Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Afvalperikelen - weer blij in de rij voor de milieustraat

Het onderwerp afval is actueel. Nu meer dan ooit. Met de milieustraat wekenlang dicht in 2020 stapelden de vruchten van onze voorjaars-opruimwoede zich op in schuren en onder carports. Onze extra klustijd in de intelligente lockdown, maakte die stapels alleen maar groter. Gelukkig bleef de huis-aan-huisinzameling in de lucht en deden de ondergrondse restafvalcontainers hun werk. En nu de milieustraat weer helemaal open is (niet alleen voor groen), loopt de gescheiden afvalstroom als vanouds. Al moeten we van tevoren wel even reserveren.

Gelukkig maar, want het coronavirus leert ons weer eens hoe belangrijk hygiëne is. De volksgezondheid is ermee gemoeid; een verantwoord afvalsysteem is cruciaal. In zo’n honderd jaar tijd hebben we onze afvalstroom in goede banen weten te leiden. Maar daar is wel wat voor nodig geweest. Ook in Gilze en Rijen ging dat niet altijd van een leien dakje.

Afvalwater dwars door het dorp

Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar zo’n 140 jaar geleden liep het afvalwater van de leerlooierijen dwars door het dorp naar de openbare waterlopen. En dat water was ernstig vervuild. Pas rond 1930 maakte een rioleringsplan daar een eind aan. In diezelfde jaren dertig kwam de inzameling van huisvuil door particulieren op gang. De ‘schillenboer’, de ‘oud-ijzerjood’ en de ‘bullenjood’ (oud textiel) kwamen langs de deur. En vanaf 1939 haalde Charles Marinus in Gilze met paard en wagen afval op; in Rijen deed A. Machielsen dat. Wat inwoners kwijt wilden, zetten ze in dozen, oude teilen of emmers aan de straat. Het gemeentebestuur stimuleerde die ophaaldiensten. Vlak na de oorlog (maart 1945) deed burgemeester Van Hövell tot Westerflier bijvoorbeeld ‘een krachtig beroep op alle ingezetenen om huisvuil en verderen afval mee te geven met den huisvuilophaaldienst, dan wel deze achter de huizen te verzamelen, zooveel mogelijk op plaatsen waar zij niet vanaf den openbaren weg zichtbaar zijn en het oog der gemeente niet ontsieren’. Want de inwoners bleken ‘alle mogelijken afval en huisvuil langs de wegen en in slooten’ te deponeren, wat volgens de burgemeester van ‘weinig zelfrespect van de zijde der inwoners’ getuigde. In 1957 nam de gemeente zelf haar verantwoordelijkheid en reed de eerste afsluitbare en mechanische vuilnisauto door de straten om tweemaal per week de gegalvaniseerde vuilnisemmers op te halen. Dat had even geduurd, want het gemeentebestuur vond het al bij al ‘een zeer dure geschiedenis’. Twaalf jaar later kwam de grijze plastic vuilniszak in beeld. En in 1989 ging Gilze en Rijen als eerste gemeente in Midden-Brabant afval gescheiden inzamelen. Inwoners kregen speciale containers voor groente-, fruit- en tuinafval (gft). En ze gebruikten die goed. Zowel in 1992 als in 1993 waren we kampioen van de regio in het aanleveren van ‘zuiver’ gft-afval. Aanzienlijk meer reuring gaf in 2007 het zogenaamde Diftarsysteem met ‘tariefdiffentiatie’ ofwel de ‘de vervuiler betaalt’. Geen verjaardagsfeest of het ging erover. Want wat zou dat voor onze portemonnee betekenen? In de praktijk bleek het allemaal reuze mee te vallen en maakte het ons een stuk bewuster van ons ‘afvalgedrag’. Onze nieuwste aanwinsten zijn de ondergrondse containers voor restafval. De ‘afval-wethouder’ kwam daar recent nog mee in de problemen door een stevige budgetoverschrijding. Opnieuw ‘een zeer dure geschiedenis’ dus.

In 1957 gingen we over op de mechanische vuilnisauto en gegalvaniseerde vuilnisemmers (Archief Heemkring Molenheide)

De Langenberg

Intussen hadden we al die tijd ook nog de vuilstortplaatsen waar gemeente, inwoners en bedrijven hun afval kwijt konden. We hebben er in de gemeente acht gekend, voordat we (1975) definitief regionaal gingen en ons afval eerst naar Bavel en daarna naar Tilburg (De Spinder) afvoerden. Over sommige kun je een boek schrijven. Neem nou De Langenberg in Rijen, tegenwoordig die groene heuvel in ons platte landschap aan de huidige Moerstraat, schuin tegenover het kunstwerk de Vier Margrieten. Je zou er geen vuilnisbelt onder vermoeden. Maar volgens de Nieuwe Tilburgsche Courant was er in september 1939 aan den Langenberg een bordje geplaatst met het opschrift ‘Stortplaats voor vuilnis’ en ‘alleen dit terrein is als zodanig te gebruiken’. De gemeente legaliseerde op dat moment wat er al langer illegaal gebeurde: vuil storten. In februari 1946 trokken 21 landbouwers aan de bel. De Langebergstraat was door afval van leerlooierijen en door steenpuin hopeloos vervuild. Zo zelfs dat het voor de boeren ‘schier onmogelijk is hun land met paard en wagen te bereiken’. Er stond bovendien ook nog een kadaverhuisje ‘in desolate toestand’, met daaromheen kadavers die een ‘weerzinwekkende stank’ verspreidden. Honden sleepten ze de weilanden in, waar ze een gevaar voor besmettelijke veeziekten opleverden. Twee jaar later was er nog geen verbetering. Omliggend weiland bezaaid met papier en karton, oud ijzer in de granen en de buitenlandse huiden van de leerlooierijen zorgden voor miltvuurrisico’s. Ook de coloradokever was gesignaleerd. In maart 1949 omschreef Gedeputeerde Staten de belt als een ‘enorme baaierd van vuilnis’ en een ‘weergaloze rottende en stinkende janboel, een eldorado voor ratten en ander ongedierte’. Burgemeester Van Mierlo vond alle aantijgingen ‘schromelijk overdreven’.

In 1971 ging vuilstortplaats De Langenberg definitief dicht (Beeldarchief Heemkring Molenheide)

In de vijftiger jaren werd de belt afgerasterd en de vuilstortingen meer gereguleerd. In 1957 ging De Langenberg dicht en in 1966 weer open om in 1971 definitief te sluiten. Toch bleven mensen afval brengen en de berg – intussen 450 meter lang en hier en daar negen meter hoog - was een doorn in het oog van inwoners. Daarom werd hij in 1973 afgedekt met zand en kwam er beplanting op. Het gemeentebestuur hoopte en verwachtte dat er ‘een brok spontane recreatie’ zou ontstaan. ‘Ideaal voor sleetje rijden en bergje klimmen’, zo vonden zij.

Één grote scheikundedoos

Maar ook ‘de-Langenberg-nieuwe-gedaante’ bleef problemen opleveren. In 1982 kwam er in opdracht van de Werkgroep Leefbaarheid Gilze en Rijen een onderzoek naar giftige stoffen. De stortplaats lekte al vele jaren en het vocht liep over een pad de weilanden in. Zat daar nog giftig chroomafval van de looierijen bij? Ook in 1999 laaide de discussie weer op. Volgens Alexander Schoonebeek, columnist in het weekblad, moest het gemeentebestuur de stort hermetisch afsluiten van de Provincie, maar had het er in plaats daarvan een ‘leuk park’ van gemaakt. ‘Van de wethouders mogen de kinderen uit Vliegende Vennen veilig tussen het asbest spelen. En hun wel zeer hartige zandtaartjes bakken. Dat is leuk en leerzaam. Hun wereld één grote scheikundedoos.’ Uiteindelijk kwam er een hek om de groene berg heen en dat staat er nog steeds. Einde discussie.

Conclusie van dit verhaal? Afvalperikelen zijn van alle tijden. En we mogen ons rijk prijzen met waar we nu met ons afval staan. Al is het maar in de rij naar de milieustraat. Blij dat we weer kunnen aansluiten!



Tekst: Mariëlle van Hezewijk; Fotoredactie: Piet Weterings; Bronnen: www.heemkringmolenheide.nl; www.tijdmachinegilzerijen.nl; kwartaalblad De Mulder; Archief Heemkring Molenheide.

Dit artikel is in mei 2020 in Weekblad Gilze en Rijen verschenen als themapagina van Heemkring Molenheide.