Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

22 Grootlaar

Hoeve Grootlaar
Odenhout kaart 22 Grootlaar.jpg
Vroegste vermelding 1340
Vroegst bekende eigenaar Lijsbeth, weduwe van Henric Coman
Vroegst bekende pachter Hendrik Collart (1387)


22 Grootlaar
21.2 pijnenborg biezenmortelsestraat 32 - kopie.jpg
De boerderij van Pijnenborg, Biezenmortelsestraat 32 in de jaren vijftig met rieten dak en de Vlaamse schuur.
22 Grootlaar
21.5 maalderij coppens.jpg
Biezenmortelsestraat 38/40. In 1922 vraagt de weduwe van Mattheus Coppens een vergunning aan tot oprichting van een nieuwe graanmaalderij met zuiggasmotor. De maalderij is intussen afgebroken, het woonhuis is nog aanwezig. De oude molen stond aan de overzijde van de straat achter de woning Biezenmortelsestraat 65.
22 Grootlaar
21.4 familie brekelmans.jpg
De familie Brekelmans-Hoosemans van de Gijzelsestraat 4. Boven: Joke, Jan en Oiet. Onder Ad, vader Janus, moeder Marie Brekelmans-Hoosemans en Wim.
22 Grootlaar
21.7 gijzelsestraat 4.jpg
De naoorlogse boerderij Gijzelsestraat 4 van de familie Brekelmans uit 1953. Deze boerderij was bij de bouw vrijwel identiek aan de wederopbouwboerderij van de familie Pijnenburg aan de Oude Bosschebaan 15.
22 Grootlaar
21.6 gijzelsestraat 12.jpg
De oude boerderij van de familie Mallens aan de Gijzelsestraat 12. Het stalgedeelte is hier al vervangen door een nieuwe stal. Op de voorgrond Bart, Leen en Jo, in de raamopening Cor.

Beschrijving van de hoeve


De hoeve Grootlaer en de naastgelegen hoeve van Maechelm van Utrecht zijn lastig te identificeren. In de geschreven bronnen is er sprake van twee hoeven uit de nalatenschap van Lijsbeth, weduwe van Henrick Coman, die grenzen aan een hoeve van de Bossche armentafel. De enige hoeve van de Tafel van de Heilige Geest die daarvoor in aanmerking komt is de hoeve aan de Biezenmortelsestraat. De akten in het Bosch protocol over de hoeve Grootlaer spreken bijna zonder uitzondering steeds over halve hoeven. Dat maakt een definitieve conclusie en bepaling van de ligging erg moeilijk.

In het landschap, tot op de dag van vandaag, is een merkwaardige kromming bij de perceelgrenzen zichtbaar, bekeken vanaf de Biezenmortelsestraat in de richting van Hooghout. Een dergelijke kromming komt bijna uitsluitend voor als er natuurlijke redenen zijn om die grens te volgen. In dit geval zou dat heel goed een stroompje of beekje kunnen zijn geweest. De veldnamen aan het eind van de kromming zijn “hel” of “de hel”. Of daar een relatie ligt met Helvoirt is onduidelijk. De herkomst van de naam Helvoirt is op een andere manier verklaard. De bronnen laten wel zien dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van een rechtsgebied of mogelijk zelfs een grens. Diverse hoeven die in de vroegste bronnen geplaatst worden in Udenhout, liggen later in Helvoirt. Het gaat daarbij om de hoeven Leendonck, Vriesdonck en ook Grootlaer. Het is mogelijk dat deze hoeven bestonden uit meerdere landerijen die in zowel Udenhout als Helvoirt hebben gelegen. Mogelijk zijn door accentverschuivingen, bijvoorbeeld verplaatsing van de boerderij of afsplitsing van percelen, de hoeven anders geplaatst binnen de gemeenschappen van Udenhout en Helvoirt. Hoe dan ook: het maakt het bepalen van de ligging van de hoeven er niet makkelijker op.

Het cijnsregister van de hertog laat zien dat Elisabeth Comans in 1340 14 schellingen vier oort cijns betaalt. In 1351 beloven Elisabeth, de weduwe van Henrick Coman, en haar dochter Beatrix, weduwe van Maechelm van Utrecht, een cijns van 12 pond aan Ghiselbrecht van den Doren. Zij betalen die cijns uit tweederde deel van twee hoeven in Udenhout. Er staat nergens dat deze twee hoeven naast elkaar lagen; dus is het best mogelijk dat ze op twee afzonderlijke plaatsen lagen in bijvoorbeeld Udenhout en Helvoirt.

In het cijnsregister van 1380 is die cijnspost verdeeld tussen Ghijsbrecht en Henrick, beiden zonen van Maechelm van Utrecht en Beatrijs Henrick Coman, enerzijds en hun zuster Margriet, getrouwd met Hubrecht van Gouberdingen, anderzijds, die beiden zeven schellingen en een obool betalen. Als de bronnen juist worden geïnterpreteerd ligt de hoeve van Ghijsbrecht en Henrick aan de kant van Helvoirt en de hoeve van Margriet naast de hoeve van de armentafel van 's-Hertogenbosch.

Een akte voor de Bossche schepenbank uit 1387 vertelt ons dat de hoeve op groetlaer is verdeeld tussen de broers Ghijsbrecht en Henrick, zonen van wijlen Maechelm van Utrecht. Die hoeve komt uit de nalatenschap van hun moeder Beatrijs die het op haar beurt verkreeg van haar moeder Lijsbeth en haar broer Jacop. De deling van de erfenis bevat naast de twee halve hoeven op groetlaer onder meer een hoeve van 15 bunder in Helvoirt, 2 bunder beemd op die riedonc in Udenhout en een beemd in leendonc in Helvoirt.

Op 10 januari 1388 geeft Henrick zijn helft in de hoeve aan zijn broer Ghijsbrecht. De andere helft is dan in handen van hun zus, Margriet van Goberdingen. Dat is verwarrend. Zijn er nu ineens drie helften? Heeft Ghijsbrecht zijn helft overgedragen aan zijn zuster? Daarvan is geen akte te vinden. Het is waarschijnlijk dat de hoeve die in 1340 eigendom is van de kinderen van Lijsbeth Comans is verdeeld in twee delen, die elk de waarde of oppervlakte van een hoeve hadden, of tenminste zo werden genoemd. De ene helft verdeelden de broers Ghijsbrecht en Henrick en de andere helft kwam in handen van hun zuster Margriet.

De cijnsposten van Margriet van Gouberdingen zijn in de latere registers van 1448 en 1522 nog te volgen. Die van Gijsbrecht en Henrick Machelmans verdwijnen. In 1448 is er nog een klein spoor van drie oude penningen en twee nieuwe penningen die eerder door de erfgenamen van gisberti magelinam werden betaald. In het register dat in 1522 begint, komt deze vermelding ook voor, nu betaald door Christina, de weduwe van Cornelis de Cantor. De andere helft van de cijns van zeven schellingen en een obool is wel terug te vinden in de registers van 1488 en 1522. In 1448 betalen twee personen deze cijns, ieder voor 3,5 schelling en een oort, namelijk Joannes Jacob Loers (voor hem Johannes en Henrick zonen van Henrick Heijm) en Katharina de weduwe van Henrick Wierock. De bronnen bevestigen dat.

In 1408 komt de helft van de hoeve in bezit van Jacob Willem Daniels, bij die gelegenheid genaamd de hoeve Groetlaer. Hij krijgt die helft in erfpacht van Peter Hubrecht van Gouberdingen. Hij is de kleinzoon van de eerder genoemde Margriet van Gouberdingen. In 1419 geeft dezelfde Jacob de hoeve in erfpacht aan zijn broer Willem. Dezelfde Jacob doet dat in 1423 opnieuw maar nu aan Henrick Wierics. Zijn weduwe Katharina betaalt volgens het cijnsregister van 1448 dan de cijns. In 1455 dragen de kinderen van wijlen Henrick Henrick Wierics hun halve hoeve op aan Marselis Henricks Marcelis Bullen. De hoeve wordt in die akte gesitueerd tussen de Heilige Geest van 's-Hertogenbosch en een hoeve half van Margriet en Ghijsbrecht Maechelms. De andere helft is van Henrick Maechelms. De laatste eigenaren zijn nog de oude vermeldingen, overgenomen uit de oude oorkonden, die bij de verkoop zijn meegebracht door de verkoper, of uit de oude akte in het Bossche protocol.

Op 1 oktober 1444 verpachten Henrick en jonkvrouwe Johanna, beide kinderen van wijlen Henrick Heijm, een hoeve op Groetlaer in Udenhout aan Jan de oude, zoon van Jacop Luer, voor een periode van acht jaar. Vijf jaar later verkoopt Wouter Wouter van Baex, de man van jonkvrouw Johanna Henrick Heijm, deze hoeve aan de pachter Jan Jacop Luer. Dat zien we terug in het cijnsregister van 1448 als Joannes Jacob Loers een cijns van 3,5 oude schelling en een oort betaalt. In het register van de Tafel van de Heilige Geest is Jan Jacop Luers in 1466 de buurman tegenover de straat van de hoeve op Hooghout.

In het cijnsregister van 1522 zijn de betalers gewijzigd in respectievelijk Petronella dochter van Marcelis Henrick Bullen en Willem Henrick van de Staecke, Gertrudis dochter van Johannes Loers en Maria de weduwe van Adriaen Sterts. De laatste drie zijn erfgenamen van Joannes Jacob Luers. Later in de 16de eeuw zijn deze goederen verder versnipperd en in Udenhoutse handen gekomen.

Buurtschap Gijzelsestraat


Op het grondgebied van deze hoeve staan nu verschillende woningen en boerderijen. Ze staan aan de Biezenmortelsestraat en de Gijzelsestraat. Eén boerderij, Biezenmortelsestraat 32 (familie Van de Pas – Dreesen / voorheen Pijnenborg), staat aan een akkerweg die vanaf de Biezenmortelsestraat richting het Hooghout loopt. In 1832 stond halverwege de akkerweg naar de boerderij nog een klein arbeidershuisje dat toen eigendom was van timmerman Joannes Smulders. Er liep nog een tweede akkerweg van de Biezenmortelsestraat richting het Hooghout. Dat pad liep tussen de boerderijen nr. 34 (Verhoeven) en nr. 36 door. Het pad kwam verderop met een flauwe bocht weer uit op het pad dat langs de boerderij van Pijnenborg loopt. Aan dat pad, ongeveer honderd meter vanaf de Biezenmortelsestraat stond tot omstreeks 1840 ook een boerderij. Verderop aan het pad ongeveer in de flauwe bocht (ongeveer ter hoogte van de Gijzelsestraat 16a) stonden aan het begin van de negentiende eeuw nog twee kleine arbeidershuisjes. Die zijn gesloopt rond 1877 respectievelijk 1895. Van de boerderijen die we nu in het gebied vinden stonden er in 1832 bij de invoering van het kadaster al vijf op dezelfde plaats. Het gaat om Biezenmortelsestraat 32, 34, 36 en Gijzelsestraat 4 en 12.

Aanvullend onderzoek 2020

De hoeve Grootlaar is een ingewikkelde puzzel. Dat bleek al in het boek en dat is niet veranderd. Toch valt er wel een aantal nieuw ontdekkingen te melden. Het is duidelijk geworden dat de hoeve Grootlaar inderdaad, zoals beschreven in het boek, in twee helften is verdeeld en die helften ook weer in helften. Zo zijn er vier stroken ontstaan tussen de Gijzelsestraat en de hoeve van de Godschalck Roesmont aan de Biezenmortelsestraat (hoofdstuk 51)

De twee stroken vanaf de Gijzelsestraat vormden het deel van Grootlaar dat Jan Jacop Luer in het boek in bezit krijgt. Zijn nalatenschap is ingewikkeld en heeft nog enkele hiaten. Zijn dochter Catharina trouwt met Goijaert zoon van Aert Stevens. Na haar overlijden draagt Goijaert in 1518 de landerijen in Grootlaar over aan zijn kinderen die het op hun beurt doorverkopen aan Henrick Adriaen Sterts. Die sterft kort daarna. In 1532 is het Gijsbert Jan Roeters die de hoeve belast met een erfcijns. Gijsbert was getrouwd met een nicht van Maria Jan Jan Deliën, de echtgenote van Henrick Sterts. In 1576 wordt de nalatenschap van Maria dochter wijlen Jan Willem Deliën (of Roelofs), de echtgenote van Gijsbert Roeters, verkocht. Het hele bezit komt dan in handen van Adriaen Gerit vande Wouw. In 1554 zijn het de erfgenamen van Henrick Jan Claessen die was getrouwd met Mechtelt Willem vande Staeck die de nalatenschap van hun ouders van de hand doen. Dat is de strook direct naast de Gijzelse straat en nog wat percelen van de straat af. Waarschijnlijk is dit bezit afkomstig van Mechtelt, dochter van Willem vande Staekc die mogelijk een dochter is van Willem Henrick van de Staeck die in 1522 een cijns aan de hertog betaalt uit de oude hoeve Grootlaar.

De hoeve Grootlaar was voor de andere helft in bezit van Marcelis Henrick Marcelis Bullen. Hij kreeg tenminste twee dochters genaamd Heilwich en Petronella. Zij trouwen allebei: Heil-wich met Matheus Wouter Jan Peijnenborch en Petronella met Gerard van Vucht. Beide echtparen zijn al voor 1527 overleden. Op 7 augustus van dat jaar verdelen Gerit Adriaen Gerit Wijnen, man van Matheeuske dochter van Matheus Peijnenborch en Heilwich, en Aert Peter Aert Roelofs, man van Arnolda, dochter van Gerit van Vucht en Petronella de nalatenschap. Zij komen dan ieder in bezit van de helft van het oude goed van Marcelis Henrick Marcelis Bullen, hun grootvader.

Huidige bewoning


Op het grondgebied van de oude hoeve vinden we onder andere de woningen Biezenmortelsestraat 30, Biezenmortelsestraat 32, Biezenmortelsestraat 34, Biezenmortelsestraat 36, Biezenmortelsestraat 40, Gijzelsestraat 4 en Gijzelsestraat 12.

Bronvermeldingen


Regionaal Archief Tilburg, Schepenbank en eninge van Oisterwijk, 1418-1811, inv.nr. 431 f. 102-105 (1782); inv.nr. 432 f. 37-38v (1783); inv.nr. 442 akte 85 (1809); inv.nr. 487 f. 9-19 (1729); inv.nr. 493 f. 45 – 55 (1771).
Regionaal Archief Tilburg, Notariële archieven van Udenhout, 1803 – 1935, inv.nr. 194 akte 100-104 (1931).
Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Archief van de schepenbank van 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1800 f. 82 (1352); inv.nr. 1177 f. 348v (1387); inv.nr. 1179 f. 11v (1388); inv.nr. 1185 f. 422 (1408); inv.nr. 1191 f. 165-166 (1419); inv.nr. 1193 f. 427v (1423); inv.nr. 1215 f. 132 (1444); 1219 f. 44 (1449); inv.nr. 1225 (1455).
Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Tafel van de Heilige Geest, inv.nr. 711 (1466).
Smulders, F.W., (1952). Twee hoeven op het Groot Laar. De Kleine Meijerij, 6(3), 1-3.
Smulders, F.W., (1957). Twee hoeven op 't Groot Laar en ’t Hooghout. De Kleine Meijerij, 11(4), 13- 14.
- Toelichting cijnsregister.