Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

03. Vrouwen in de gezondheidszorg

Hulp bij bevallingen kwam vroeger vaak van buurvrouwen, maar in 1663 had Gilze ook al een vroedvrouw, Anneke Wijnants. Ze was getrouwd met Geert Janssen van Poppel. En in 1702 was Margriet, huisvrouw van Jan Peter Boogaarts, ook werkzaam als vroedvrouw. Ze kreeg daar 12 gulden per jaar voor van de gemeente. Ze werd aangeduid als ‘de vrouw van’, haar eigen naam is niet bekend. Dat was in die tijd vaker het geval. Haar voorgangster werd ‘de weduwe van Anthonis Peters’ genoemd. Vrouwen hielpen dus al langer bij bevallingen, maar als je jezelf vroedvrouw mocht noemen, was je geschoold. En dat betekende dat je regels voor hygiëne had geleerd en toepaste. Vijftien jaar later verdiende een vroedvrouw al meer, ze kreeg toen 25 gulden “tractement”.

Officieel aangestelde vroedvrouwen waren er tot 1908. Daarna vond het gemeentebestuur dat niet meer nodig. De huisartsen deden voortaan de bevallingen en kraamverzorgsters zorgden daarna voor moeder en kind. Soms werd de kraamverzorgster baker genoemd. In Rijen was van 1914 – 1930 baker Lieneke Willemen voor veel mensen een begrip. Op de fiets in haar bekende outfit, de zwarte jurk met daaroverheen een bonte schort, kwam je haar in het hele dorp tegen. En heel bekend was ook Zuster Sjean Vermeulen. Jarenlang, vanaf 1947, werkte ze als gediplomeerde kraamverzorgster in Rijen.

Zuster Sjean Vermeulen

Ze was in dienst van het Wit-Gele Kruis en kwam in praktisch alle gezinnen. In 1974 kreeg ze hiervoor een Pauselijke onderscheiding. Ze stopte in 1983 en toen had ze geholpen bij 4500 bevallingen.

In 2012 is naar deze twee vrouwen in de ‘vrouwenbuurt’ in Rijen een straat vernoemd.

Wit-Gele Kruis

Vanaf 1919 waren er in Gilze wijkverpleegkundigen werkzaam. In dat jaar was het Wit-Gele Kruis daar opgericht. De zusters Franciscanessen, die de bejaarden in het Gasthuis verzorgden, waren ook werkzaam in de wijkverpleging. De eerste wijkverpleegkundige in Gilze werd Zuster Petra van Lierop. En dat ging niet zomaar. Zij had een ontheffing van de bisschop nodig voordat zij haar werk kon doen. Ze kon namelijk niet het hele werkgebied verzorgen, als hij haar geen toestemming gaf om te mogen fietsen. Want dat mochten religieuzen in die tijd eigenlijk niet. Maar de bisschop vond het goed, als ze lange rokken met daar overheen een jas aantrok en als ze hoge laarzen aandeed. De laatste religieuze wijkverpleegster in Gilze was Johanna van den Maagdenberg, zuster Johanna in de volksmond. Ze was als leek begonnen, maar na haar start in Gilze werd ze Franciscanes. Ze werkte ook in Hulten en Molenschot. En dat maar liefst van 1961 – 1986.

In 1937 kwam bij het Wit-Gele Kruis in Gilze de eerste gediplomeerde kraamverpleegster in dienst: mejuffrouw Van Buren.

Het Wit-Gele Kruisgebouw in Gilze, 1959

Van 1908 tot begin 1980 werden de bevallingen door de huisartsen gedaan. Daarna kwamen er gediplomeerde verloskundigen.

Rijen had vanaf 1924 een Wit-Gele Kruis; de zusters uit Dongen waren verantwoordelijk voor de verleende zorg. Zuster Remiga was de eerste wijkverpleegster, “het zusterke” noemde iedereen haar. Zij werd opgevolgd door zuster Godeliva Peijs. Pas in 1945 kwamen er ook lekenzusters. Het bestuur van het Wit-Gele Kruis bestond heel lang uit notabelen en geestelijken. Maar door inzet van actieve vrouwen van de Katholieke Arbeiders Vrouwen kwam in de jaren vijftig Leen Brouwers als eerste vrouw in Rijen in het bestuur.

In de huidige wijkverpleegkundige teams hebben vrouwen nog steeds de overhand.

Het Wit-Gele Kruisgebouw in Rijen, 1975

De huisarts was heel lang een man; alleen als vervanging voor huisarts van den Bergh had Gilze in 1984 en 1985 kort een vrouwelijke arts, dokter Horn. Pas eind 20e eeuw kwamen de eerste vrouwelijke artsen in Gilze en Rijen. Nu heeft Gilze drie vrouwelijke artsen en Rijen zes.

Armenzorg

Armenzorg bestond al vanaf de Middeleeuwen. Het werd eerst geregeld vanuit de parochie (want door een schenking aan armen was men verzekerd van een plaats in de hemel!), later ook door het lokale bestuur, de burgerlijke armenzorg. Maar in de twintigste eeuw kwamen er ook particuliere organisaties die zorg hadden voor de armen. In 1931 werd in Rijen, en in 1933 in Gilze een afdeling van de Sint Elisabethvereniging opgericht, een vereniging die alleen toegankelijk was voor vrouwen.

St. Elisabethvereniging Gilze, 1935

De voornaamste taak van deze vereniging was de zorg voor arme zieken en voor kraamvrouwen. Maar de leden van de vereniging deden dat vooral om zelf tot geestelijke verheffing te komen. Het was een katholieke organisatie die tot de vijftiger jaren alleen voor katholieke vrouwen zorgde. Daarna kwamen ook niet-katholieke vrouwen in aanmerking voor hulp. De leden van de vereniging waren vaak vrouwen van notabelen. Wijkverpleegster Sjean Vermeulen heeft lang gezinnen aangewezen die hulp nodig hadden van de vereniging. Als kraamverzorgster had ze toen de zorg voor het hele gezin. Eind zeventiger jaren ging de Elisabethvereniging op in de al langer bestaande Vincentiusvereniging. Later kwam deze vereniging onder de Stichting Sociaal Charitatief Centrum.

Deze Stichting was in 1957 in Gilze en Rijen opgericht. Initiatiefnemers waren onder andere het kerkelijk en het burgerlijk armenbestuur, maar ook de Sint Elisabethvereniging. Het was de voorloper van het huidige IMW (Instituut Maatschappelijk Werk). De eerste maatschappelijk werkster was Mevrouw G. van de Broek.

Zonnebloem

In november 1971 werd de Zonnebloem, afdeling Gilze-Hulten opgericht. Initiatiefnemers waren Margriet Barnasconi en José Blommers-van Eijs, die na de oprichting voorzitter en secretaris werden. Ze wisten vooraf de nodige gelden binnen te halen met een concert door de Rijkspolitiekapel op de vliegbasis. Dat leverde 1400 gulden op en de vliegbasis vulde dat bedrag met nog eens 500 gulden aan. In 1972 kwam er in Rijen een afdeling van de Zonnebloem, waar ook Molenschotse inwoners zich als gast konden aanmelden. De Zonnebloem organiseert activiteiten voor mensen voor wie door ziekte, handicap een sociaal isolement dreigt.

Tekst: Nel de Wit