Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

30 De Mortel

De Mortel
Odenhout kaart 30 Mortel.jpg
Vroegste vermelding 1395
Vroegst bekende eigenaar Berthout van Heusden
Vroegst bekende pachter Wouter Eghen (of Oghen) en Aert die Writer (1385)


De Mortel
OdenhoutMortel-1.jpeg
Het buurtschap De Mortel


30 De Mortel
30.3 Mortel 2.jpg
Boerderij van de familie van de Wouw, Mortel 2.


30 De Mortel
30.4 Mortel 3 afgebrande boerderij van Van Wagenberg in de mortel.jpg
Impressie van de oude hoeve Mortel 3, afgebrand in de oorlog (Tekening van Adri van de Pas.)


30 De Mortel
30.9b IMG 4006.jpg
Net Denissen-van de Ven en haar vader Hannes van de Ven. De kinderen zijn Jantje Denissen (l.) en zijn neef Jan Leijten (een zoon van Anna Leijten-van de Ven.)


30 De Mortel
30.6 mortel 2006.jpg
Overzicht van de drie boerderijen in de Mortel, gezien vanaf de Brabantshoek in 2006.

Beschrijving van de hoeve


De Mortel ligt “midden” in Udenhout. Het gebied ligt los van de bestaande infrastructuur en is op de kadasterkaart van 1832 nog herkenbaar in de vorm van enkele grote blokken. Die blokken waren aanvankelijk waarschijnlijk twee hoeven, maar het werden er later door verdeling vier. Van de oudste geschiedenis is helaas niet veel meer te achterhalen. De bronnen beginnen pas over de Mortel te schrijven aan het eind van 14de eeuw. Bertout van Heusden bezat twee hoeven in de Mortel. Van zijn voorgeslacht weten we verder eigenlijk niets. Mogelijk is hij een zoon van Jan Papensoen. Die wordt genoemd als buur van de hoeve van Arnoldus van Bruheze bij de Kreitenmolen in 1405. In dergelijke akten stonden regelmatig heel oude buren genoemd.

Bertout van Heusden overlijdt vóór 1395. In dat jaar zijn de bezittingen verdeeld onder de erfgenamen. Een akte uit 1396 geeft een inkijkje in de wederwaardigheden van de hoeven in de Mortel. Bij leven gaf Berthout van Heusden enkele van zijn goederen als bruidsschat mee aan zijn zoon Jan Voegt, toen die trouwde met Aleijdis, de dochter van Willem van Strien. Daarvoor had Bertout toestemming gekregen van zijn zoon Mercelis van Tuijl. Die was per slot van rekening ook erfgenaam. Bij die goederen hoorde de hoeve in Udenhout in den mortel.

Bij de erfdeling van de bezittingen van Berthout van Hoesden komt de hoeve Te(n) Mortel in bezit van Jan, de zoon van de hiervoor genoemde Mercelis van Tuijl. Als Jan overlijdt gaat de hoeve over naar zijn twee tantes Jutta en Margriet, dochters van Bertout. Jutta leeft van die twee het langst en zij is uiteindelijk de enige eigenaar van de hoeve Te Mortel. Na haar overlijden komt deze hoeve in handen van Aert van Enode. Hij is de zoon van Jan van Houweningen, waarschijnlijk een broer van Bertout van Heusden.

In een akte van 1395 draagt Berthout Jan Voegt al zijn rechten in het goed Te Mortel over aan Aert van Enode. Bertout Voegt behoudt wel de andere hoeve in de Mortel. Aert van Enode en zijn kinderen Wouter, Luijtgaerd en Lijsbet doen dit goed weer van de hand, want in 1420 verdelen Dirck en Rijckaert de Borchgreve de nalatenschap van hun vader Rijckaert. Dan komt Rijckaert Rijckaert de Borchgreve in bezit van de hoeve Te Mortel. Dirck de Borchgreve is getrouwd met de eigenaresse van het leengoed van Boxtel aan de Gommelsestraat, Margriet, de dochter van Aert Ghijsbrecht Houtappels.

In 1525 verkoopt Peter de Borchgreve tgoet ten mortel aan Goijaart Jan Sterck. Bij een erfdeling in 1585 blijkt dat een deel van de hoeve is vervreemd. Het restant van deze hoeve verkopen zijn erfgenamen in 1663 aan de Bosschenaar Goijaart van Casteren. Pas in 1777 komt de hoeve met alle landerijen in Udenhoutse handen als Cornelis Coolen er 6300 gulden voor betaalt aan Jan Louis van Cattenburch.

De andere hoeve in de Mortel wordt op 20 april 1412 door Jan Roelof Kuijsten en zijn broer Berthold aan de Tafel van de Heilige Geest van Oisterwijk en de kerkfabriek van Oisterwijk geschonken uit de nalatenschap van Berthout Jan Voegt. Die had dat in zijn testament laten opnemen. Daarmee komt die hoeve in handen van de Udenhoutse gemeenschap.

De afzonderlijke percelen van de beide beschreven hoeven, van Rijckaert de Borchgreve en Berthout Jan Voegt, liggen niet aaneengesloten. De percelen zijn verdeeld, waarschijnlijk om beide hoeven een goede verdeling van akkerland, weiland en heide of bospercelen te laten bezitten. Het is zichtbaar in de plattegrond dat binnen de twee blokken of hoeven ook nog andere percelen liggen die geen deel uitmaken van de beschreven hoeven. Dat zijn waarschijnlijk percelen die voor 1585 zijn verkocht uit het hoeve Te Mortel.

De hoeve van de Heilige Geest en kerkfabriek van Oisterwijk is eeuwenlang verpacht. De opbrengst van die hoeven kon de armentafel gebruiken om arme inwoners van de parochie te ondersteunen door middel van uitdelingen in natura en soms in geld. Beide hoeven komen vaak voor als onderpand voor betalingen aan inwoners van Udenhout en Oisterwijk. Die inwoners beloofden een erfelijke cijns of pacht uit hun bezit na hun overlijden en kregen daarvoor een uitkering van de Tafel van de Heilige Geest. Meestal deden ze dat tegen het eind van hun leven zodat ze verzekerd waren van een inkomen en ondersteuning tot aan hun dood.


De Oisterwijkse Arme


Al sinds 1412 waren de eerste twee boerderijen van de Kleine Mortel eigendom van de Tafel van de Heilige Geest van Oisterwijk, ofwel de Oisterwijkse Arme. Het zijn de vlak naast elkaar gelegen boerderijen van De Bakker (later Pijnenburg) en Van de Wouw. Beide boerderijen in de Mortel zijn enkele jaren geleden samen met bijbehorende grond gekocht door de bewoners en nu dus in particuliere handen.

Op de derde boerderij heeft de familie Van Wagenberg verschillende generaties gewoond. De familie pachtte die boerderij van de familie Van Iersel, de tak van burgemeester Van Iersel en zijn zoon Gouden Willem. Burgemeester Sjef van Iersel verhuurde de boerderij voor 625 gulden per jaar aan Adriaan van Wagenberg. Adriaan was gehuwd met Adriana Brekelmans die in 1853 overleed. Hij hertrouwde in 1856 met Cornelia van der Schoot, de inwonende dienstbode van burgemeester Van Iersel. Na het overlijden van Willem van Iersel in 1924, werd de boerderij publiek verkocht. Het Oisterwijkse Armbestuur wist de boerderij te verwerven, zodat daarmee alle drie de boerderijen in de zogenaamde Kleine Mortel in zijn bezit waren. De boerderij is op 26 oktober 1944 bij de bevrijding afgebrand. Na de oorlog werd een nieuwe boerderij gebouwd, een zogenaamde wederopbouwboerderij. In de jaren negentig van de vorige eeuw verwierf de gemeente Tilburg de boerderij in de Mortel voor een nieuwe uitbreidingswijk.


De Nachtegaal


Mortel 4, waar nu dierenarts Boïnk woont, staat bij het begin van het kadaster in 1832 nog geen woning. Er is voor het eerst een boerderij gebouwd in 1868. In 1910 is de boerderij eigendom van Wilhelmina Martens, de weduwe van Johannes Bertens. In dat jaar blijkt de boerderij een naam te dragen: de Nachtegaal. Bij de boedelscheiding in 1912 gaat de boerderij over op Willem Martens, die zeven jaar later de boerderij verkoopt aan Hannes van de Ven. In 1954 gaat de boerderij over op zijn dochter Net, gehuwd met Willeke Denissen. Zij verkopen in 1976 hun boerderij aan de familie Van de Voort van de houtzagerij.


De legende van het Verzonken Kasteel


In Udenhout wordt een legende verteld die zich afspeelt op het grondgebied van de hoeve De Mortel: De legende van het Verzonken Kasteel. Het verhaal speelt zich af in de tweede helft van de achttiende eeuw, als de bende van de Bokkenrijders en ook andere roversbenden ook in Midden-Brabant verderf zaaien, plunderen, brandschattingen opleggen en die ook niet schuwen om geweld te gebruiken en zelfs niet schuwen om te doden. Er heerst onder de mensen armoede en angst. In zo’n situatie worden de spannende verhalen over de bendes en wat er arme mensen uit de omliggende dorpen allemaal is overkomen steeds meer aangedikt, steeds spannender verteld. De legende van het Verzonken Kasteel is een zo’n verhaal. Het wordt op meerdere plaatsen in Brabant en Limburg, zowel in Nederland als in België verteld. Ook in Udenhout. Een roversbende viert op een ijzige besneeuwde kerstnacht feest in het kasteel in de Mortel. Een monnik klopt aan op zoek naar eten en onderdak. De monnik wordt binnengelaten en gedwongen mee te feesten. Maar de monnik kan ontsnappen en vervloekt de bende. Het kasteel verzinkt daarop in het moeras. De volgende morgen na de plechtige vroegmis vinden kerkgangers de bevroren pelgrim. Er heeft in de Mortel geen kasteel gestaan. Er lag wel een wouwer, ook vijver genaamd, die was aangelegd in het riviertje de Roomleij. Als je een stromend riviertje in twee takken verdeelt en daarna weer samenvoegt krijg je in een van die twee takken nagenoeg stilstaand water, goed om vissen te kweken en om palingputten aan te leggen. Dat gebeurde vroeger vaker. Het was een bron van inkomsten. Zo’n wouwer was er ook in de Mortel en die had exact de vorm van een gracht. Die gracht staat duidelijk getekend op vele kaarten van het kadaster. De gracht is pas gedicht in het begin van de eenentwintigste eeuw. Wilhelmina Elisabeth Johanna, baronesse van Franckenberg en Proschlitz, bewoonster van kasteel de Strijdhoef, die leefde van 1794 tot 1863, dochter van de tweede burgemeester van Udenhout, schreef in haar dagboek dat zij als kind speelde op de ruïne in de Mortel, die 'het Verzonken Kasteel' werd genoemd. Dat soort vervallen huizen, ruïnes werden medio negentiende eeuw opgeruimd. Een gracht in de rivier, de moerassige omgeving van de Mortel, de puinhopen van een oude woning, het onheil van bendes in een tijd van armoede en angst. Dat zijn prachtige ingrediënten voor een spannend verhaal.


Huidige bewoning


Op het grondgebied van de oude hoeve vinden we de woningen Mortel 1, Mortel 2 en Mortel 3, woningen van de De Oisterwijkse Arme, en Mortel 4.


Bronvermeldingen


Regionaal Archief Tilburg, Schepenbank en eninge van Oisterwijk, 1418-1811, inv.nr. 472 f. 219-220 (1777).
Regionaal Archief Tilburg, Notariële archieven van Udenhout, inv.nr. 154, akte 66. (1910).
Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Archief van de schepenbank van 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1175 f. 122 (1396); inv.nr. 1180 f. 504 (1395); inv.nr. 1191 f. 393v-394 (1420); inv.nr. 1302 f. 449v-450 (1525); inv.nr. 1187 f. 391v (1412); inv.nr. 1639 f. 337-342v (1663).
Ketelaars, J., (2011). Helpen met hoofd en hart, fragmenten uit het recente verleden van de Parochiële Charitas instelling te Oisterwijk, Oisterwijkse Historische Brochurereeks, deel 4.
- Toelichting cijnsregister.