Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

49 De Vorselaar

De Vorselaar
Odenhout kaart 49 Vorselaar.jpg
Vroegste vermelding 1312
Vroegst bekende eigenaar Jan Volkaert
Vroegst bekende pachter Jan Jan Joirdens (1659)


49 De Vorselaar
47.9 winkelsestraat vd loo.jpg
De omstreeks 1988 gesloopte woning van de familie Van der Loo, Winkelsestraat 21.


49 De Vorselaar
47.11 van de loo-den otter.jpg
De inmiddels tot een dubbele woning verbouwde boerderij Winkelsestraat 23 van de familie Van der Loo-den Otter.


Beschrijving van het landgoed


De familie Volkaert (ook geschreven als Folcart en Volcart) was al in de 13de eeuw actief in onze contreien. Waltero dicto Folcart de Antwerpia kocht in 1285 goederen in Helvoirt in de Gijzel. Tien jaar later draagt dezelfde Wouter, samen met zijn zonen Jan en Laurens Volcart, verschillende bezittingen over aan de hertog van Brabant. Wouter Volkaert komt in meerdere oorkonden voor als getuige van de hertog. Zijn zoon Laurens Volkaert was schout en rentmeester van de hertog in 's-Hertogenbosch in 1301. Hij bezat goederen in Esch en Vught. Hij overleed in de wereldberoemde Guldensporenslag op het Vlaamse platteland bij Kortrijk in 1302, strijdend voor de Franse adel.

Joannes, de zoon van wijlen Jan Volkaert, is in het Latijnsboek, dat begint in 1312, de leenman van de hertog van Brabant voor een cijns van 30 oude groten (dat is een munt) en twee hoeven land in Udenhout. Deze Jan Volkaert woonde in Malle (Oost- en Westmalle tussen Turnhout en Antwerpen) en bezat de halve heerlijkheid van Oostmalle.

Het feit dat Jan Volkaert ook een cijnsboek bezat en daarmee het recht bezat om een cijns te heffen maakte zijn bezit tot een zogenaamde grondheerlijkheid. De cijnzen werden betaald uit percelen land die aan de noordkant van de Groenstraat en Biezenmortelsestraat lagen. Vooral in het gedeelte tussen het leengoed Harens broek en de Gommelsestraat lagen nogal wat landerijen die cijnsplichtig waren aan Jan Volkaert. De cijns stond bekend onder naam van de eigenaar, de Volkaertcijns. Toen de cijns in andere handen raakte, veranderde ook de naam in de bronnen waardoor het niet altijd eenduidig is vast te stellen welke percelen bij dit cijnsboek hoorden.

Uit 1440 is een opgave van de cijnsbetalers bekend met de oppervlakte van de meeste percelen waar ze cijns over moesten betalen. In totaal ging het om tenminste 55 bunder met een totaalopbrengst van ruim 325 oude groten. Niet van alle cijnsbetalers is duidelijk uit hoeveel land ze hun cijns betaalden; de oppervlakte kan nog aanmerkelijk groter zijn. Bijvoorbeeld Nollekenshoeve aan de Groenstraat was cijnsplichtig maar er stond geen oppervlakte aan bunders bij vermeld. Die hoeve besloeg zo'n 22 bunder. Daar betaalde de beide eigenaren in 1440 dan 112 oude groten cijns voor. Jan Volkaert was 30 oude groten voor dit cijnsboek schuldig aan de hertog. Het heffen van die cijnzen vormde voor hem daarom een welkome inkomstenbron.

De twee hoeven liggen ten zuiden van de huidige Biezenmortelsestraat en op hun grondgebied ligt nu de kern van Biezenmortel. Het mag duidelijk zijn dat de leenman niet op zijn goederen in Udenhout woonde. Beide hoeven werden beleend aan anderen. Van die leenmannen zijn er een aantal bekend. In de bronnen is sprake van drie leenmannen voor drie hoeven. Het ging om twee hoeven waarvan er een gedeeld was in tweeën. Die laatste was de hoeve die we nu nog kennen als Vorselaar. Beide hoeven worden afzonderlijk hieronder besproken.

De bezitsverhoudingen maken het onderstaande verhaal complex. Het leengoed in zijn geheel, zoals vermeld in de leenboeken van de hertog van Brabant, kende één leenman. Maar vanwege het feit dat het een grondheerlijkheid was, hadden de hoeven ook weer eigen leenmannen die leenhulde brachten aan de leenman van de hertog. Door dit getrapte leenmanschap zijn de vermeldingen niet altijd helder te plaatsen. Daar komt nog bij dat het cijnsboek een eigen leven ging leiden, dat wil zeggen niet noodzakelijkerwijs in handen was van dezelfde hertogelijk leenman als de beide hoeven. Om het verhaal leesbaar te houden, is het beperkt tot de beide hoeven, dus de leenmannen van de hertogelijke leenman.


Bezitters van de Vorselaar


Hieronder volgt een overzicht van de bekende bezitters van het leengoed Vorselaar met het cijnsboek:

  • 1312 Johannes zoon wijlen Jan Volkaert;
  • 1350 Jehan Maloijs (van Malle Oost/Oostmalle);
  • na 1374 Jan Maloijs, natuurlijk zoon van Jehan Maloijs;
  • 2 december 1424 verhef door Lijsbet van Maloijs;
  • 2 december 1462 verhef door Vranck van Oistvorst. Hij was een zoon van Lijsbeth van Maloes en Jan van Oistvorst, schout van Herentals;
  • 19 juli 1503 Henrick Leyens (Leijns), ten behoeve van Juffrouw Digne van Oeijenbrugge, weduwe van Vranck van Oistvorst;
  • 1 december 1535 Francoes van den Wouw Gielissoen, na de dood van Vranck van Oistvorst, zijn oudoom;
  • 5 november 1536 Philips van der Straten, heer Henrick Leijns, priester, en juffrouw Berbele van de Sande, ook bij dood van Vranck van Oistvorst, hun neef. Op 5 november 1539 valt het leengoed geheel toe aan Henrick Leijns;
  • 6 november 1539 Godevart Henrick Theeus (van Postele) bij koop van Henrick Leijns;
  • 17 december 1554 Joost Claes van den Wouwe bij dode van Vranck van Oistvorst en Jan van den Zijpe, zijn neef;
  • 20 oktober 1580 Joachim van Postele na de dood van zijn vader Godevaert Henrick Matheeus van Postele;
  • 1 juli 1613 Laureijs Cooman c.s., na de dood van Adriaen van den Bloke;
  • 27 april 1619 Mr. Christiaen Voechts bij koop van Laureijs Coomans c.s.;
  • 17 september 1650 Arnoult Voochts, heer van "Vormeseel" en schepen van de stad Antwerpen (waarschijnlijk is Voormezele tussen Ieper en Lille bedoeld);
  • 12 april 1661: Daniël Gijsbert van Zutphen;
  • 6 oktober 1682: Melchior Doncquers;
  • 25 juli 1689: Maria Angelina Donquers mede voor haar minderjarige broers en zusters;
  • 14 juli 1742: Adriana Elisabeth Donquers;
  • 1752: Balthazar Holtacker.

In 1764 worden hoeve en cijnsboek afzonderlijk verkocht.


De hoeve Vorselaar (Capucijnenstraat 1b/3)


Deze hoeve had twee leenmannen. De reden daarvoor is niet bekend. Het is wel duidelijk dat in de loop der tijd deze twee lenen zijn samengevoegd en in één hand terecht zijn gekomen. Zo ontvangt Jan Vernoet in 1467 na het overlijden van zijn broer een hoeve land, zijnde twee volle lenen, in Udenhout opten Winckel. In de denombrementen van 1440 zijn die lenen nog afzonderlijk in handen van de broers Gerard en Marten Berwouts.

De akte uit 1352, die bij de hoeve hierna staat vermeld, doet vermoeden dat voor de broers Berwout, Gerit Coptiten de leenman is geweest van deze hoeve. Zijn dochter Mechtelt was de moeder van Gerit Jan Berwouts. Mogelijk was Marten ook een zoon uit het huwelijk van Mechtelt met Joannes Berwout. Met de komst van de hiervoor genoemde Jan Vernoet begint de verwarring. Volgens een drietal artikelen, die er over het leengoed Vorselaar zijn gepubliceerd, volgen er nog een paar andere “leenmannen”. Maar in 1504 draagt Belia van Bruechem, de weduwe van Jan Berwouts, de hoeve Vorselaar over aan Hubertus de Loen, prior van het kartuizerklooster in Vught. Het klooster krijgt het vruchtgebruik en betaalt daarvoor aan Belia een lijfpacht van zeven mud rogge en een lijfrente van 50 rijnsguldens. De prior van dit klooster verklaart in 1536 dat hij deze hoeve in leen houdt van de erfgenamen van Frank van Oostvorst.

De prior van de Kartuizers in Antwerpen treedt in 1659 op namens de prior van de overkoepelende kartuizerorde en verkoopt de hoeve aan Daniel Gijsbert van Zutphen. De hoeve wordt in 1659 bij de verkoop omschreven als een huis, hof, schuur, schop, met zeer schone en plesante potagien en 52 lopense aaneengelegen akkerland, alles zeer goed beplant met heggen. Daarbij horen diverse landerijen in Udenhout en twee stukken hei in Helvoirt. Melchior Donckers, de schoonzoon van Daniel van Zutphen, volgt hem op als eigenaar.

Het is al 1809 als hoeve de Vorselaar in Udenhoutse handen komt: Cornelia Adriaan Vugts, weduwe van Willem Cornelis Martens, koopt de hoeve van de weduwe van Jacob Kien voor de kapitale som van 7.000 gulden. De verkoop aan de weduwe Martens vindt onder de volgende bijzondere condities plaats:

  • De koopster moet gedogen dat op de hoeve jaarlijks op de eerste mei een cijns in ontvangst wordt genomen door de heer Carel Storm van 's Gravensande of diens gemachtigde;
  • De verkopers reserveren de 426 eikenbomen, die staan aan de laan, om ze de eerste vier komende jaren te mogen verkopen of kappen. Met de laan of dreef is de huidige Capucijnenstraat bedoeld.

De familie Martens vernieuwt rond 1857 de oude woning van de Vorselaar. Na de dood van Cornelia’s zoon Willem en diens weduwe Adriana Maria van lersel wordt de Vorselaar verdeeld tussen Willems dochter Wilhelmina, die de oude Vorselaar en ruim 6 1/2 hectare grond krijgt, en haar broers Martien en Gerardus Martens, die ruim 7 hectare erfden. De gebroeders Martens bouwen in een boomgaard, die bij hun erfdeel hoorde, in 1867 een nieuwe boerderij, tegenwoordig Capucijnenstraat 5. Martinus Martens verkoopt de boerderij in 1899 aan Francis van de Pas. De boerderij is herbouwd nadat die op 7 juni 1919 was afgebrand. Het bericht, dat op 10 juni in de krant verscheen, vermeldde dat de brand was ontstaan omdat de kinderen met lucifers hadden gespeeld bij de stromijt. Tegenwoordig woont in de boerderij Capucijnenstraat 5 Roland van de Pas, achterkleinzoon van Francis.

De oude hoeve van de Vorselaar wordt na de voornoemde erfdeling bewoond door Wilhelmina Martens, haar echtgenoot Martinus Robben en hun acht kinderen. Het gezin Robben blijft de Vorselaar tot 1891 bewonen. Vanaf dat jaar wordt de hoeve verhuurd aan Hendrikus Verhoeven. Hendrikus Verhoeven en zijn dochter Johanna Nicolasina sterven beiden in november 1918 aan de Spaanse griep. In 1918 vraagt Johannes Robben, wonende te Udenhout, een vergunning aan om een nieuwe stal te mogen bouwen aan het bestaande woonhuis aan de huidige Capucijnenstraat 3. Tegelijkertijd wordt ook het woonhuis van binnen aangepast. Omstreeks 1937 wordt de boerderij openbaar geveild. Franciscus Martinus van de Pas, die met zijn ouders op de naastgelegen boerderij woont, koopt de boerderij. Hij sneuvelt echter op 14 mei 1940 in Middelburg aan het begin van de oorlog. Marietje van de Pas, de zus van Frans, krijgt de boerderij van de oude Vorselaar toebedeeld. Ze trouwt met Frans van Esch. Haar broer Piet blijft op de ouderlijke boerderij, Capucijnenstraat 5, wonen.

De oorspronkelijke boerderij van de Vorselaar is tegenwoordig gesplitst in twee wooneenheden (Capucijnenstraat 1b en 3). Frans en Marietje van Esch - van de Pas waren de laatsten die ter plaatse een landbouwbedrijf exploiteerden. Daarna was in het stalgedeelte nog een tijdje de kruidenierswinkel van Wim en Anja van Kempen gevestigd. Toen de winkel ophield te bestaan is het pand omgebouwd tot een woonhuis. Tegenwoordig woont de familie Van Rossum in het voormalige stalgedeelte. Het oorspronkelijke woongedeelte wordt bewoond door de familie Stein.

De gronden die vanouds tot de Vorselaar behoorden zijn na de bouw van het kapucijnenklooster in 1919 langs de Dreef (de Capucijnenstraat) bebouwd met woningen, een school, een onderwijzerswoning, een café, een kruidenierswinkel en een bakkerij. Vanaf de jaren negentig breidt Biezenmortel zich verder uit op de eeuwenoude akkergronden in nieuwbouwwijk de Slijkhoef, die voorheen behoorden tot het adellijk huis van de Vorselaar. De herinnering aan de hoeve en leengoed de Vorselaar leeft in Biezenmortel in ieder geval voort in een straatnaam, de naam van gemeenschapshuis de Vorselaar en in de naam op de poort van de oude hoeve aan de Capucijnenstraat 3.


Huidige bewoning


Op het grondgebied van de oude hoeve vinden we de woningen Capucijnenstraat 3, Capucijnenstraat 5, Biezenmortelsestraat 14 en Winkelsestraat 25.


Bronvermeldingen


Regionaal Archief Tilburg, archiefnummer 847, Schepenbank en eninge van Oisterwijk, 1418-1811, inv.nr. 207 f. 26v-27 (1503); inv.nr. 293 f. 30 (1598); inv.nr. 471 f. 227v-229 (1752); inv.nr. 472 f. 83v, f. 93v-94v (1764); inv.nr. 432 f. 185v-187 (1786); 436 f. 73-74v (1797); 442 f. 77 (1809); inv.nr. 430 f. 176v (1779).
Regionaal Archief Tilburg, Tafel van de Heilige geest in Oisterwijk, 1302-1810. Inv.nr 1, f. 161v (1352).
Regionaal Archief Tilburg, Notariële archieven van Udenhout 1803 – 1935, inv.nr. 8 akte 558 (1816); inv.nr. 152 akte 97 (1905); inv.nr. 88 akte 158 (1873).
Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Archief van de schepenbank van 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1180 f. 449 (1396); inv.nr. 1213 f. 215v (1443); inv.nr. 1364 f. 323-324 (1554 en 1556);
Coenen, P. F. M. (2004). De Kartuizers in het land van de Dommel. Hun lotgevallen van 1465 tot 1659 en de verblijven in Boxtel. Boxtel: Kloosterwerkgroep Heemkundekring Boxtel.
Donkers, H. (1951). Nog wat over Vosselaar. De Kleine Meijerij, 5(2), 9-10.
Loo, J. van der, (2005). Een familiestamboom van eerste stenen. De Kleine Meijerij, 56(3), 81.
Oudheusden, J. van, & Tummers, H. (red.), (2010). De grafzerken van de Sint Jan te ’s- Hertogenbosch. ’s-Hertogenbosch.
Sanders, J., (2012). Kartuizers in het land van de Dommel. Klooster Sint-Sophia van Constantinopel bij ‘s-Hertogenbosch, 1466 – 1641. Woudrichem.
Scheffers, F. A. J. M. (1993). Een historische wandeling door Biezenmortel. In H. Heemcentrum ’t Schoor (Red.), Over d'n Biezenmortel van buurtschap naar kerkdorp (pp. 106-107). Udenhout, Heemcentrum 't Schoor.
Scheffers, F. A. J. M. (1995). Het al oude adellijk huis de Vorselaar. De Kleine Meijerij, 46(4), 83-100.
Smulders, F. W. (1950). Het cijnsboek van Mallois. De Kleine Meijerij, 4(4), 1-2.
Smulders, F. W. (1953). De lenen van Vosselaar. De Kleine Meijerij, 6(9-10), 5.
Smulders, F. W. (1956). Nog iets over ’t leengoed Vosselaer. De Kleine Meijerij, 10(2), 4.
Smulders, F. W. (1956). De volkarts-cijns in Udenhout. De Kleine Meijerij, 10(3), 5.
Smulders, F. W. (1971). De cijnsmannen van Vosselaar in Udenhoutvolkarts-cijns in Udenhout. De Kleine Meijerij, 22(4), 60-61.
- Toelichting cijnsregister.
- Toelichting leenregister.