Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Belt, Margaretha Agnes Mathilda

Margaretha Agnes Mathilda Belt
Zuster Agathe Belt.jpg
Bidprentje van Zuster Agathe. Bron: AR-Z153, Archief Zusters van Liefde, Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven
Volledige namen Margaretha Agnes Mathilda Belt
Geboortedatum 20-03-1906
Geboorteplaats Arnhem
Adres Oude Dijk 1
Woonplaats Tilburg
Beroep Missiezuster; Zusters van Liefde o.l.v. Moeder van Barmhartigheid
Overlijdensdatum 05-08-1944
Plaats van overlijden Bangkinang (ID)
Bijzonderheden Door de Japanse bezetter geïnterneerd en in het kamp Bangkinang aan buik tuberculose overleden.

Geef de oorlog een gezicht!

Kun jij ons helpen met het schrijven van het levensverhaal van deze persoon?

Hoewel het meer dan 75 jaar geleden is dat er een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog blijft het belangrijk de slachtoffers te herdenken. We willen door hun verhaal te vertellen de slachtoffers eren en de herinnering levend houden Alle Tilburgse oorlogsslachtoffers zijn opgenomen in de Wiki Midden-Brabant en we streven er naar van ieder een levensbeschrijving en foto op te nemen.

Helaas hebben we van sommigen maar beperkte of soms helemaal geen informatie. We hebben jouw hulp nodig deze levensverhalen vast te leggen door ontbrekende informatie aan te vullen met verhalen of foto’s. We ontvangen je reactie graag via info@regionaalarchieftilburg.nl o.v.v. Wiki Oorlogsslachtoffers.


Margaretha Agnes Mathilda Belt (geb. Arnhem 20-03-1906 – gest. Bankinang (ID) 05-08-1944), missiezuster. Dochter van Akke van der Meulen (geb. Wonseradeel 17-04-1869) en Johannes Belt (geb. Alphen aan de Rijn 02-11-1865). Zij overleed op 05-08-1944 in het Indonesische interneringskamp Bankinang.

Achtergrond en jeugd

Margaretha Agnes Mathilda Belt werd op 20 maart 1906 in Arnhem geboren. Haar vader, Johannes Belt, was handelsreiziger van beroep. Haar moeder was Akke van der Meulen. Margaretha kwam uit een relatief groot gezin: zij had twee zussen en twee broers. Haar oudste zus was Cornelia Margaretha Belt, geboren op 20 november 1897 te Amsterdam. Cornelia is later in Nijmegen gaan wonen en getrouwd met C.J.M. Draper. Haar jongere zusje was Adriana Walburga Belt en zij werd geboren op 21 juli 1908 in Arnhem. Haar twee broers heten L.J. Belt (geboortedatum onbekend, in 1963 woonachtig op de Sleedoornlaan 26 in Arnhem) en Jacob Rudolf Belt, geboren op 11 maart 1903 in Arnhem. Jacob Rudolf verhuisde in 1946 naar Nijmegen waar hij aan de Kraayenhofflaan 255 is gaan wonen.

Op 1 mei 1926, als Agathe twintig jaar oud is, treedt zij in Tilburg toe tot de Congregatie der Zusters van Liefde. Vanaf dat moment is zij 'Zuster Agathe'.

Zusters van Liefde en missiewerk in voormalig Nederlands-Indië

De congregatie van de Zusters van Liefde Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid, de grootste congregatie van vrouwelijke religieuzen in Nederland, werd in 1832 gesticht door Joannes Zwijsen in Tilburg. Joannes Zwijsen werd later bisschop van 's-Hertogenbosch en aartsbisschop van het aartsbisdom Utrecht. Binnen de zustercongregatie van de Zusters van Liefde was, net als binnen vele andere congregaties, de missie een integraal onderdeel van het kloosterleven.

Zendingskaart uit circa 1930
Kaart Kei eilanden.jpg
Links op de kaart ligt Sumatra, met Padang aan de kust. Bron: Vrije Universiteit Amsterdam (P. Noordhoff)

Al vanaf 1856 waren er Nederlandse missionarissen actief in het voormalig Nederlands-Indië. Tijdens het interbellum komt de missiebeweging volledig tot bloei en werd de voormalige Nederlandse kolonie de meest populaire bestemming voor Nederlandse missionarissen. In de ogen van missionarissen hadden zij de plicht om de ongelovigen in de eigen kolonie tot het Christendom te bekeren. Daarnaast werd er van paters, broeders en zusters verwacht dat zij zouden bijdragen aan 'de beschaving van de inheemse bevolking'. Hun werk werd lange tijd omschreven en gezien als 'opvoedingswerk'. In hoofdzakelijke lijnen wilden zij dus andere mensen helpen en hen tegelijkertijd ergens van overtuigen. Dit missie-ideaal veranderde door de jaren heen: de missies kwamen later steeds meer in het teken te staan van het algehele welzijn van de gekoloniseerden en het verbeteren van hun levensomstandigheden. Na de Tweede Wereldoorlog ging dit nog een stapje verder: men probeerde steeds meer over te gaan tot interactie en dialoog met de lokale bevolking en niet uitsluitend het eigen geloof op te leggen. Langzaamaan begonnen de missionarissen steeds kritischer naar zichzelf, naar de welvaart in het westen en het daaruit voortkomende onrecht te kijken.

In 1885 vertrokken per stoomschip de eerste negen missiezusters [1] van de Zusters van Liefde naar Padang op Sumatra in het voormalig Nederlands-Indië. Hun reis, waarbij zij meerdere tussenstops maakten, duurde ongeveer anderhalve maand. De missiezusters bouwden een leven op in een ander land dat in grote lijnen overeenkwam met hun leven en werk in Nederland. In het licht van de primaire doelstellingen van bisschop Zwijsen zorgden de missiezusters voor zieken en armen en gaven zij katholiek onderwijs aan (arme) kinderen. De eerste missiezusters die aankwamen in de voormalige Nederlandse kolonie gaven les aan de kinderen van overwegend witte gezagsdragers uit de hogere klassen. Van het vele schoolgeld dat deze gezagsdragers betaalden, konden er scholen worden opgezet voor de lokale bevolking. Daarin werd een onderscheid gemaakt tussen Hollandsch-Indische scholen en Hollandsch-Chinese scholen. De leerlingen op deze scholen hadden vaak verschillende godsdienstige achtergronden maar het onderwijs dat zij kregen was gebaseerd op het Westerse Christendom. Daarnaast vonden de zusters het belangrijk dat de kinderen leerden solidair en trouw aan elkaar te zijn waardoor er ook eerbied voor godsdienst en ras bestond. Naast het geven van onderwijs hadden sommige missies ook een medisch karakter.

Op 15 mei 1931, vijf jaar nadat Zuster Agathe was toegetreden tot de congregatie van de Zusters van Liefde, vertrekt zij naar Genua om met de Jan Pieterszoon Coen voor missiewerk naar het voormalig Nederlands-Indië te varen. Haar eindbestemming was Padang op Sumatra.

Interneringskamp Bangkinang

Toen de Japanners in januari 1942 voormalig Nederlands-Indië bezetten, werden een aantal Zusters van Liefde, zoals een van hen het zelf omschreef, geïnterneerd, uit hun huis gezet en overgebracht naar het fraterhuis, vervolgens, in oktober 1943, overgebracht naar de gevangenis en als laatste, in december 1943, naar het interneringskamp Bangkinang gebracht. De zusters probeerden daar zo goed als het kon hun religieuze leven te onderhouden. Zuster Leonarda omschrijft dat zij dit bijvoorbeeld deden met tijden van stilte, dagelijkse gebeden, dagelijks koorgebed en elke maand afzondering. De zusters hadden al hun boeken meegesleept, "en dat was een uitkomst, want [zij] moesten hier alles missen, doch O.L.Heer vulde alles aan." Daarnaast probeerden de zusters zo goed als mogelijk hun sociale taken voort te zetten in de erbarmelijke omstandigheden van het kamp. Zij zorgden voor de zieken, kinderen en voor onderwijs, en toonden daarmee medemenselijkheid in een inhumane situatie.

De omstandigheden in het interneringskamp Bangkinang waren zwaar. Lijdend onder hongersnood moedigden de zusters elkaar aan "met de gedachte dat er in Holland nog veel meer zou geleden worden en wij hier tenminste geen bombardementen meemaakten." Zij wisten bovendien dat er door de zusters in Tilburg voor hen werd gebeden. Door vast te houden aan hun geloofsovertuiging maakte dat hun sterk en konden zij "de moed erin houden, zelfs bij de grootste beproeving en ontbering vooral door de dood onzer Medezusters."

In het kamp in Bangkinang verbleven de zusters samen in blok C. Een gedeelte van het blok, omgedoopt tot 'het Zustershuis', vormde voor de zusters het zit-, eet-, en slaapvertrek. Ook werd er in dit gedeelte van het vertrek gewerkt: de was werd er te drogen gehangen, er stond een naaimachine en er lagen (religieuze) boeken. De zusters werkten daarnaast in het kamp ook in de polikliniek waar zij zieken en gewonden verzorgden, in de keuken en op de wasplaats. In de buitenlucht werd er (religieus) onderwijs gegeven aan de kinderen.

Van alle Zusters van Liefde die op missie naar de voormalige kolonie werden gestuurd, zijn er 11 overleden in het interneringskamp Bangkinang en 4 in het kamp Pulau Berajan. Zuster Agathe overleed op 5 augustus 1944 aan buik tuberculose in het interneringskamp Bangkinang op Nederlands-Indië. Zij werd 38 jaar oud.

Uit een document van de Oorlogsgravenstichting blijkt dat de broer van Zuster Agathe, L.J. Belt, in 1969 nog niet wist wat de oorzaak was van het overlijden van zijn zus en waar zij begraven was.

Bidprentje Agathe Belt. Bron: AR-Z153, Archief Zusters van Liefde, Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven

Dagboek van een anonieme Zuster van Liefde

Het archief van de Congregatie van de Zusters van liefde Onze Lieve Vrouwe Moeder van barmhartigheid is ondergebracht bij het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in Sint Agatha. In dit archief is een dagboek te vinden, waarin een anonieme zuster haar herinneringen over de gevangenschap in het Japanse interneringskamp Bankinang op Sumatra (voormalig Nederlands-Indië) deelt.

De congregatie van de Zusters van Liefde Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid werd in 1832 gesticht door Joannes Zwijsen in Tilburg. Binnen deze zustercongregatie was de missie een integraal onderdeel van het kloosterleven. In 1885 vertrokken per stoomschip de eerste negen missiezusters van de Zusters van Liefde naar Padang op Sumatra in Nederlands-Indië. De zusters bouwden een leven op in een ander land dat in grote lijnen overeenkwam met hun leven en werk in Nederland. Hun missie had hoofdzakelijk een medisch karakter: zij zorgden voor zieken en armen. Daarnaast gaven zij katholiek onderwijs aan (arme) kinderen. In januari 1942 kwam hier een abrupt einde aan toen de Japanners de Indische eilandengroep bezetten. De meeste zusters werden in december 1943 in interneringskamp Bangkinang gevangen gezet.

Uit het dagboek blijkt dat de zusters in het kamp zo goed als het kon hun religieuze leven probeerden te onderhouden: tijden van stilte, dagelijkse (koor)gebeden en elke maand afzondering waren religieuze gewoonten die werden doorgezet. Dit zorgde ervoor dat de zusters zich gesterkt voelden in de zware omstandigheden van Bangkinang.

Hierbij een link naar de digitale versie van het dagboek


Gedenkblad voor de omgekomen Zusters van Liefde in Bangkinang
Afbeelding 5 gedenkboekje zusters 50.jpg
Gedenkblad voor de omgekomen Zusters van Liefde in het Japanse interneringskamp Bangkinang tijdens of kort na de Tweede Wereldoorlog. De foto van Zuster Agathe Belt vind je rechts onderin. Bron: AR-Z153, Archief Zusters van Liefde, Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven

Gebeurtenis

Bronnen

  • Gelders Archief, geboorteakte
  • Regionaal Archief Tilburg, Archief 565, invnr. 221.
  • Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, AR-Z153, Archief van de Congregatie van de Zusters van Liefde Onze Lieve Vrouwe Moeder van Barmhartigheid
  • Nationaal Archief, Persoonsdossier Oorlogsgravenstichting

Literatuur

  • Annelies van Heijst, Marjet Derks en Marit Monteiro, Ex caritate. Kloosterleven, apostolaat en nieuwe spirit van actieve vrouwelijke religieuzen in Nederland in de 19e en 20e eeuw, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2010.
  • Ad de Beer en Gerrit Kobes, Het leven gebroken. De geschiedenissen van de Tilburgers die als gevolg van de strijd tegen Duitsland en de bezetting van Nederland om het leven kwamen, Tilburgse Bronnenreeks 4, Tilburg, 2002.
  • Henk van Doremalen en Ronald Peeters (redactie), Tilburgse sprokkelingen. Bijdragen tot de Tilburgse geschiedenis, Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed te Tilburg, Tilburg, 2003.
  • Maaike Derksen, Brabantse missionarissen in Nederlands-Indië. Het 'groote' missie uur
  • Gerrit Kobes en Ad de Beer, 'Het leven gebroken in het Verre Oosten. De geschiedenissen van de Tilburgers die om het leven kwamen in de strijd tegen Japan, als gevolg van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1941-1945), de Indonesische kwestie (1945-1949) en het conflict in Korea (1950-1953)', in: Tilburgse sprokkelingen. Bijdragen tot de Tilburgse geschiedenis Tilburg 2003 (THR 11)

Externe links

Noten

  1. Tot aan de Tweede Wereldoorlog sprak men hoofdzakelijk van 'missiezusters' of 'missionaressen'. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd dit 'missionaris' omdat ook mannen in de missie deze titel hadden: daarmee werd de waarde van het werk van de zusters gelijkgesteld aan dat van de mannen.