleesbonnen (waarvan eventueel één vleeswarenbon), een halve vet- of boterbon en een kwart peulvruchtenbon kreeg men een knipkaart die vier weken geldig bleef en recht gaf op negen warme maaltijden van circa 1,2 liter. Wie op een bepaalde dag een maaltijd wilde afhalen moest twee dagen tevoren een dagkaart kopen. Dertien cent voor houders van een vetkaart en 25 cent voor houders van een boterkaart. Of iemand een vetkaart dan wel een boterkaart bezat, hing af van het inkomen. Het was niet nodig om het eten bij de centrale keuken op te halen; op diverse plekken in de stad waren afhaalpunten die voor de meeste inwoners op loopafstand lagen.

In november 1941 werd aan het Stuivesantplein een tweede centrale keuken in gebruik genomen met een capaciteit van 4000 liter. De keukens stonden onder leiding van een directeur, bijgestaan door een administratieve staf. Verder beschikten beide keukens over een keukenleider, koks, stokers en hulpstokers, keukenhulpen, schilsters en een magazijnbediende. Het totaal aantal personeelsleden schommelde in de periode 1941-1944 tussen de 70 en 80.

In de loop van 1941 kwam de leiding van de Centrale Keukens onder toezicht van een curatorium, waarin vertegenwoordigd waren het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, de (nationaal-socialistische) Nederlandse Volksdienst (NVD) en de departementen van Financiën, Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken.

Warme maaltijden worden voortaan enkel nog beschikbaar gesteld aan gezinnen of personen die “op grond van economische, maatschappelijke of financieele omstandigheden niet in staat zijn thuis zelf warme maaltijden te bereiden of doen bereiden.” En eten afhalen kon vanaf 1 december 1941 alleen nog maar door een schriftelijke verklaring over te leggen, ondertekend door een buurtschapshoofd van de Nederlandse Volksdienst. “Daarmee was het instituut [Centrale keuken] politiek in nationaal-socialistisch vaarwater gekomen.” Omdat er in Tilburg weinig sympathie bestond voor de NSB en haar zusterorganisaties nam de animo onder de bevolking om maaltijden af te halen toen sterk af.

Het in de centrale keukens bereide voedsel was hoofdzakelijk bestemd voor grotere bedrijven die maaltijden verstrekten aan hun personeelsleden (‘bonloze fabrieksvoeding’), voor personeel van Rüstungsbedrijven (ondernemingen die aan Duitse orders werkten) en voor schoolgaande kinderen. In 1942 bedroeg de totale hoeveelheid in de centrale keukens bereid voedsel ruim 1,6 miljoen liter, hetgeen neerkomt op ongeveer 6200 liter per dag. Slechts 15% daarvan ging toen naar de burgerbevolking. In 1944 was dat nog maar 5%. Incidenteel bereidden de centrale keukens ook ‘eenpansmaaltijden’, bijvoorbeeld voor bijeenkomsten van de NSB en de ‘Winterhulp’.

In 1943 zijn beide keukens grondig verbouwd. De kookruimten werden aangepast, er kwamen kleedkamers, schaflokalen en een douchecel voor het personeel, de opslagruimte voor grondstoffen werd uitgebreid en er kwamen speciale opslagruimten voor aardappels en groenten. Voor de opslag van aardappels huurde de gemeente ook enkele magazijnen, o.a. bij Mommers & Co. Een probleem waar de keukens mee te maken kregen naarmate de oorlog vorderde, was het gebrek aan goed (metalen) keukenmateriaal. Veel materiaal raakte door intensief gebruik versleten, en vanwege de oorlogsomstandigheden was reparatie, laat staan vervanging niet mogelijk. Veel improvisatietalent was daarom nodig om dagelijks voldoende maaltijden te kunnen blijven bereiden.

In 1944 kregen de centrale keukens in Tilburg van het Rijksbureau de opdracht om 360.000 liter vriesvoeding te maken als reservevoorraad. Voor de bereiding daarvan werd ook personeel van enkele bedrijven ingeschakeld. In Tilburg is er van het ingevroren voedsel geen gebruik gemaakt, wel konden de duizenden vluchtelingen in Eindhoven, Den Bosch en Breda ermee gevoed worden. Vanaf de bevrijding van Tilburg op 27 oktober 1944 speelden de centrale keukens een belangrijke rol bij het voeden van de duizenden evacués en leden van de binnenlandse strijdkrachten.

Omdat door de bevrijding van het Zuiden het contact met Den Haag verbroken was, werd in november 1944 in Tilburg het Bureau Massavoeding Zuid opgericht. Hiervan zijn geen verdere gegevens bekend.

De Centrale keuken aan de Ringbaan-Oost is zeker tot eind februari 1947 in gebruik geweest. Met ingang van 1 april 1947 werden beide keukens door de gemeente verhuurd. Die aan de Ringbaan-Oost aan Th. de Hoogen die hier een pettenfabriek begon, die aan het Stuivesantplein aan het RK kerkbestuur van de Parochie Broekhoven. Het gebouw was eerst in gebruik als kleuterschool, later als jeugdhuis. Beide gebouwen zijn later gesloopt

Bronnen

Regionaal Archief Tilburg,

  • Archief 484, Inventaris van het archief van het gemeentebestuur van Tilburg, 1938-1985, invnrs. 0004-0008, jaarverslagen gemeente 1941-1945.
  • Archief 1060, Inventaris van de eigendomsakten van de gemeente Tilburg.
  • Het Nieuwsblad van het Zuiden (data?)
  • Nieuwe Tilburgsche Courant (data?)

Literatuur

  • Trienekens, G.M.T., Tussen ons volk en de honger. De voedselvoorziening, 1940–1945, Utrecht 1985.