Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Brabant aan de noordgrens van het Romeinse Rijk

Julius Caesar werd medio laatste eeuw v.C. gouverneur van Gallia Cisalpina (Noord-Italië) en Illyria (Kroatië) en later ook van Gallia Narbonensis in het noordwesten van Italië en het zuiden van Frankrijk aan de grens met Celtica, het huidige Frankrijk, waar Gallische stammen niet erg goed waren georganiseerd en niet goed samenwerkten. Caesar zag kans om vrienden te maken in Rome en zonder toestemming van de senaat viel hij de Gallische stammen aan en veroverde in een vrij hoog tempo het gebied van het huidige Frankrijk, waar doorgaans sprake was van grote stammenrijken. Als Caesar een vorst van een groot stammenrijk aan zijn kant wist te krijgen, dan kon hij snel doordringen. Verder naar het noorden tot aan de Rijn woonden de Keltische Eburonen (“de mensen van de taxus, de giftige conifeer”), die niet zo goed waren georganiseerd, waardoor Caesar stam voor stam voor zich moest zien te winnen. Dat duurde dus langer en Caesar liet als excuus daarvoor opschrijven “dat de noordelijke stammen (die hij aanduidde als Belgen) geduchte tegenstanders waren”. De Rijn werd de nieuwe noordgrens van het Romeinse rijk.

Veel van de stammen gingen in zee met Caesar en beloofden dat zij de Romeinen van voedsel zouden voorzien. Maar er volgden jaren met misoogsten. Ondanks bedreigingen door de Romeinen zorgden de Eburonen toch eerst voor de eigen kinderen en leverden geen voedsel aan de Romeinen. Om het uitvoeren van bedreigingen voor te zijn lokten de Eburonen onder leiding van Ambiorix (dat betekent: rijke koning) het plaatselijke Romeinse leger ten zuiden van Brussel in een hinderlaag en maakten de soldaten af. De wraak van Caesar was vreselijk. Hij liet opschrijven dat hij het hele volk, inclusief vrouwen en kinderen, heeft uitgeroeid. Ambiorix is evenwel nooit gepakt en velen zullen op de vlucht zijn geslagen naar de moerassen en bossen van Brabant om in de jaren erna weer op te duiken en toch samen te werken met de Romeinen.

De Romeinen stonden veel later een zwervend paardenvolk, dat zich noemde naar hun beste weidegebieden in de Betuwe, de Bataven, toe zich in Brabant te vestigen. Zij werden aanvankelijk trouwe partners voor de Romeinen, leverden soldaten en leverden de beruchte ruitereenheden voor het Romeinse leger. Hun stamhoofden kregen opvoeding en opleiding in Rome en mochten zich al snel Romeins staatsburger noemen. Soldaten die na hun trouwe dienst terugkwamen naar hun geboortegrond, konden Romeinse villa’s bouwen en brachten de Romeinse cultuur mee, alhoewel zij zich na hun dood lieten begraven of cremeren naar de gewoontes van hun eigen voorouders. De Bataven zijn hier te lande snel geïntegreerd met de nog resterende lokale bevolking, de door Caesar afgeslachte Eburonen, die zich ook Bataven gingen noemen. De Bataven waren vanaf dat moment eigenlijk een mengvolk.