Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Agrarische geschiedenis

Agrarische geschiedenis
Ploegende boer bij Tilburg omstreeks 1900. Fotograaf Henri Berssenbrugge collectie Regionaal Archief Tilburg.

Ongeveer zesduizend jaar geleden deed de landbouw zijn intrede in onze streken. De rondtrekkende jager-verzamelaar werd boer. Het grootste deel van Brabant was toen nog bedekt met loofbossen. Voor de aanleg van akkers werd een stuk bos gerooid of afgebrand, en als na enkele jaren de bodem was uitgeput, werd een nieuw stuk bos opgeofferd. Op de braakliggende percelen werden runderen, varkens en vooral schapen gehouden, die echter alle jonge loten opvraten, zodat er alleen nog heide groeide. Hierdoor ontstonden de uitgestrekte heidevelden. Uit de middeleeuwen dateert het gebruik van dierlijke mest, vermengd met heideplaggen en strooisel, om de schrale zandgrond vruchtbaarder te maken. Toen ontstonden ook de permanente nederzettingen, die in Tilburg herdgangen genoemd werden. De boeren oefenden een gemengd bedrijf uit, waarbij de veeteelt vanwege de mestproductie in dienst stond van de akkerbouw. Toen er omstreeks 1870 goedkoop graan beschikbaar kwam uit de Verenigde Staten, schakelden ze over op veeteelt. In plaats van rogge, aardappelen, haver en boekweit, werden melk en boter de voornaamste producten. Een deel van de akkers werd gebruikt voor de teelt van voedergewassen. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam kunstmest beschikbaar, waardoor dierlijke mest overbodig werd. Hiermee verdwenen ook de schapen van de heidevelden, die werden ontgonnen tot bouwland of omgezet in bos. Vooral snelgroeiende naaldbomen werden aangeplant in ‘productiebossen’.